20/08: ‘bruinebroodsjaren’ van Katherina Ritzoglou
Elise Vos is slavist, dichter en recensent bij De Reactor. Haar debuutbundel 'Bolster' werd genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs 2025. Regelmatig verschijnt werk van haar hand in literaire tijdschriften zoals Het Liegend Konijn, Dietsche Warande & Belfort, Poëziekrant, De Gids en Hollands Maandblad. Ze verdiept zich graag in de duistere krochten van folklore en geschiedenis en koppelt deze aan hedendaagse maatschappelijke uitdagingen. In oktober 2025 verschijnt 'Van alles de laatste', een poëzie- en fotoproject in boekvorm waarvoor Elise de gedichten schreef en fotograaf Eddy Verloes de foto’s maakte.
Elise Vos tipt deze week ‘bruinebroodsjaren’ van Katherina Ritzoglou.
"De dichter vangt aan met een prachtige, suggestieve titel die herinnert aan en tegelijk botst met de gekende wittebroodsweken. We worden een beetje in het ongewisse gelaten. Hoe mogen we deze titel interpreteren? De wittebroodsweken beslaan de periode van de eerste weken na de huwelijksvoltrekking. De relatie heeft dan nog zijn oorspronkelijke glans. Het vroeger als prestigieus luxeproduct beschouwde witbrood heeft plaatsgemaakt voor zijn bruine variant. De weken zijn jaren geworden.
Lezen we verder, dan zien we dat Katherina kiest voor klassieke poëtische elementen: ‘regen’, ‘maan’, ‘nacht’, ‘hart’, en ze laat deze botsen met eerder onverwachte motieven zoals ‘lichtjaren’, ‘cel’, ‘vroegrijpe zijderups’, ‘segmenten’, ‘wit scherm’. Dit zorgt ervoor dat klassiek niet oubollig aanvoelt, maar hedendaags. Ze onderstreept deze trend door haar regels af te breken op een moment dat we het niet onmiddellijk verwachten en gebruikt dit om pauzes te suggereren. Dit voegt wat ingehouden dramatiek toe aan het gedicht. Bovendien bekt de gebruikte taal goed dankzij het herhaaldelijke slepen van de lange ‘ee’ in de eerste 8 regels, het binnenrijm van de ‘vroegrijpe zijderups’ en de ‘oorspronkelijke donkere kamer’.
Wanneer ik een gedicht schrijf of lees, ga ik op zoek naar beelden en een verhaal. Een gedicht hoeft immers niet louter te beschrijven, er mag ook iets in gebeuren. Ik houd ervan als die beelden cultureel ingebed zijn en een geschiedenis suggereren. Dit vind ik hier in het krachtige slot met de engel met het vlammende zwaard, een gekend religieus motief dat nieuwe vragen oproept. Moeten we de rest van het gedicht ook vanuit een bijbelse invalshoek interpreteren: de onophoudelijke regen (zondvloed), de maan, het oorspronkelijke donker (cfr. de schepping)? De religieuze ondertoon is geen toeval in Katherina’s werk, getuige het gedicht ‘ Minette’ , waarin ook sprake is van een god en een engelenkoor. Misschien is dit wel een cyclus in wording? De vlindermetafoor van de zijderups wordt consequent doorgetrokken door af te sluiten met de suggestie dat een vlinder vastgespeld wordt op een wit vel.
Kortom: deze dichter bouwt met beelden een verhaal op waar je net niet de vinger op kan leggen. Er worden vragen opgeroepen die je uitnodigen het gedicht te herlezen om de suggestieve puzzelstukken in elkaar te doen passen. Het gedicht kan voor elke lezer iets anders betekenen, een kenmerk van goede poëzie."
Foto Kris Lauwereys

