ge ziet een man op straat met een bos bloemen
& ge denkt
aan die keer met die dooie mus
& dat ie blij was
– dat ie u dat toch nog kon geven als cadeau –
maar gij niet. aan wraak.
aan die keer met dat gevilde konijn
& dat het hem speet
– dat ie vergeten was dat ge elkaar al 3333 dagen kende –
maar u niet. en aan het bloed nog aan uw handen.
aan die keer met dat doodgeboren kind
& dat ie schreeuwde
– het leven & de longen uit zijn lijf –
maar gij niet. aan dat koekoeksjong dat binnen in u brandde.
ge ziet een man op straat met een bos bloemen
& ge denkt
er liever niet meer aan