20/03: ‘In het bos’ van Bernd Vanderbilt
Michiel Leen is redacteur en journalist. Hij schrijft over literaire, culturele en historische onderwerpen voor onder andere de lage landen, VERZIN, Deus ex Machina en Doorbraak.
Michiel Leen tipt deze week ‘In het bos’ van Bernd Vanderbilt.
"Een van de mooiste gedichtencycli uit onze Vlaamse letteren is (wat mij betreft) 'De arme en de rijke dagen' van Richard Minne, waarin je prachtige, melancholische verzen vindt als
Ik floot een zacht lawijt
op een gespleten blaere
en de avondlijke weemoed van het slotcouplet:
En 't slot? Ik hield daaruit als onvervreemdbaar deel
den troost van 't eigen lied, wanneer ik stil gezeten,
des avonds, op den hogen berm een wijsje speel,
niet voor 't heelal en de eeuwigheid, maar slechts voor
't heden.
Dat maakt een blijden dag te meer. En dat is veel.
Het is een pleidooi voor schoonheid in bescheidenheid, een ode aan het onverwachte geluk in de kleine dingen.
Ik heb erg moeten denken aan dit gedicht bij het lezen van ‘In het bos’ van Bernd Vanderbilt. Ook in Vanderbilts gedicht wordt gefloten. Omdat de ‘ik’ niet zingen kan. Hij fluit dan maar, "zo zacht hij kan," terwijl hij met zijn hond wandelt, zwerft, verdwaalt in het bos. Langzaam verdwijnt de buitenwereld, de stad, naar de achtergrond.
Blijven achter: man en hond. Even is er bijna niets, stilte, rust, contemplatie. De ‘ik’ mag loslaten, hoeft geen antwoorden te geven. Zijn trouwe viervoeter waakt, brengt hem wel weer thuis. Maar nu even niet. Met Minne in het achterhoofd treffen mij ook enkele ‘oudere’ zinswendingen, die nog bijdragen aan de weemoedige glans van dit gedicht. “Daar lag verloren tijd te rusten op het mos”, ‘daar’ gebruiken waar een moderner, haastiger Nederlands ‘er’ zou voorschrijven.
Of zo’n alleszeggende, kleine zin als: “de vogels vroegen om geen lied.” Schoonheid in bescheidenheid. Awel, ik vind dat schoon."
Foto: ©Monica Monté