Prins Vogelvrij

Gebruikersnaam Prins Vogelvrij

Teksten

Routinedans

Om de hoek draait ze en richt haar ijzeren gelaat op mij om dan met tjirpend geluid zich net op tijd voor mijn voeten te stoppen. Ik stap op en analyseer de plastieke doos voor me, negeer haar maar ze blijft mij aan staren. Uiteindelijk haal ik een munt boven, en ze spuugt een ticket naar me toe. Ik zet me op de al te kleine éénpersoonsstoelen omdat ik niet graag in contact treedt met de ander.   De plof waarmee ik in de zetel neerval brengt een hele stofwolk naar boven. Het stof probeert een vorm aan te nemen maar nog voor ze dat kan doen, vindt ze een weg naar mijn neus. Daar nestelt zij zich kort tot mijn lichaam reageert op deze ongewenste gast. Een zware brul en bries vullen de wagon en iedereen draait zich om. Sommige mompelen gezondheid in mijn richting maar dat negeer ik, zo zit mijn natuur in elkaar.   Een ambtenaar die schuintegenover me plaats had genomen, bleef me echter gedegouteerd aanstaren. Zijn blik doordrong me en deze keer kon ik het gelaat niet vermijden. Ik keek hem verward aan in de hoop het op die manier snel op te lossen maar deze man was klaarblijkelijk op zoek naar een confrontatie. Ik wende mijn ogen af richting het uitzicht buiten en toch bleef zijn blik in mijn rug branden.   Toen de tram aan de volgende halte stopte, boodt het mij de kans om dit contact te breken. Ik stapte af en zou dan gewoon de eerstvolgende tram nemen. Maar de ambetenaar stapte mee af. Mijn handen begonnen te trillen en ik voelde een ongekende woede in mijn diepste binnenste kolken. De man zette zich op het bankje net achter waar ik stond en ging verder met zijn gapen.   Woest om me heen schoppend tegen allerlei kasseien probeer ik mijn ongemak duidelijk te maken. Tot ik helemaal uitbarst. "Waarom achtervolg je mij" schreeuw ik hem toe. "Hiervoor kan ik je laten vervolgen weet je dat?" Mijn handen trillen nu terwijl iedereen op het peron me bekijkt alsof ik gek ben. De man zelf blijft mij ook aan staren en antwoord niet. Ik verkoop hem twee rake klappen zodat zijn neus nu stevig begint te bloeden.   En nog blijft zijn blik onveranderd op mij gefixeerd. Op beide knieën val ik naast hem neer: "Wat wil u van mij? Wat heb ik u te geven?" Dan voor het eerst, en tot mijn grote opluchting, opent hij zijn mond en spreekt: "U heeft niemand iets te geven. U leeft al heel u leven in armoede"

Prins Vogelvrij
0 0

Tussen poort en fontein

Sinds jaar en dag ben ik een verdwaald persoon, nergens helemaal thuis. Maar nu was ik echt verdwaald, in de buitenwijken van een stad waar ik nog maar net naartoe verhuisd ben. Met een leeg mobiel, geen steek voor me uit ziend en de vrieskou die eind november kent, onderweg naar mijn appartement. Mijn verkleumde handen rustend op het stuur van mijn fiets vraag ik de eerste de beste persoon om de richting. "Moet je nog zo ver? antwoord ze. 'Dan volg je best deze baan tot aan het water, daarna kan je de rivier volgen. Als ik je door al die zijstraatjes moet sturen, ga je de kortste keer toch verdwaald geraken.’ Ze staart me wat langer aan alsof ze blij is om op dit godvergeten uur nog iemand te kunnen helpen. Ik dank haar, schud haar hand en vertrek snel, want mijn appartement blijkt toch noch een eindje fietsen. De nieuwe stad had tot dan toe weinig indruk op me gemaakt. Ik woonde in een havengebied, dat volgebouwd was met industrie en veel te moderne gebouwen. Rookpluimen doemde op boven de metalen kranen die de horizon bewaakte. De buitenwijken waar ik nu door heen reed verbergde echter de geheimen van deze stad. Tussen herenhuizen door fietsend doemt een stadspoort zich in de verte voor mij op. "Wat doet die hier in een buitenwijk" bedenk ik mezelf. Hier kon evengoed het centrum van de stad rond gebouwd worden. Voor je de stadspoort echter kon bereiken moest je nog over een rondpunt vol kasseien. Waar de herenhuizen zich in alle richtingen rondom een voor deze stad groteske fontein hebben gebouwd. De fontein is een afbeelding van drie mannen in kostuumjas die haastig onderweg zijn. De ambitie van beide werken is me duidelijk, maar ze kwijnt weg in vergelijking met haar voorgangers in Parijs en Rome. Toch raakt haar ambitie me, ik spendeer een uur tussen fontein en stadspoort in, op zoek naar mijn verloren ambitie.  

Prins Vogelvrij
0 0

Dansplaag in Straatsburg

1   Mijn benen sleurde me deze ochtend opnieuw het bed uit, en terwijl mijn handen zich met de vorm van mijn haar vermaakte, bogen mijn knieën op en neer op de deun van een oude plaat. Mijn ledematen waren het nu reeds zo gewoon deze praktijken te verrichten dat ze maar weinig hulp nodig hadden van de bovenste kamer. Diezelfde kamer kon dan de eerste uren van de dag in volle roes beleven.   Diezelfde plaat leerde ik twaalf jaar terug kennen op het huwelijksfeest van mijn oudste broer. Met mijn knikkende knieën op de dansvloer had ik me hopeloos belachelijk gemaakt, toen ik probeerde met één van de bruidmeisjes te dansen. Zij had blonde krullen, groene ogen en een veel te grote neus maar dansen kon ze wel. Diezelfde kniëen waren sindsdien gebrand op wraak, en dus leerde ik mezelf enkele ritmes aan.   Mijn achterneef verloofde zich zo'n twee weken terug met een jonge griet uit een nabijgelegen dorp. De ideale kans om mijn gekrenkte eer terug te winnen. Oh hoe mijn knieën van die mooie zomeravond dromen waarop ze de jaloezie van duizenden vrijgezellen mannen zouden vormen. Hun perfecte ritmische bewegingen zullen duizenden vrouwen in de ban slaan, en dwepend zullen ze zijn tenen kussen tot ook de bruid zelf haar verraad moet bekennen aan haar net gehuwde man. Deze knieën vertonen zich als uit oud Griekse mythologie, als geschonken door de Goden zouden deze knieën misschien wel die van Achilles zelf kunnen zijn.   Mijn roes slaat pardoes over wanneer de plaat even hapert en ik me realiseer dat ik aan het werk moet. Het ritme loslatend, wandelen mijn benen me naar buiten om aan een nieuwe werkdag te beginnen.      2   Mijn benen sleurde me deze ochtend opnieuw het bed uit, en terwijl mijn handen zich met de vorm van mijn haar vermaakte, bogen mijn knieën op en neer op de deun van een oude plaat. Mijn ledematen waren het nu reeds zo gewoon deze praktijken te verrichten dat ze maar weinig hulp nodig hadden van de bovenste kamer. Diezelfde kamer kon dan de eerste uren van de dag in volle roes beleven.   Nee, nee deze ochtend niet, de ochtend van het feest. Mijn benen smeten mij het bed uit. Mijn handen bleven van mijn perfect geknipte haren, die ik de dag voor het feest in orde had laten brengen. Mijn kniëen beefde van de opwinding, en de bovenste kamer haar roes was nu al lang verlvogen. Dit soort toestanden kwam maar eens om de zoveel tijd voor zodat elk spiertje haar op mijn armen rechtstond om te het hele gebeuren te aanschouwen.   Zulk een dagen, duren altijd weer een eeuwigheid. Toen ik een kind was kende ik dit gevoel ook waar je vol verlangen naar iets uitkijkt. Is het een uitstap met school of de nacht voor je verjaardag, de tijd speelt dan met je mee en vertraagt om zo de spanning tot haar volle recht te laten komen. Eens dat moment dan dichterbij komt, lijkt het te overweldigend, een eeuwige vermoeidheid overvalt je en de onrust eist haar tol. Tot de klok slaat en het moment aanbreekt, en die spanning zichzelf veruitwendigt als herboren energie.   En dan op dat langverwachte moment terwijl ik mijn benen op de dansvloer strekte, bewogen de haren zich naar mij toe. Haar mond vormde zich in een lach vol spot, en toch bleef ik dansen. Mijn dansen veranderde wel, het werd eleganter en zo nodigde ik haar uit om zich bij mij te voegen. Haar heupen begrepen deze muziek veel beter als de mijne en plots voelde ik me voor schut gezet. “Leg je hand maar op ze” en zo volgde ik haar. Al de spanning van die dag was niets vergeleken, met de opwinding die in mij opwelde bij de eerste aanraking.     3   Mijn benen sleurde me deze ochtend opnieuw het bed uit, en terwijl mijn handen zich met de vorm van mijn haar vermaakte, bogen mijn knieën op en neer op de deun van een oude plaat. Mijn ledematen waren het nu reeds zo gewoon deze praktijken te verrichten dat ze maar weinig hulp nodig hadden van de bovenste kamer. Diezelfde kamer kon dan de eerste uren van de dag in volle roes beleven.   Elk bed draagt een geschiedenis met zich mee dacht ik in die roes: dromen die men niet meer tot zijn bewustzijn kan brengen, tranen die in alle verborgenheid vloeien maar ook het broeden van planen, het voeren van diepe gesprekken, vertellen van een domme mop en voor sommige veel belangrijker het verwekken van een kind. Een bed zou u veel meer kunnen vertellen dan eender welk stuk meubilair.   Wat vertelt dat bed dan, waar mijn benen mij net hebben uit gesleurd? Twee kussens die op elkaar liggen, dus geen partner. Saaie grijze overtrek wat twee zaken kan betekenen: Of ik koos deze lakens zelf, dus ik heb een zeer saaie persoonlijkheid, of mijn moeder koopt nog steeds mijn overtrek, dus ik heb een zeer saaie persoonlijkheid. De geur die mijn bed bezit, is zeer aangenaam, dus ik ben wel een proper persoon. Maar dit alles vertelt mij weinig over de gebeurtenissen binnen dit bed. Misschien komt hier wel een harem vrouwen elke vrijdagavond feest vieren in mijn bed.   Hij schudde met zijn hoofd om het analyseren van zijn eigen persoonlijkheid te vergeten. Zijn gedachten veranderede hun richting terug op de geschiedenis van het bed. Men zou allen hun eigen bed uit hout moeten doen verrijzen, en zo ging de roes terug verder. Als een wit blad dat klaar staat om beschreven te worden. Of nog beter zou men elke dag in een nieuw bed moeten slapen, of iemand anders bed beschrijven en haar geschiedenis delen. Door dolgedraaide gesprekken over boeken of zachte strelingen door lange haren. Men zou elkaars haren moeten borstelen in bedden, tot in een intimiteit waar ook het bed zich ongemakkelijk bij voelt.   Één nacht na het huwelijk van mijn neef bracht ik een meisje met mij mee naar dit bed. Die gebeurtenis herinnert zij zich nog goed, want meestal zijn, ik en mijn bed, wij getweeën maar gewoon met twee. Maar nu werd twee, drie en dat voelde best wel aangenaam. De zachte handen van het bed duwde ons naar elkaar toe. Waar het meisje zojuist nog zo onverstoorbaar danste, toonde ze nu haar broosheid in alle intimiteit van mijn veel te grijze bed.   Nog voor de nacht voorbij was, had zij die intimiteit echter al verraden. Op het donkerste moment van de nacht, wanneer ik in mijn diepste slaap verwikkeld was, sloop zij weg om nooit meer terug te keren.     4   Mijn benen sleurde me deze ochtend opnieuw het bed uit, en terwijl mijn handen zich met de vorm van mijn haar vermaakte, bogen mijn knieën op en neer op de deun van een oude plaat. Mijn ledematen waren het nu reeds zo gewoon deze praktijken te verrichten dat ze maar weinig hulp nodig hadden van de bovenste kamer. Diezelfde kamer kon dan de eerste uren van de dag in volle roes beleven.   Tot ook zij haar taak kon uitvoeren, en aan haar tot in het oneindig voorbereide salespitch kon beginnen. “The truth is …”: maar er komt geen vervolg aan die zin. Moest ik die zin afmaken, dan zou ik mezelf en alles rondom me onderbraken. Die zin en het bijhorende verhaal heb ik al oneindig vaak uitgekraamd. In grijze kantoren, met harde stoelen en mannen in maatpakken die op dat soort stoelen plaats nemen. Ik ben namelijk vertegenwoordiger voor een bedrijfssoftwarepakket. Of was, ik heb namelijk een ongelofelijke hekel aan de job die ik nu al zo'n 20 jaar beoefen.   De hele zaal wacht in spanning af op het vervolg van de zin maar mijn gedachten waren al lang vervlogen. Diezelfde woorden zouden zolang ik leef niet meer uit mijn mond vloeien. Terwijl mijn handen de das rond mijn nek losmaken, duwt mijn achterwerk de stoel waarop ik plaats had naar achter. Ik recht mijn rug, ga staan op de stoel en dan met twee voeten op de tafel. Daarna wandel ik over de tafel de vergaderzaal en dan het kantoor uit. Elke beweging die me er nu zou van weerhouden rechtstreeks te doen wat ik wou, was er te veel aan. Elk graantje politieke correctheid, sociaal besef en respectabel gedrag was vandaag te veel geweest.   Als een tornado raas ik door de straten, hier en daar duw ik iemand omver, een oud vrouwtje of een spelend kind. Een rood licht, toeterende auto’s en schreeuwende mensen zijn beelden die op mijn netvlies branden, nergens stopte ik nog voor. Mijn benen hadden hun eigen wil en ik kon hen dit genot niet langer ontkennen. Al twintig jaar moesten ze luisteren en stilzitten, tegen hun eigen natuur in. Een verlangen naar rennen, springen en pijn doen had zich al die jaren lang in deze benen genesteld.   Mijn in revolte geraakte benen besmette nu ook mijn andere ledematen met de zoete smaak van vrijheid. Mijn armen begonnen stevig te gesticuleren naar de mensen die in de weg van mijn losgeslagen benen kwamen. Maar al snel veranderde die gebaren in gracieuze bewegingen die op het zelfde ritme als mijn dartelende heupen ontstonden. Voor ik het wist, ging ik dansend door de straten en mensenmassa heen, een lichaam dat eindelijk op een ander ritme kon doen en zijn.   Toen begrepen ook mijn ogen de strijd die mijn lichaam al die jaren had moeten voeren. Rondom zich heen kijkend en dan plots naar boven naar een zwerm vogels. Daar rust zij even haar ogen op en droomt van hogere sferen. Op datzelfde moment worden mijn dansende armen en benen de hoogte in geworpen in de richting van die zwerm om dan terug van hen weggetrokken te worden en met een afschuwelijke smak terug op de grond te komen. De zwerm vogels vliegt weg, een hevige pijn schiet in mijn benen, mijn armen stoppen met dansen en voor mijn ogen wordt het zwart. Enkel mijn oren horen nog een jammerende stem en het dichtslaan van een autodeur.

Prins Vogelvrij
0 0

Systeeminstinct

“The truth is …”: maar er komt geen vervolg aan die zin. Moest ik die zin afmaken, dan zou ik mezelf en alles rondom me onderbraken. Die zin en het bijhorende verhaal heb ik al oneindig vaak uitgekraamd. In grijze kantoren, met harde stoelen en mannen in maatpakken die op dat soort stoelen plaats nemen. Ik ben namelijk vertegenwoordiger voor een bedrijfssoftwarepakket. Of was, ik heb namelijk een ongelofelijke hekel aan de job die ik nu al zo'n 20 jaar beoefen.   De hele zaal wacht in spanning af op het vervolg van de zin maar mijn gedachten waren al lang vervlogen. Diezelfde woorden zouden zolang ik leef niet meer uit mijn mond vloeien. Terwijl mijn handen de das rond mijn nek losmaken, duwt mijn achterwerk de stoel waarop ik plaats had naar achter. Ik recht mijn rug, ga staan op de stoel en dan met twee voeten op de tafel. Daarna wandel ik over de tafel de vergaderzaal en dan het kantoor uit. Elke beweging die me er nu zou van weerhouden rechtstreeks te doen wat ik wou, was er te veel aan. Elk graantje politieke correctheid, sociaal besef en respectabel gedrag was vandaag te veel geweest.   Als een tornado raas ik door de straten, hier en daar duw ik iemand omver, een oud vrouwtje of een spelend kind. Een rood licht, toeterende auto’s en schreeuwende mensen zijn beelden die op mijn netvlies branden, nergens stopte ik nog voor. Mijn benen hadden hun eigen wil en ik kon hen dit genot niet langer ontkennen. Al twintig jaar moesten ze luisteren en stilzitten, tegen hun eigen natuur in. Een verlangen naar rennen, springen en pijn doen had zich al die jaren lang in deze benen genesteld.   Mijn in revolte geraakte benen besmette nu ook mijn andere ledematen met de zoete smaak van vrijheid. Mijn armen begonnen stevig te gesticuleren naar de mensen die in de weg van mijn losgeslagen benen kwamen. Maar al snel veranderde die gebaren in gracieuze bewegingen die op het zelfde ritme als mijn dartelende heupen ontstonden. Voor ik het wist, ging ik dansend door de straten en mensenmassa heen, een lichaam dat eindelijk op een ander ritme kon doen en zijn.   Toen begrepen ook mijn ogen de strijd die mijn lichaam al die jaren had moeten voeren. Rondom zich heen kijkend en dan plots naar boven naar een zwerm vogels. Op dat moment worden mijn armen en benen de hoogte in geworpen in de richting van die zwerm om dan terug van hen weggetrokken te worden en met een afschuwelijke smak terug op de grond te komen. De zwerm vogels vliegt weg, een hevige pijn schiet in mijn benen, mijn armen stoppen met dansen en voor mijn ogen wordt het zwart. Enkel mijn oren horen nog een jammerende stem en het dichtslaan van een autodeur.  

Prins Vogelvrij
14 0

Over jagen

Haar huid voelde zacht als zijde en terwijl ze daar lag, welde er diep in mijn binnenste medelijden op. Ik was een bloeddorstige jager en zij niets meer dan mijn prooi. Om het gevoel van medelijden te onderdrukken, dacht ik altijd aan roofdieren, die genadeloos met hun slachtoffer spelen alvorens hen te doden. De medogenloosheid die dieren konden vertonen, bracht mij altijd weer in het hier en nu. Niet dat ik een moordenaar was, maar een roofdier zeker wel. In deze stad waren er wel meerdere zoals ik maar niemand zo fijn geslepen, niemand zo uitgerekend.   Terwijl mijn huid de hare raakt, schrikt ze op:   “Wat heb jij het koud.” en ze glimlacht naar me, een glimlach die de meeste mannen in vuur en vlam zou zetten. Blonde krullen, een satijnen huid en donkergroene ogen. Mannen stonden in rijen aan te schuiven om haar het hof te maken. Ze wou graag actrice worden maar zoals haar waren er duizenden.   “Het is mijn bloed” antwoord ik kil.    “Je bloed?” er verschijnt een kronkel op haar daarvoorheen gladde voorhoofd. Het was niet het antwoord waar ze op had gehoopt.   Ik tover een lach op mijn gezicht die haar meteen terug gerust stelt. Ze lacht, kijkt me aan en het spel gaat weer verder.   “Koud bloed? Wat voor roofdier bent u dan?”   “Het meest gevaarlijke dat hier op aarde rondloopt.”   “Oh ja?”   Ik laat het gesprek achter me en wandel richting het balkon om een sigaret te roken. In de straat spelen wat jongeren voetbal met een platgedrukt blikje frisdrank. Luid en met hun arme zwaaiend telkens de lichte van een auto opdoemt. Om daarna, wanneer de auto voorbij rijdt, het spel weer te hervatten. Ik nam en laatste teug van de sigaret en keerde terug naar haar bed. Ze sliep reeds en toen ik haar daar zag liggen, borrelde het medelijden weer in me op. Hier kon ik de rest van de nacht niet spenderen, dacht ik bij mezelf. Een teveel aan gevoelens schrikt me af. Na al mijn spullen te verzamelen, slenterde ik de trap af richting de voordeur. Buiten was het nu veel rustiger, de spelende kinderen waren allemaal naar binnen, enkel het blikje lag nog op straat. Met een heuse aanloop en enorme trap probeer ik het blikje weg te stampen. Mijn voet blijft echter steken achter een grote kassei en ik val op een auto die aan de zijkant van de straat geparkeerd stond. “Gevaarlijkste roofdier” dacht ik en een glimlach verscheen op mijn gezicht.

Prins Vogelvrij
1 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen