Lezen

over inbrekers

‘Wat was dat’? Elk herkenbaar geluid wordt onherkenbaar en onheilspellend als de avond valt. Mijn jongste dochter ligt in bed en we (daarmee bedoel ik mezelf) zijn klaar om goeienacht te zeggen. Dan hoort ze iets ritselen, bonken of knappen. Ze meent dat het een inbreker is. Ik begrijp haar angst, ik was vroeger ook bang voor inbrekers. Mijn moeder slaagde er altijd in me gerust te stellen met laconieke redeneringen: ‘Boeven zoeken geld of dure spullen. Wij hebben geen van beide in huis. Ze hebben dus geen reden om in te breken’. ‘En onze televisie dan?’, vervolgde ik. Waarop mijn moeder een beeld schetste van een boef met een beeldbuistelevisie op zijn rug. ‘En de computer dan?’ We hebben het hier niet over een hedendaagse, ultradunne, lichtgewicht laptop. Nee, het gaat om een gigantische computer uit de jaren ’90: een lompe desktopcomputer met klavier en muis. Opnieuw schetste mijn moeder een beeld van een boef met die computer op zijn rug, klavier in de ene hand en muis in de andere. Ik had nog vragen over een aantal andere huishoudtoestellen, zoals de wasmachine, droogkast en de ingebouwde vaatwasser. Mijn moeder bleef haar mantra over de – ondertussen overbelaste – rug van de inbreker herhalen. Daarna kon het licht uit en vroeg ik mijn moeder om mijn kamerdeur op een grote kier te laten. Mijn dochter laat zich ook niet met één argument geruststellen. Ze verschilt van mijn eigen jongere versie, want zij verzint volledige scenario’s. Probleem en oplossing in één. Zo houdt ze er rekening mee dat de boef in ons huis rondloopt, maar geen nood, dan verandert ze zichzelf in een elf of laat ze de boef bevriezen. Of verstenen. Of ze tovert zichzelf weg. Na het bespreken van tien afweermechanismen zijn we (daarmee bedoel ik mezelf) klaar om goeienacht te zeggen. Het valt me op met hoeveel vuur ze spreekt over het verslaan van de boef. Ze schept er groot genoegen in de inbreker in haar fantasie ten val te brengen. Het doet me denken aan het gevoel wanneer de slechte in de film eindelijk moet incasseren. Ik vind het knap dat ze haar angsten kan bedwingen met haar fantasie. Een irreële angst bestrijden met een irreële oplossing, er valt iets voor te zeggen. Ik ruilde doorheen de tijd mijn angst voor boeven in voor een aantal andere angsten. Sommige daarvan hebben bestaansrecht, omdat ze gekoppeld zijn aan de realiteit. Anderen zijn onnodig, angst voor problemen die nooit kunnen voorkomen. Dan raak ik verstrikt in mijn eigen fictie. Doe mij maar de methode van mijn dochter: een irreële angst bestrijden met je fantasie in plaats van je door fantasie in te laten met allerlei angsten.   Dochter: In mijn boek van Harry Potter gaat het over de Dementor. Die kan je datgene laten voelen waar je het meest bang voor bent. Moeder: Dat klinkt wel eng! Als ik klein was, bestonden er nog geen Harry Potter boeken. Ik las de boeken van Pietje Puk. Dat was een postbode en die zong altijd een liedje ‘Eén twee drie vier, Pietje Puk die heeft plezier. Vijf zes zeven acht, ’t is Pietje Puk die altijd lacht’. Dochter: En dat is niet eng, ofzo? Wat een freak, zeg.

Lore Dewulf
5 2

In gesprek met Philippe Besson.

Omdat Thomas nooit de kans gekregen had om te spreken, geeft de auteur hier de stem aan de man die uiteindelijk veel inspraak zal hebben in het verloop van zijn eigen leven. In een vertaling van Martine Woudt die elke gevoeligheid en elke nuance van het geschreven woord weet neer te leggen in een verhaal waar ogen, stemmen, handen en twee lichamen elkaar ook zonder woorden begrijpen, weet je als lezer waarom woorden soms zoveel tijd later hun plaats vinden. En dat is een geruststelling.  Ik had een warme babbel met de schrijver. ‘Lieg met mij’ inspireert, verlangt, vervoert en ontroert. Het boek siddert nog in elke vezel na. Het is authentiek en het is herkenbaar. Het doet glimlachen en het doet beven. Het is vooral een verhaal dat je moet lezen en koesteren. En rustig lezen.  U bent iemand die fictie schrijft en verhalen verzint. Met ‘Lieg met mij’ doet u helemaal het omgekeerde. U legt uw ziel bloot, u bent op iedere bladzijde, in iedere zin en elk geschreven woord bent u puur en oprecht dat het haast pijn doet. Waren er in uw vorige boeken al aanwijzingen voor dit verhaal? "Ik heb me lange tijd gedefinieerd als romanschrijver, iemand die verhalen en personages verzint, iemand die fictie schrijft. Ik ben schrijver geworden om andere levens dan het mijne te kunnen leven, om een ander iemand te worden. En toch, ook al schrijf je louter fictie, je kan niet vermijden dat je her en der je eigen intieme waarheden uitstrooit en af en toe brokken van je eigen leven in fictie verwerkt. Je kan niet schrijven door helemaal los te staan van wat of wie je bent, je kan niet los van je eigen leven schrijven, los van gevoelens die door je heen gaan. Dus ja, in sommige van mijn vorige romans vind je sporen van Thomas Andrieu, de jongen die ik ontmoet heb toen ik 17 was. Ik heb heel veel geschreven over verloren liefdes, over wat gemis met je doet omdat ik altijd aan hem dacht. Ik heb besloten om over hem te schrijven zonder de filter van fictie omdat ik een onverwachte ontmoeting had (Lucas in het boek). Die ontmoeting heeft me naar mijn verleden teruggebracht en deze ontmoeting heeft me gedwongen dit verleden in ogen te zien." © De Bezige BijVerliesHoe is de noodzaak gekomen om erover te schrijven, buiten de ontmoeting met Lucas? "Ik wou dat de lezer weet dat Thomas bestaan heeft. Ik wou dat zijn leven niet een verloren leven was. Ik wou dat deze grote afwezige aanwezig was; boeken hebben de kunst die aanwezigheid te creëren. Ik wou dat de lezer zijn pijnen die niet gehoord werden en verborgen gebleven, kende. Ik wou dat men weet dat stilte leidt tot de dood." Was u niet bang om dit verhaal te schrijven? U ging naar de donkere hoeken van uw geheugen, alles opnieuw moeten beleven; het is niet zomaar een verhaal schrijven, want dit verhaal is als het bloed in uw lichaam. Het is geuren herbeleven, aanrakingen, blikken, gevoelens, tekenen, twijfels… Het kan ook aangenaam geweest zijn dit allemaal mogen te herbeleven, de tijd van het schrijven, als een zoete herinnering. Hoe is het schrijven gegaan? Zijn er andere deuren opengegaan waarvan u dacht dat ze gesloten waren? "Ik heb me met heel mijn lijf op het verhaal gesmeten, zonder na te denken. Ik werd geleid door wat ik van binnenin voelde. Niet door de rede. De rede kan de vijand van je gevoelens zijn. Ik heb me moeten laten gaan, ik heb me moeten laten meeslepen. Ik moest mezelf erin verliezen. Terwijl ik schreef, heb ik tegelijkertijd vreugde en pijn gekend. Vreugde want ik herinnerde me ons geluk, ik herinnerde me enkele gelukkige jaren. Ik voelde ook pijn ook, want ik begreep dat deze jaren voorgoed verloren waren." IntiemHoe voelde u zich eenmaal het manuscript klaar was? "Ik was verrast dat ik gedurfd had tot op het einde te gaan. En ik voelde me ook trots omdat ik de dingen heb gezegd zoals ze gezegd moesten worden, zonder vernis en vooral zonder schroom. Ik voelde me trots omdat ik eer betoond had aan deze verdwenen man en die van mij de man en de schrijver heeft gemaakt die ik vandaag ben. Maar ik was ook bang. Ik heb me afgevraagd hoe dit boek ontvangen zou worden. Ik was niet bang dat men mij zou verwijten schaamteloos te zijn geweest (ik denk zelfs dat ik dat niet ben geweest). Ik vroeg me af hoe de mensen in dit zeer intiem verhaal zouden treden. Toen het boek is gepubliceerd, heb ik beseft dat wanneer je tot het meest intieme gaat, je de kans hebt om tot iets groots te gaan." Ik ben ervan overtuigd dat gevoelens boven de dwaasheid kunnen staan. Veel mensen hebben het u allicht al gezegd, wanneer u de woorden van Thomas schrijft “omdat jij weg zult gaan en wij zullen blijven” is zeer in de stijl van Marguerite Duras. U was toen heel verliefd, misschien was er iets dat u ontweek? Ik heb toen met mijn vriend over uw boek gesproken en over hoe verliefd u wel niet was. Mijn vriend is zeer down to earth. Wanneer een liefdesverhaal gedaan is, is het ook gedaan en is de bladzijde omgedraaid. U daarentegen lijkt een romanticus te zijn. "Wanneer Thomas me zegt: “Omdat jij weg zult gaan en wij zullen blijven”, stop ik mezelf niet weg. Ik begreep toen gewoonweg niet wat hij bedoelde. Je moet begrijpen dat ik me toen veilig voelde in de cocon van mijn jeugd, en ik jaagde niet bepaald wilde dromen achterna. Bovendien was ik bang van grootsteden. Ik ben altijd voorzichtig geweest met voorgevoelens: ze stroken zelden met de werkelijkheid. Maar wat zeker was, ik wou het einde van mijn verhaal met Thomas niet onder ogen zien. Ik wou die muur niet zien. Ik was verliefd, ik wou dat onze liefde verder ging, ik wist onbewust wat zich tegen ons keerde: wat de anderen gingen zeggen, het gewicht van tradities, de weerstand en de walging die mensen als wij opriepen bij andere mensen. Ik ben ervan overtuigd dat gevoelens boven de dwaasheid kunnen staan; maakt dat van mij een grote romanticus, dat zou ik niet weten." Heeft het schrijven van dit verhaal de manier waarop u nadien uw boeken schreef, veranderd? "Ja. Ik heb me ontdaan van veel dingen, ik heb me kunnen ontlasten, ik ga nu meer naar wat essentieel is. Ik zeg tegen mezelf dat ik geen tijd meer te verliezen heb."  © Eric Fougere-CorbisVerrassendU geeft verrassende wendingen aan sommige woorden, zoals bijvoorbeeld aan ‘liefde’. U schrijft dat er zoveel nuances zijn, u was geroerd, gecharmeerd, verward, verleid, bezeten, verblind, van slag. Terwijl u in één woord verliefd was. Het getuigt van een mooie liefdesverklaring. Op dat moment vraagt u zich af (of vraagt u het misschien rechtstreeks aan de lezer): “Ik heb me afgevraagd of dat verzonnen kon zijn. Je weet dat ik de hele tijd van alles verzon en dat zo geloofwaardig maakte dat iedereen me uiteindelijk geloofde (soms kon ik zelf niet eens meer zeggen wat waar was en wat niet). Later maakte ik daar mijn beroep van en werd ik romanschrijver. Had ik deze geschiedenis van a tot z uit mijn duim kunnen zuigen? Kon ik een erotische obsessie in liefde veranderen? Ja, dat is mogelijk”. Is er iets in het verhaal dat u verzonnen heeft? "Om dit boek te schrijven, heb ik beroep op mijn geheugen gedaan. Misschien was het een gefragmenteerd geheugen of een herschikt geheugen of misschien zelf een uitgevonden geheugen? Trouwens, u heeft waarschijnlijk gemerkt dat twee mensen die verliefd zijn bijna nooit hun gemeenschappelijk avontuur met dezelfde inhoud vertellen. Zou jouw vriend hetzelfde vertellen als jij? Mijn Thomas had kunnen zeggen: neen, zo is het niet gebeurd, of het is niet helemaal zo gebeurd. Maar ik wil je wel verzekeren: in dit boek is alles echt (of toch bijna)." Is het een puur autobiografisch schrijven, een roman, een verhaal of is het autofictie? Niet veel schrijvers hanteren de autofictionele stijl in hun schrijven. Men schrijft sneller over iets wat men meegemaakt heeft als een getuigenis van een gebeurtenis. "Ik kan dit boek niet echt in een hokje plaatsen. Ik weet wel wat het boek niet is: het is geen roman omdat de waarheid er een belangrijke plaats inneemt. Het is geen getuigenis omdat ik zorgvuldig met taal en woorden ben omgegaan in de manier waarop ik het geschreven heb. Het is geen roman want ik heb het verhaal niet verzonnen. Het is misschien gewoon een liefdesbrief. Mijn antwoord voor Thomas."  AfscheidU beschrijft het moment waarop u een foto van Thomas neemt. Wist u dat dit de laatste momenten waren?"Toen ik een foto van Thomas nam, wist ik niet dat het de enige foto zou zijn. Op dat moment dacht ik dat ons verhaal verder ging. Ik heb dat tot op de allerlaatste seconde geloofd. De foto op de Nederlandstalige uitgave vind ik prachtig. Ik hou van de melancholie en de sensualiteit die ervan uitgaat." Naar het einde toe, ben ik beginnen huilen. Dat overkomt me bijna nooit wanneer ik een roman lees, maar bij u spatten de tranen uit mijn ogen. Wanneer u afscheid neemt van Lucas en hem de hand schudt, schrijft u: “En als onze handen elkaar loslaten, strijken onze vingers langs elkaar”. Het is alsof u de vingers van Thomas voelt. "Wanneer Lucas me zijn hand reikte, wist ik dat ik onze geschiedenis mocht neerschrijven. En hij vroeg het ook. Ik was toen helemaal van slag." Bij het lezen van uw verhaal, ging er veel Franse muziek doorheen mijn hoofd. Ik dacht vooral aan ‘Amoureuse’ van Véronique Sanson. Hebt u bij dit boek een playlist, muziek die u inspireerde tijdens het schrijven? "Ik heb geluisterd naar ‘Puisque tu pars’ van Jean-Jacques Goldman. Ik hou van dat nummer en ook omdat het liedje verschrikkelijke en ook prachtige resonanties heeft met het verhaal dat ik aan het schrijven was." Hij heeft me geleerd hoe breekbaar het leven kan zijn, want hij is weggegaan. Lucas overhandigt u een brief van Thomas. Hoe heeft u zich gevoeld daarna? Hoe heeft deze brief, en uiteindelijk heel dit verhaal, uw leven beïnvloed, uw relaties, uw kijk op de wereld, uw schrijven, uw literair parcours? "Ik was toen 17 jaar en het essentiële uit mijn leven met Thomas is toen gebeurd. Ik ben vandaag de man geworden die ik vandaag ben. Hij heeft me de liefde geleerd en dat gaat gepaard met onbevangenheid, opwinding, geheimzinnigheid. Hij heeft me geleerd hoe breekbaar het leven kan zijn, want hij is weggegaan. Men komt nooit te boven iemand te hebben verlaten wanneer je nog niet gestopt hebt van elkaar te houden. Mijn boeken gaan alleen maar daar over. Over de pijn van afwezigheid." Heeft u aan Thomas “Ik hou van jou” gezegd? "Wanneer je 17 bent, zeg je niet “Ik hou van jou”. Wanneer je 17 bent, ben je niet serieus." U schrijft ook: “De aids die ons van onze zorgeloosheid zal beroven”. Ik ben in dezelfde jaren als u in Parijs activist geweest bij Aides en ik heb geflirt met Act Up. Hoe ziet u vandaag het activisme van jongeren in de strijd tegen aids, of misschien ook in andere strijden? "Aids heeft heel veel van mijn vrienden weggenomen. Heel veel. Ze zijn van mij ontrukt in hun mooiste jaren. Ze waren 20 jaar, ze hebben nooit de kans gekregen om oud te worden. Wanneer ik vandaag met hen wil spreken, ga ik naar hun graf. Ik leef met mijn doden. Dat is aids. Ik heb een grote bewondering voor activisten van toen die zich in de strijd tegen aids gooiden, net als jij ben ik activist geweest, ik vond het de meest nobele zaak om tegelijkertijd te vechten voor het leven en tegen zoveel obscurantisme. De strijd is niet meer omdat men zeer onterecht denkt dat aids het leven niet meer wegneemt." Het boek wordt verfilmd. Weet u daar al iets over? "De opnames beginnen in het voorjaar van 2021. Ik heb zelf niet deelgenomen aan het schrijven van het scenario. Olivier Peyon, de regisseur, beslist zelf wat hij wil laten zien. Ik ben ervan overtuigd dat de film geslaagd zal zijn maar hij zal nooit mijn eigen beelden, mijn eigen herinneringen kunnen vervangen. De blik van Thomas, de eerste dag, dat moment van erkenning, ik ben de enige die dat kent."

Erwin Abbeloos
21 0

over lichaamshaar

Als ik u vraag waar u het meest walging voor voelt: vrouwelijk okselhaar of maden in vlees, wat zou u dan antwoorden? Deze vergelijking heb ik niet zelf uitgevonden. Als ik één levensdoel heb, dan is het wel zo weinig mogelijk denken aan maden in vlees. In 2004 onderzochten Tiggemann en Lewis de relatie tussen lichaamshaar en de gevoeligheid voor walging. Ze kwamen tot de conclusie dat zowel mannen als vrouwen met walging op vrouwelijk lichaamshaar reageren. Wat bedoel je met walging, hoor ik u denken. Wel, dezelfde graad van walging als bij het zien van maden in vlees. Daar komen die maden dus vandaan. Waar komt die walging voor vrouwelijk lichaamshaar vandaan? Er bestaan uiteenlopende verklaringen, maar volgens mij is het simpel. We kunnen het spaarzaamheidsbeginsel inroepen: het wegnemen van alle onnodige ingewikkeldheden om bij de eenvoudigste verklaring uit te komen. De eenvoudigste verklaring is deze: de heersende norm over lichaamshaar is onderdeel van de vercommercialisering van ons lijf. We mogen er niet uitzien zoals we zijn, we moeten ons aanpassen. En hoe kunnen we dat best doen? Door producten te kopen natuurlijk! Producten om al dat lichaamshaar te scheren, waxen en epileren, zodat we haarloos door het leven kunnen. Want, zo weet iedereen, je kan pas naar het zwembad als je bikinilijn on point is. Het kan aan mij liggen, maar ‘badmuts’ krijgt opeens een heel andere betekenis. Ik vind de vercommercialisering van ons lijf absoluut geen fijne evolutie. Meer zelfs, ik vind het absurd. Maar zelfs al volg je het devies van Baz Luhrmann ‘don’t read beauty magazines, they will only make you feel ugly’, wat ik al jaren doe, dan nog ben je niet vrij van het zien van vercommercialiseerde lijven. De gladgeschoren lijven lachen je toe op social media, in tv-series en in films. Die maken ons onzeker over onszelf. Laatst stond ik onder de douche, terwijl ik mijn onderbenen schoor. Mijn dochters, die hun tanden aan het poetsen waren, vroegen waarom ik dat eigenlijk deed. Ik stond even met mijn mond vol ongepoetste tanden. Ja, waarom eigenlijk? Omdat ik het mooier vind? Omdat ik wil voldoen aan de heersende norm? Omdat ik niet wil dat mensen mij aanstaren omdat ik haar op mijn benen heb? Ik denk dat ik in alle eerlijkheid driewerf ja moet antwoorden. Ik zou het fijn vinden mochten mijn dochters hier voor zichzelf op een nuchtere manier mee kunnen omgaan. Dat ze een eigen keuze zullen maken en dat ze zich niet zullen laten gek maken door die vercommercialisering. Ik weet nu al dat ik bij hun eerste scheermesje heimwee zal hebben naar een simpele wereld, eentje waarin niet zoveel verwacht en bewerkt wordt. Tegelijkertijd vind ik het stom dat het zo naïef en pathetisch klinkt. Oh, trouwens, ik zocht het even op: het spaarzaamheidsbeginsel wordt ook wel eens het scheermes van Ockman genoemd. Dat kan geen toeval zijn.   Dochter: Vind je dat je zelf mooie vlechten kan maken in je haar? Moeder: Bwa. Gewone vlechten wel, ingevlochten vlechten vind ik wat moeilijker. Dochter: Schaam je je soms voor je vlechten? Moeder: Nee, dat niet. Waarom vraag je dat? Dochter: Om te weten of je schaamhaar hebt.

Lore Dewulf
22 2

Privileges

Het heeft me meer tijd gekost dan anders om dit te schrijven. Omdat ik niks verkeerd wil zeggen. Omdat ik geen domme dingen wil schrijven uit onwetendheid vanuit m'n eigen achtergrond. Maar ik moet het wel eens gezegd hebben. Want ik hoor nog veel te vaak 'ik ben geen racist, maar'. En gewoon zwijgen en er het mijne van denken begint meer en meer aan te voelen als medeplichtigheid. Ik kom uit een blank vierkoppig gezin waarbij m'n vader een fabrieksarbeider was, m'n moeder een onderbetaalde kuisvrouw. Rijk waren we dus niet, maar arm evenmin. We gingen niet op reis naar de Côte d'Azur of de Costa del Sol, maar aan de kust van Domburg smaakte het water even zout en waren de frieten even slecht gebakken. Ondanks het prijskaartje hebben mijn broer en ik de kans gekregen om universitaire studies te doen. Een van ons twee heeft z'n opleiding van 9 jaar met succes afgerond. De ondankbare, overjaarse puber van de twee verspilde een kostelijk jaar in Leuven, gaf z'n tweede poging op hogeschool op na 2 jaar, om – derde keer, goeie keer – toch nog een bachelor binnen te harken. We laten even in het midden wie wie is. Wat ik wil zeggen is dat ik nooit overvloedige rijkdom ervaren heb, maar alle kansen gekregen heb in m'n leven die ik kon wensen. En zo goed als iedereen in mijn directe omgeving kan hetzelfde zeggen. Misschien is het daarom voor velen zo moeilijk om zich voor te stellen dat niet iedereen die luxe heeft gehad. Dat sommigen hier nog voor ze hun eerste stapje zetten al een stempel op het hoofd hebben voor de rest van hun leven, of ze nu al derde generatie Belg zijn of niet. Dat sommigen hier keihard werken om een toekomst op te bouwen en nog als profiteurs worden afgeschilderd. Dat iemand met een andere kleur, accent of cultuur wel goed genoeg is om één dag na je bestelling dure, overbodige spullen aan je voordeur te komen afgeven, maar niet goed genoeg om in je straat te wonen. Blijkbaar zorgt dat veilige leventje van velen van ons ervoor dat maar weinigen zich kunnen voorstellen hoe het moet zijn om níét elke dag van je tijd op deze aardbol gerust te zijn dat je basisbehoeften zonder problemen vervuld worden. Kom dus alsjeblief niet af met dat 'all lives matter'-argument dat jou doet overkomen als een eindeloos vat van empathie voor alles wat leeft. Zoiets zeggen is hetzelfde als geen enkel goed doel steunen omdat je vindt dat álle goede doelen steun verdienen. En ondertussen níks bijdragen aan verandering. Doen alle levens ertoe? Natuurlijk. Maar daar gaat het hier niet over. Als je echt zo meelevend zou zijn als je beweert, besef je dat het er hier om draait dat bepaalde levens er doorheen de geschiedenis altijd minder toe hebben gedaan dan andere. Bewust, door toedoen van andere, gepriviligeerde groepen. En dat dat dringend moet veranderen. Dus stop met je bedreigd te voelen. Met bang te zijn dat iemand jouw comfortabel leventje komt inperken. Dat iemand beslag komt leggen op je bedrijfswagen, je job of je huis. En stop met een enorm belangrijk moment af te nemen van mensen die al eeuwen systematisch worden gediscrimineerd, nu ze eindelijk eens gehoord lijken te worden. En de volgende keer dat je van plan bent om te zeggen 'ik ben geen racist, maar', vervang dat dan alsjeblief eens door 'ik besef dat ik het als witte middenklasser al mijn hele leven als vanzelfsprekend beschouw dat ik niet moet wakkerliggen van eten of een dak boven m'n hoofd, dat ik niet bang ben als ik politie zie passeren, dat een appartement niet plots verhuurd is nadat ik mijn naam heb gezegd aan de telefoon, dat ik het hartverscheurend zou vinden moest mijn kind of kleindkind zonder reden slechter behandeld worden dan de rest, maar ...' Wie weet voel je geen behoefte meer om je zin af te maken en bespaart dat ons weer een ongemakkelijke situatie waarin het kiezen is tussen een lange discussie vermijden of de ballen hebben om je te wijzen op het feit dat je met je vooroordelen wél een racist bent. Bij deze ga ik er eindelijk mee beginnen om voor dat laatste te opteren.

Hans Verhaegen
33 0

Het Huis

Het Huis kraakt. Zoveel decennia staat hij hier reeds. Hij heeft al heel wat figuren geherbergd. Hij heeft mooie, ontroerende taferelen gezien en beleefd. Maar hij heeft ook moeite moeten doen om niet ineen te storten als een kaartenhuisje. Dat is hij niet. Hij is groot, sterk en warm. Dat wordt ten slotte van hem verlangd. Door al diegene die in hebben kunnen schuilen. Want dat is hij wel. Een schuilplaats voor iedereen.   Voor de kleinelingen, die met tegenzin opstaan en zonder moed aan hun dag beginnen. Ze gaan met slepende voeten naar school, wetende dat ze vandaag opnieuw op hun donder gaan krijgen. Misschien van de juf of meester, of van die streng uitziende directrice. Of misschien worden ze achterna gezeten door de bullebak van de klas. Om al hun centjes op te eisen. Niet omdat hij geen geld heeft, maar omdat hij zich geen houding weet te geven. En dit maar af reageert op de eenzaten, tevens de stilsten van de groep. Dit zijn de kleinelingen die het eeuwige antwoord: “Goed” mompelen op de vraag: “Hoe was het vandaag?” Dat dit keer op keer een ergerlijke zucht teweeg brengt bij de vrager in kwestie. Tot de vraag niet meer gesteld wordt.  Voor hen wil Het Huis een schuilplaats zijn. Hij wil de opluchting voelen als ze de te zware voordeur open duwen en even stil staan omdat ze weer daar zijn, in hun veilige huis. Hij zou ze willen toefluisteren dat hij er altijd voor hen is, dat ze alle warmte mogen gebruiken die Het Huis hen biedt. Dat ze over de planken vloeren mogen rennen, verstoppertje spelen tegen de bepleisterde muren, lichtgevende sterren mogen plakken op de plafonden. Want hij is hun huis. Voor de tussenlingen, die niet klein meer zijn, maar nog niet groot genoeg om te weten wat ze willen. Ze lopen zichzelf voorbij, hun gevoelens gaan alle kanten op en ze krijgen de woorden niet over hun lippen. Ze bonken met hun hoofd tegen de muren of laten de deuren half in hun hengsels hangen. Ze willen uitbreken en nooit meer naar huis terugkeren, maar ze willen ook voor altijd in Het Huis blijven. Want het is de enige plaats die ze echt kennen, en vooral de enige plaats waar ze steeds welkom waren en altijd zullen zijn. Voor hen wil Het Huis een schuilplaats zijn. Soms zou hij de tussenlingen streng willen toespreken als ze het weer eens te bont maken en de regels aan hun laars lappen. Of hij zou ze een standje geven als ze nu toch te brutaal waren. Maar hij zou hen ook direct geruststellen door hen te zeggen dat deze buien van voorbijgaande aard zijn. Dat er een tijd komt dat ze weten wat ze willen en dat daar mogelijkheden voor zijn. Dat deze verschillende stemmingen éénstemmig zullen worden en dat de donkere buien opklaren. Dat alles tijd nodig heeft. Voor de gewonelingen. Die ongewild in een routineus leven beland zijn. Die pendelen naar kantoor, tijdens hun lunchpauze de komende avond in hun hoofd overlopen en bedenken hoe ze eenvoudig, snel en gezond eten op tafel krijgen voor iedereen. Voor de gewonelingen die snakken naar afleiding, avontuur, een sprong of een beetje liefde. Want er zijn verschillende gewonelingen. Zij die het wel in hun eentje redden en in andermans ogen ontzettend goed bezig zijn, zij die een andere gewoneling in huis hebben en eigenlijk van de liefde kunnen leven. Maar ook zij die in het huisje, tuintje, boompje, beestje plaatje zitten en daar niet zo blij mee zijn. Het zijn ook zij die niet durven springen en die dan maar een gewoneling blijven, omdat het zo hoort. Voor hen wil Het Huis een schuilplaats zijn. Hij wil hen omarmen en raad geven over hoe het allemaal anders zou kunnen gaan. Hij zou zeggen dat ze hun hoofd moeten leeg maken en bedenken wat hen echt gelukkig maakt. Hij zou hen met alle plezier buiten jagen, als dat het enige is wat nodig zou zijn. Maar hij ziet dat er zoveel andere redenen zijn dat ze niet kunnen springen. En zo kijkt Het Huis soms lijdzaam toe. Naar tranen, slechte woorden, harde gebaren. Hij hoort zijn deuren slaan en de ramen trillen. Dat soort huis wil Het Huis niet zijn. Hij herbergt soms het liefst de ouderlingen. Zij die al sinds mensenheugenis in het hetzelfde huis wonen. Die dagelijks liefdevol de verschenen gordijnen openen, die nooit afwijken van hun routines. Zij die een uitgesproken mening hebben over de dingen. En waarom niet? Zij hebben het meest gezien en beleefd. In hun huis is liefde geboren, er zijn grote en kleine ongelukken gebeurd, een ouderling heeft er zijn laatste adem uitgeblazen. Vaak is er moeheid te bespeuren, gelatenheid. Maar altijd is daar die innige warmte die de ouderlingen zo typeert. Voor hen wil Het Huis een schuilplaats zijn. Hij wil hun gedachten en herinneringen tot rust brengen. Hij zou hen willen strelen met zijn zachte adem. Liefdevol kijkt hij toe hoe ze zo op malkander vertrouwen. Hij glimlacht als hij ziet hoe ze blindelings hun weg kennen in dit vertrouwde huis. Maar ook Het Huis krimpt ineen als één van de twee Het Huis langzaam verlaat. Hij voelt het verdriet van de ander schreeuwen, maar hij doet niets. Droefnis gaat zijn eigen weg. Het Huis kan het enkel aanschouwen en de overgeblevene blijven omarmen.

Manjula
0 0

over kappers

We hadden een familietraditie: haren knippen in het buitenland. Dit is verleden tijd en ik zal u vertellen hoe dat komt. Een aantal jaren geleden waren in Sri Lanka. Mijn ene dochter had op dat moment een froufrou die haar het zicht belemmerde, een gelegitimeerde reden om een kappersbezoek in te plannen. Mijn andere dochter wilde ook naar de kapper, omdat ze – naar eigen zeggen - langer haar wilde. Haar woorden. Dat vind ik een gelegitimeerde drogreden van een zesjarige voor een kappersbezoek. Het plan was er, solide in zijn eenvoud. Nu nog de uitvoering. Minder solide, minder eenvoudig. Op een namiddag passeerden we een aantal winkeltjes. Eén zaak was fel verlicht. Door de grote vensters zagen we een verscheidenheid aan verzorgingsproducten staan. Bij mij was dat voldoende reden om ervan uit te gaan dat dit een kapperszaak was. We gingen binnen en ik legde in mijn beste Singalees uit dat we een kapper zochten. De twee aanwezige kapsters keken me niet-begrijpend aan. Uit hun reactie maakte ik op dat ik mijn Singalees best nog wat kan bijschaven en niet dat we aan het verkeerde adres waren. Dan maar mijn gebarentaal voor op reis bovenhalen: ik maakte een schaarbeweging met mijn middel- en wijsvinger en nam wat haar van één van mijn dochters tussen mijn vingers ter illustratie. Het fronsen van de kapsters ging over in lachen. Eén van hen vond – na enig zoeken – zelfs een schaar. Ik had toen en daar moeten beseffen dat er iets niet klopte. Maar goed, de schaar was er, het haar was er, nu was het een kwestie van combineren. De dame met de schaar wees naar een stoel. Mijn oudste dochter vond dat ze lang genoeg gewacht had en ging vrolijk op de stoel zitten. Voor ik met mijn dochter kon bespreken hoe we dit best konden aanpakken, begon de dame te knippen. Vergeet wassen, vergeet kammen, vergeet het verdelen van het haar, gewoon knippen. Ik keek naar mijn dochters en we kregen de slappe lach. We kwamen niet meer bij. De kapbeurten duurden minder lang dan onze uitleg vooraf. Een impressie van hun kapsel? Denk Uma Thurman in Pulp Fiction. Of beter: denk Uma Thurman in Pulp Fiction als ze wakker wordt na haar needle in the heart. Denk dat ze op dat moment een schaar in haar hand heeft en in het wilde weg begint te knippen. Ziet u al iets? Ja, precies dat beeld. Bij het buitengaan zagen we op één wand posters van zorgvuldig gemanicuurde handen. Ik keek achterom en zag overal potjes nagellak (stonden die daar een half uur geleden ook al?). We waren in een nagelstudio. Hadden ze zonet de haren van mijn dochters geknipt met een nagelschaartje? Bij de volgende kapbeurt was ik de kapper van dienst. Dat ging niet gepaard met een spectaculair verhaal. Op een dag zei ik: ‘ík ga vandaag jullie haar knippen’. Ik had voor de gelegenheid een professionele kappersschaar aangeschaft. Professioneel materiaal is al de helft van het werk, nietwaar? Misschien werd ik wat overmoedig. Het moet gezegd: het resultaat zag er beter uit in mijn hoofd, dan op hun hoofd. De derde keer waagden we ons aan een echte kapper. In een kapsalon, met wassen vooraf en glitters achteraf. Mijn ontslag als kapper kwam niet als een klap. Het bleek geen vernauwing van mijn ouderlijke rollen, enkel een verschuiving. Ik ben nog steeds hun traiteur, chauffeur, huiswerkbegeleider, agendabeheerder, touroperator, styliste (mijn contract loopt ten einde), … Ik speel niet op elk moment elke rol met verve, maar hey, ik ben dan ook geen kapper.   Dochter: Jij past bij die outfit. Moeder: Welke outfit? Dochter: Gewoon, je bent oud en fit.

Lore Dewulf
0 0
Tip

over het vrouwenlichaam

Vrouwen zitten genetisch anders in elkaar dan mannen: vrouwen hebben twee x-chromosomen, mannen hebben één x en één y-chromosoom. Niemand is ooit geboren zonder minstens één x-chromosoom. Zonder het x-chromosoom is menselijk leven niet mogelijk. Daarmee kunnen we de oeroude discussie weer aanwakkeren: wie is het sterke geslacht? In het boek ‘het sterke geslacht’ van Sharon Moalem winnen de vrouwen, want al in de ondertitel van dit boek staat ‘een uitleg voor de genetische superioriteit van vrouwen’.   In de leeftijdscategorie van mijn dochters worden er vaak wedstrijdjes georganiseerd: jongens tegen meisjes. Deze wedstrijden gaan gepaard met hevige emoties bij beide partijen. De verliezende groep doorloopt bij sommige wedstrijden de volledige cyclus van rouw. Vaak gehoorde argumenten zijn ‘het is niet eerlijk, de anderen speelden vals’, ‘wij doen niet meer mee’ (dit argument kan ook al halverwege de wedstrijd in de strijd gegooid worden), ‘wacht maar tot de volgend keer, wie zal er dan winnen, huh?! (waarmee de battle of the sexes bij een volgende samenkomst opnieuw op de agenda komt). Volwassen-zijn staat niet gelijk aan een milder competitiegevoel. Bij de volwassen spelvariant ‘mannen tegen vrouwen’ transformeren sommige individuen terug naar hun tienjarige zelf (tegen hun sexegenoten ‘Haha, we zullen eens zien wie dit spel zal winnen!’ en tegen de tegenpartij: ‘Zijn jullie klaar om te verliezen?’). Het dingen naar de titel van ‘het sterke geslacht’ gaat voorbij aan andere discussies, namelijk de biologische, genetische en medische.   Vrouwen kunnen elk van de twee x-chromosomen gebruiken in elk van hun biljoen cellen. Vroeger dachten onderzoekers dat één van de twee x-chromosomen inactief was. Pas recent werd ontdekt dat de hypothese van de x-inactivatie niet klopt. Ongeveer een kwart van de inactieve x-chromosoom is nog altijd actief en toegankelijk voor vrouwelijke cellen, wat ervoor zorgt dat iedere cel extra genetische kracht heeft.   Tot zover het goede nieuws. We weten dus dat een vrouwelijk lichaam genetisch heel erg verschilt van een mannelijk lichaam. Maar we weten ook dat wetenschappelijk onderzoek zich bijna uitsluitend richt op mannenlichamen. Dat heeft verschillende redenen. Eeuwen geleden werden meer mannen dan vrouwen tot de dood veroordeeld, wat resulteerde in meer mannelijke lijken om open te snijden en  te onderzoeken. Doorheen de jaren werden dode criminelen vervangen door muizen. Maar ook hier werd gekozen voor mannelijke muizen. De verklaring is absurd: mannelijke muizen zijn goedkoper en gemakkelijker in gebruik. Wetenschappers kiezen de weg van de minste weerstand: vrouwelijke muizen kunnen veel sterkere immuunsystemen hebben en dat kan de resultaten van een experiment compliceren. Mannelijke muizen zorgen voor meer éénduidige en makkelijkere resultaten.   Het ontbreken van vrouwelijke proefdieren en vrouwelijke weefsels en cellen in preklinisch farmaceutisch onderzoek zorgt voor een gebrek aan kennis, waardoor artsen moeten schatten (en in het slechtste geval gokken) wat de beste dosis of behandeling is voor hun vrouwelijke patiënten. In 2020 (hetzelfde jaar waarin Elon Musk onderzoekt of we een tripje naar Mars kunnen maken) zijn de voorgeschreven dosissen van medicijnen te hoog voor vrouwen, omdat ze getest zijn op het lichaam van een man.   Ik zit niet te wachten op de zoveelste battle of the sexes. En voor wie toch competitie wil: om ter eerst meer onderzoek naar de werking van het vrouwenlichaam.     Moeder: heb je mijn briefje gevonden in je brooddoos? Dochter: ja, maar waarom zet je altijd twee x’en op het einde van elk briefje? Moeder: omdat ik een vrouw ben.

Lore Dewulf
132 8

Leopoldheisa

Zijn we nu nog altijd over de standbeelden van Leopold II bezig? Ik dacht dat dit niemendalletje na een week wel uit de nieuwsberichten zou verdwijnen om plaats te maken voor echt nieuws over standbeelden. Zoals Dries Van Langenhove, die gespot werd in het Citadelpark, waar hij achter het standbeeld van de vechtende tijgers door twee kolossale zwarte piemels, respectievelijk in z'n anus en z'n mond getijgerd werd. Ontspoorde scoutsleiders hebben ook recht op hun pikante fantasietjes, denk ik dan, ware het niet dat de veiligheidsraad deze week duidelijk gezegd heeft dat seks in de parken pas terug mag vanaf juli en alleen wanneer je de 1,5-meter-afstandsregel respecteert. (Vlaanderens favoriete fils-à-papa beriep zich zoals altijd op het fake news-argument en bleef volhouden dat die gedroogde plek in z’n mondhoek skyr was.) Soit, gezien mijn miljoenen lezers me blijven bombarderen met vragen over wat ik van die Leopoldgekte vind, zal ik hier mijn mening delen. Ik was op de hoogte van de verschillende verwezenlijkingen en “successen” van het Leopold-gezelschap, maar ik wist eerlijk gezegd niets van standbeelden en ik kan heel goed begrijpen dat dat mensen tegen de borst stoot. Ook voor mij is dat erover. Geen enkele stad gaat architecturale prijzen winnen door zo'n opgeblazen kikker als Patje Krimson in het brons op de Grote Markt te verankeren. En wat heeft Erik Goossens buiten z'n verdiensten als frontman, z'n rol in Familie en het presenteren van Kan Dit?! gedaan dat hij de eeuwige roem waardig is? Om maar te zwijgen van de drummer, waarbij zelfs niemand ooit de moeite heeft genomen om die knul z’n naam te vragen. En dan is er de hele geschiedenis met de uitbuiting, de slavernij, de handhakkwestie, de verkrachtingen ... We gaan er niet onnozel over doen. Ja, de heren hebben ons uitgebuit door ons kutsingle na kutsingle te doen kopen voor 200 frank in de platenzaak. Ja, het gruwelijke synthesizerwerk van Patrick Claesen rechtvaardigde ons om de man z’n handen af te hakken en het wringt nog altijd dat we dat niet hebben gedaan voor het kwaad was geschied. Ja, het nummer Volle Maan, hun cover van de hit Maid of Orleans, was een van de ergste verkrachtingen ooit, die we als volk keer op keer moesten ondergaan telkens wanneer het op de radio gedraaid werd. En ja, er moesten lijfstraffen staan op nummers maken met titels als Vergeet-mij-nietje. Niemand zal ontkennen dat er bloed heeft gevloeid, en dat uit menige oren. Maar om hen nu echt enkele miljoenen doden in de schoenen te schuiven… Zeg nu zelf, gaat dat niet een beetje te ver? Wat mij nog het hardst stoort is het erbarmelijke niveau van de Belgische nieuwssites. Tegenwoordig schrijft één krant een artikel en de rest kopieert. Wat is er gebeurd met kwaliteitsjournalistiek? Onderzoek doen en feiten checken? Alle media blijven maar berichten over Leopold II, terwijl ik er altijd zeker van geweest ben dat de groepsnaam Leopold 3 was. En dan schrikken ze ervan dat Dries Van Langenhove zo makkelijk wegkomt met z'n fake news-excuus. Was de muziek van Leopold een zwarte bladzijde in de geschiedenis van België? Absoluut. Was de reünie in 2010 een slag in het gezicht van iedereen die nog steeds vecht met de herinneringen aan hoe de groep ons in de vorige eeuw geterroriseerd heeft? Daar valt allemaal iets voor te zeggen, ja. Maar heel deze historie ligt ondertussen zo ver achter ons, dat het nutteloos is om hier nog energie aan te verspillen. Het was een andere tijd. Daarom vraag ik jullie om de standbeelden van Erik Goossens, Pat Krimson en de drummer waarvan niemand de naam weet gerust te laten. Het feit dat hun nummers op de streamingdiensten staan, maar we al jaren gezamenlijk doen alsof ze er niet zijn, lijkt me een voldoende zware straf voor dit koninklijke gezelschap en hun historische wandaden.

Hans Verhaegen
10 0

over jarig zijn

‘Maar hoeveel kindjes mag ik uitnodigen?’. Mijn oudste dochter aan het woord, puppyblik on point. Ik dacht dat er een soort officieuze stelregel bestond: één kind per jaar. Dus in haar geval zijn dat – even tellen, nee hoor, grapje, gewoon even bekomen van de optelsom – negen kinderen. Is dat echt de stelregel? Daar moet dringend een maatschappelijk debat over gevoerd worden. De vraag over hoeveel kinderen ze mag uitnodigen, komt een aantal maanden vóór haar effectieve verjaardag. Als kind kan je nooit te vroeg starten met het plannen van je verjaardag. Als hoogbejaarde overigens ook niet. De dag na je 99ste verjaardag kan je best meteen op zoek gaan naar genodigde nummer 100, voor je volgende verjaardag. Als je de gewoonte hebt om veel mensen uit je eigen leeftijdscategorie uit te nodigen, kan je best een kleine reservelijst aanleggen. Je weet maar nooit. Wat ze graag wil doen, wat ze graag wil eten, hoe ze de uitnodigen wil maken. Elk deeltje verjaardag wordt nauwkeurig voorbereid. En uitgevoerd. Dat was vorig jaar. (Een jaar later. Enter Corona.) ‘Maar mag ik dan echt niemand uitnodigen?’ Je eerste verjaardag als tiener binnenshuis vieren met als enige gezelschap je ouders en je zus. Dat zat niet in haar planning. Maar als er één verjaardag als tiener is die je in dat gezelschap wil doorbrengen, dan zal het deze zijn. Ja toch? De verse tiener toont begrip. Er vallen een aantal bonnen in de brievenbus. Een bon om naar Technopolis te gaan, cinematickets, een bon voor het STAM museum. De bonnen van buiten de bubbel en de zelfgemaakte slingers en taart in de bubbel geven haar verjaardag een lockdown waardig feestgehalte. Ook al kreeg ze geen echte Bongo-Bon, ik zie het als mijn moedertaak om haar te waarschuwen voor het Bongo-Bon syndroom. Klinkt bekend? Eerst bekijk je vol enthousiasme de mogelijke opties van de bon, maar voor je het weet, is het je volgende verjaardag en doorzoek je gans het huis op zoek naar die f*cking Bongo-bon. Eens je die gevonden hebt, stel je vast dat de vervaldatum een week later volgt. Om dan als een gek te bellen om alsnog een plaatsje te reserveren bij je eerste, tweede of laatste keuze. Als ook dat op niets uitdraait, heb je dit jaar wel een voordeel: je kan Corona de schuld geven. ‘Overmacht’ is hét codewoord. De gevaren van het syndroom werden besproken. We besloten te anticiperen. De eerste week van het nieuwe normaal gaat mijn oudste dochter op één dag naar de Technopolis, de bioscoop en het STAM museum. Ze kijkt er nu al heel hard naar uit.   Moeder: Wauw. Je bent al tien jaar. Niet te geloven! Dochter: Juist. Ik ben nu geen meis-je meer. Wat is het vergrootwoord van meisje?

Lore Dewulf
1 0

100 dagen, 1 lockdown en 20 lessen later

Flashback naar exact 100 dagen geleden. Sommigen sliepen hun roes uit nog dromend van de lege vaten net voor middernacht, anderen konden enkel piekeren over de lege dagen die zouden komen. Het was zaterdag 14 maart, en het land ging op slot. Het is een cliché zo groot als de fanbase van Marc Van Ranst, maar uit een crisis kan je leren. En sharing is caring: zie hier 20 lessen waar ik het virus bijna dankbaar voor ben. Bíjna. Eén. Ik ben zo verwend. Thuis wonen, vanuit dat huis kunnen blijven verder werken, natuur rond dat huis om in uit te blazen. Als ik dan denk aan anderen die om te blèten zoveel pech hebben, besef ik hoe simpel geluk eigenlijk is. Melig but true. Twee. De evolutie van ons taalgebruik is werkelijk niet bij te houden. De naam van een virus was plotsklaps ook een tijdperk en een soort almachtig wezen.Amai, zo stom, verjaren tijdens de corona!We vieren dat nog hè, als het weer mag van corona!Ja ja, na de corona!(Durft iemand nog een Corona Extra te bestellen, trouwens?) Drie. Op amper een kilometer van mijn huis ligt er een bos. Een bos waar ik sinds 23 jaar nog nooit geweest was. Op de zoveelste coronazondag, tijdens de zoveelste coronawandeling, plots een ingeving: “Dat padje, waar komt dat eigenlijk uit?”. In het paradijs, zo blijkt. Vier. Ik hoef mijn haar eigenlijk niet zo vaak te wassen. Nu ik niet meer elke ochtend puur uit gewoonte in de douche stond, kwam ik tot de vaststelling dat die coupe best wel twee dagen kon overleven. Drie als mijn hoofd er echt zin in heeft. Langer slapen, kleiner shampoobudget: win-win. Vijf. Skypen is verschrikkelijk. Zes. Dingen die zwaar onderschat worden: de hele zorgsector, de impact van eenzaamheid in elke generatie, de armoede in ons land. Hey overheid, doe er iets aan! Zeven. Langetermijndenken is een ding. Al dat 'het-gaat-nooit-meer-hetzelfde-zijn' en 'dit-komt-nooit-meer-goed' is zo vermoeiend. Denk eens verder dan volgende week. En daarbij: hoeft die veel te drukke massasamenleving in exact dezelfde vorm terug te komen? Acht. Mondmaskers zijn ontiegelijk warm op de trein, maar nu kan ik tenminste geeuwen zonder dat de hele wagon kan raden wat ik gegeten heb. Negen. Hoe druk maken wij ons eigen leven en hoe goed voelt het om ’s ochtends op te staan en niks te moeten? Tien. Ik kom zo'n 185 keer per dag aan mijn gezicht. Gemiddeld. Elf. Ik kreeg altijd al de kriebels van het woord ‘bubbels’ als alternatief voor eender welk sprankelend aperitief en vind het nu helemaal een afschuwelijk woord. Twaalf. Asociaal zijn is su-per goed voor de portemonnee. Dertien. Op gezinsweekend gaan in je eigen kot is een aanrader. Een uitgebreid ontbijt fabriceren, een fietstocht uitstippelen, lekker eten afhalen – en in uw eigen bed liggen, waar uiteindelijk niets tegenop kan. Mopjes zijn een pluspunt: "Vergeet uw valies niet te maken hè, morgen zijn we weg!" Veertien. Ik besteedde te veel tijd aan zielloze tv-programma’s en doelloos scrollen op Instagram. Eindelijk prioriteiten gesteld: 100 dagen, 1 lockdown en 10 boeken later. Vijftien. Je verjaardag op verschillende dagen en met verschillende mensen vieren, is niet overdreven. Niet buitenkomen en niemand zien tenzij in de verte op de oprit, is gewoon kei triest. De plannen voor mijn birthday full option in 2021 zijn al in de maak. Zestien. Voor iedereen goed willen doen, is ijdele hoop. Hoewel ik geloof dat de meeste mensen diep vanbinnen deugen, lijkt iedereen zichzelf toch de belangrijkste persoon op aarde te vinden. Bij elke maatregel voelt wel iémand zich in zijn ziel gekrenkt. Haal dat wit laken dan ook maar van uw gevel – als je respect hebt voor de zorgverleners, mekker je niet over een tweede verblijf of het dragen van een mondmasker. Zeventien. Unpopular opinion: ik was geen online shopper en zal er nooit een worden. Achttien. Als ik voor één ding bang ben, is het dat een van mijn lieve moekes iets overkomt. Altijd al, maar nu verpletterde het risico mijn hart een beetje. Mannekes, blijf uw verstand gebruiken voor die schitterende grijze generatie. Negentien. Goed nadenken voor je kinderen op de wereld zet, want mogelijk zit je daar dus ooit wekenlang non-stop mee in je kot. Twintig. Leef alsof het je laatste dag is. Leef alsof morgen de lockdown begint.

Marthe Van Loy
6 0

over emoji stress

Ik groeide op in een tijdperk zonder smartphones. Dylan Moran noemt dit tijdperk in zijn comedy show Dr. Cosmos: the days when phones were still attached to buildings (Nee, dat betekent niet dat ik oud ben. Smartphones zijn verrraderlijk jong). Telkens ik ergens een vaste telefoon met draaischijf zie, begin ik mijn dochters heel enthousiast uit te leggen hoe zo’n telefoon werkt. Laat ik het zo stellen: hun interesse is omgekeerd evenredig met mijn enthousiasme. Met de komst van de mobiele telefoon kwamen ook de emoji’s. In den beginne was dit vrij eenvoudig en overzichtelijk. Je had een lachend gezichtje – de smiley - en een sip kijkend gezicht. Al snel kwamen er uitbreidingen: de knipoog met een komma, het lachen met open mond met een D en de tong uitsteken met een p. Ik moet eerlijk bekennen dat ik toen al een beetje de weg kwijt was. Want zeg nu zelf: wie steekt zijn tong meermaals uit bij een doordeweeks gesprek? Maar het ging hard in de wondere wereld van de emoji. Zo hard dat ik intussen een telefoon heb met honderden emoji’s. Sommige spreken voor zich. Zo is er een zon of een wolk als je het weerbericht wil meedelen aan de hand van symbolen in plaats van woorden. Zo is er ook een kat, voor als je je huisgenoot een herinnering wil sturen om de ‘insert cat emoji’ eten te geven. Ingewikkelder wordt het wanneer iemand je een bericht stuurt met een emoji die enkel ogen heeft en geen mond. Hoe moet ik dat lezen? Dat je geen affectie voelt met je neus-, keel- en oorspecialist bij wie je net op een consultatie ging? Dat je oogarts je wel kan krijgen? Of de tandartsassistente?En ook belangrijk: wat stuur ik terug? Meestal gebruik ik volgende methode: recycleer de emoji’s uit het gekregen bericht. Een vaak toegepaste communicatietechniek is immers het spiegelen: imiteer het gedrag van je gesprekspartner. Een tweede, minder complexe methode, is elk bericht eindigen met een hartje in een kleur naar keuze. Handig bij familie aangelegenheden, minder handig in een professionele context. Een derde, niet aan te raden methode, is elk zelfstandig naamwoord illustreren met een emoji. Dat kost niet alleen heel veel tijd (geloof me), mensen vinden dat na de derde keer niet meer grappig. U ziet het. Ik heb nog heel wat te leren. Gelukkig is daar de volgende generatie. Al voor ze konden spreken (dat bedoel ik spreekwoordelijk, want zeg nu zelf: vrijwillig je telefoon aan een peuter geven is geen goed idee) stuurden mijn dochters ellenlange, woordeloze berichten naar alle mogelijke familieleden. Die berichten kenden veel variatie: van een kerstboom, over een surfer, tot een groen gezicht. Het emoji verhaal was niet altijd even samenhangend, maar het aantal plotwendingen was substantieel. Plus: ze kregen altijd een antwoord. Van iedereen. Dat antwoord bestond uit emoji’s, afgewisseld met wat tekst. Met het ontcijferen van de emoji’s hadden mijn dochters geen enkel probleem, die waren leesbaar. Ik werd enkel als hulplijn ingeschakeld als er woorden uit het bericht moesten voorgelezen worden. Er komt een tijd in de toekomst (sommige gezinsleden beweren de nabije toekomst, anderen gezinsleden beweren de wat verdere toekomst) dat beide dochters een eigen telefoon zullen hebben. Een gezinsafspraak over het gebruik van emoji’s dringt zich op. Ach, wat maakt het uit. Wellicht zijn emoji’s in de wat verdere toekomst vreselijk passé. Denkt u niet?   Moeder: Ik kreeg net een bericht van je meter. Ze vraagt wat je graag wil voor je verjaardag. Dochter: Een telefoon. Moeder: Ok, ik stuur haar een bericht. Ik zet er een smiley bij.

Lore Dewulf
0 0

Hatsjoem

Nu die andere genadeloze ziekte, hooikoorts, terug in het land is en ik mezelf dagelijks een whiplash in m'n elleboogholtes nies, durf ik al helemaal m'n kot niet meer uit te komen. In deze tijd krijg je minder vuile blikken wanneer je in niks dan een Bumbamasker en Birkenstocks door Planckendael wandelt, dan wanneer je in het openbaar aan je neusprikkels toegeeft. En ik kan het weten. Deze week ging ik naar de brievenbus en kon ik, ondanks de uitvoerige gelaatsgymnastiek, een krachtige hatsjaowhizazz toch niet onderdrukken. Ik had dan wel een mondmasker op, maar dat weerhield de buurman uit het appartementsblok verderop er niet van om onmiddellijk de politie te verwittigen. Ik wens je in de weinige jaren die je nog resten een hardnekkige pollenallergie toe, Maurice. Ja, bovenop je prostaatkanker, Maurice. Noem me harteloos. De vrienden in het blauw maakten meteen rechtsomkeer toen ze zagen dat ik blank was. Dus begaf ik me terug naar binnen en dat is waar ik nog altijd het meest van de tijd zit. Te niezen, schrijven, lezen, dwangmatig bomen te schudden in Animal Crossing en mezelf zes keer per dag af te beren als een halvezool. Vier keer voor de seks en twee erna. Af en toe kan ik echter niet anders dan de cocon te verlaten en dan besef je dat je daarbuiten, zoals Michael Van Peel het ooit zei, nog altijd door je medemens in het gezicht wordt geswaffeld alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zo kon ik er niet onderuit dat m'n auto naar de keuring moest. Dus stuurde ik hem eerst langs de garage voor een keuringcheck en een groot onderhoud. 700 euro – m'n garagist had me op het hart gedrukt dat zo'n dubbel flapdrolventieltje écht de officiële naam is en het écht overal € 360 kost – en een weekend later rij ik naar de autokeuring, waar men mij vertelt dat mijn achterbanden aan het scheuren zijn en dat zoiets goed is om mezelf klapbandsgewijs naar de eeuwige jachtvelden te katapulteren. Nog een geluk dat ik een dag ervoor niet een paar uur tegen 120 km/u over de autosnelweg aan het vlammen was. Oh, vergat ik te vertellen dat ik dit weekend een paar uur met een vijfkoppige bubbel tegen 120 over de autosnelweg aan het vlammen was? Wie mij kent, weet natuurlijk van mijn grenzeloze assertiviteit en kan al raden wat er zich daar in die Hyundai-garage heeft afgespeeld. Geloof me, de man aan het onthaal is er nog niet goed van. Terwijl ik me voor de derde keer stond te verontschuldigen voor het extra werk dat ze ertussen moesten nemen met m'n banden, voelde ik een niesbui opkomen. En ik was zó stoutmoedig, dat ik de natuur gewoon volledig z'n gang heb laten gaan, zonder excuses of iets. De man durfde zelfs niet anders dan 'gezondheid' te zeggen. Lesje geleerd, denk ik dan. Cynisch als ik ben, kon ik het thuis toch niet laten om dat dubbele flapdrolventieltje nog eens even op te zoeken. En natuurlijk klopte m'n voorgevoel. Ook daar was ik serieus in m'n gelaat gepiemelklapt. Je kan dat onderdeel gewoon op Amazon bestellen voor € 40, verzendkosten inbegrepen! Ik heb getierd, gehuild, geschreeuwd, gemasturbeerd en geniesd. Want als er één ding is waar ik écht allergisch voor ben, dan zijn het leugenaars. En dan te denken dat ik dat allemaal had kunnen voorkomen door gewoon in m’n kot te blijven zitten.

Hans Verhaegen
10 0

over sharenting

‘Ga je die foto posten op je instagram?’. Mijn dochters stellen die vraag elke keer weer. De intonatie van hun stem varieert bij die vraag van enthousiast (een foto met hun nieuwste mooiste tekening in de hand), over terughoudend (een foto terwijl ze dansen in de living), naar afkeurend (een foto met een chocomond). Ik ben al jaren verdeeld over dit vraagstuk. Ik ben als moeder trots op mijn kinderen en iedereen mag dat weten. De vraag is alleen: hoe toon ik mijn trotsheid? Deel ik foto’s van elke nieuwe stap in hun leven? Hun eerste babystapjes (te laat, ze is al gevallen), hun eerste schooldag (waarbij je je afvraagt: hey boekentas, waar ga je met dat kindje heen?), hun eerste geslaagde fietspoging (voooorzichtig!), hun eerste schaafwond (fietspoging bleek toch niet geslaagd), hun eerste geschreven woord (hun eigen naam uiteraard, terwijl mama toch ook een mooi woord is). Ik wil die beelden graag tonen aan de buitenwereld, maar ik ga toch telkens op de rem staan. Ik ben terughoudend om foto’s van mijn kinderen te delen op social media en ik zal je uitleggen waarom. Internet vergeet niet en internet verwijdert niet. Sommige vertederende kinderfoto’s kunnen een aantal jaren later gênant zijn. Dan denk ik aan die foto’s uit het fotoalbum van mijn kindertijd waar ik poseer in een grasveld met madeliefjes, met zonnebril en met jaren ’90 kuif. Of jaren later: die foto’s van dat studentenfeestje aan zee. Ik vind het geen fijne gedachte om op een sollicitatiegesprek aangesproken te worden op die foto’s, omdat die nu eenmaal verschijnen als je mijn naam intikt in google afbeeldingen. Je zit in je eigen veilige huiskamer als je die foto’s post, maar je weet niet wie er aan de andere kant van het scherm zit. Niet iedereen heeft integere intenties. Ik denk hierbij niet meteen aan de meest extreme gevallen, maar dan lees ik dat Professor Leen d’Haenens (KUL) waarschuwt: ‘Je kan je kinderen wel degelijk in gevaar brengen. Zo’n bikinifoto op Facebook komt makkelijk in pedofiele kringen terecht’. Internet kan zichtbaarheid creëren (ik wil gezien worden), maar ook onzichtbaarheid (ik wil niet gezien worden, maar ik zie jou wel). Ik weet niet wat ik het meest zorgwekkend vind. Misschien valt de discussie over foto’s delen voor mij te beslechten met één simpele vraag: ‘Vind ik het erg als er ongevraagd een foto van mij verschijnt op social media?’. Voor mij bestaat hier maar één antwoord op: ja. Kleine kinderen kunnen niet altijd zelf beslissen, dat klopt. Dan keert de bal terug naar jouw kamp als ouder. Al ben je op dat moment niet alleen ouder, je bent ook belangenbehartiger van je kind. Dit verhaal is nog niet ten einde. Op social media kan je niet alleen foto’s delen, het is ook een plaats om verhalen te delen. Ik hou ervan verhalen van andere ouders te lezen en sinds kort vertel ik ook mijn eigen verhaal als moeder. Mijn blog is ontstaan vanuit de intentie om mijn zoektocht als ouder te delen. Nina Mouton verwoordt dit passend: ‘Ik ben zoekende, en dat laat ik ook zien. Net die boodschap slaat aan. We zoeken allemaal, we doen dit samen, we zijn er voor elkaar. Het is altijd één van mijn missies geweest om ouders samen te brengen en online kan dat heel makkelijk’. Ik blijf verdeeld over het delen. Waar iemand de grens trekt is een persoonlijke keuze. En ook die van je kinderen.   Dochter: Wat vind je zo mooi aan mijn rug? Moeder: Waarom vraag je dat? Dochter: Op je instagram zie je alleen maar mijn achterkant. Moeder: Draai je eens om. Ik doe het niet voor je rug, denk ik, eerder voor je achterhoofd.

Lore Dewulf
9 0

over cat-calling

Elke keer dat ik naar de stad fiets (dat is meerdere keren per week), moet ik door een fietstunnel. Ik vind tunnels door de band genomen onaangenaam. Het enige nut dat ze mij bieden is om een telefoongesprek vroegtijdig af te breken: ‘oei, ik hoor je niet meer, ik rijd door een tunn-…’.   De reden waarom ik tunnels niet aangenaam vind, is omdat het naar mijn mening vrouwonvriendelijke plaatsen zijn.  Vorige week werd mijn stelling opnieuw bevestigd. Ik fiets naar de stad en ik moet in het midden van de tunnel twee jonge mannen passeren. Op het moment dat ik hen kruis, maken ze kus- en sisgeluiden. Ze ondersteunen hun verhaal ook met wat inspirerende onomatopeeën (muah, muah, smak, smak). Ik kijk strak voor me uit en negeer hen. Maar eigenlijk wil ik keihard roepen dat ze me met rust moeten laten. Onnodig te vermelden dat dit een eufemisme is.   Maar ik hou mijn mond, omdat ik al - voor ik hen kruis - weet hoeveel mensen er zich in mijn directe omgeving bevinden (geen enkele). Ik ken de situatie en ik ken het potentiële gevaar. Elke vrouw kent dit plaatje: wanneer je één of meerdere mannen moet passeren in wat aanvoelt als een onveilige context, scan je de omgeving. Je weet wie zich waar bevindt. En je schat in op wiens hulp je zou kunnen rekenen, mocht het nodig zijn. Voor de mannen is dit misschien moeilijker te begrijpen. Wel, bedenk dan dit: ‘zeg niets tegen een vrouw op straat wat jij niet wilt dat een man tegen jou zou zeggen in een gevangeniscel’. Ik hoorde deze uitspraak van Peter White en ik sluit me hierbij aan. ‘Ja, maar ik zou nooit op die manier tegen een vrouw praten’. Nee, natuurlijk niet, de meeste mannen niet. Maar bedenk dan hoe onveilig je je zou voelen als aangesproken gevangene. Het gaat over het erkennen en herkennen van een fundamenteel gevoel van onveiligheid. Catcalling, want zo heet dat, reduceert de vrouw tot een seksueel object en dwingt haar in een onderdanige positie. In een positie waarin hij macht heeft en zij inferieur is. Waarin zij zich machteloos en onveilig voelt.   Het gedrag van die beperkte groep mannen en het daaruit voortvloeiende onbehaaglijke gevoel van onveiligheid zet me op mijn paard. Misschien is dat wel een oplossing: mijn fiets inwisselen voor een paard. Zouden de heren dat nog zo’n felle bek hebben? En ik leer mijn paard om bij het horen van kus- of sisgeluiden zijn achterpoten op te zwaaien in de richting van het geluid. Cirque du Catcalling.   Ik dacht dat de openbare ruimte van iedereen was. Maar er zijn behoorlijk wat vrouwonvriendelijke openbare plaatsen. Denk tunnels, parken, openbare toiletten, ondergrondse parkings. Niet alleen ’s avonds of ‘s nachts, vaak kunnen deze plaatsen ook overdag beangstigend zijn.   Kan ik mijn dochters binnen een aantal jaren met een gerust hart alleen met hun fiets naar de stad laten gaan? Of moeten ze nu al leren paardrijden?   Dochter: wat is een onomatopee? Moeder: dat is hetzelfde als een klanknabootsing. Het is een woord dat het geluid dat het beschrijft nabootst. Dochter: en wat is een misogynist? Moeder: iemand die voornamelijk in onomatopeeën spreekt. 

Lore Dewulf
3 0

over betutteling

Ik zie ze nog spartelend en schreeuwend op de grond liggen, mijn jongste dochter wanneer ik haar wil helpen haar jas aan te trekken. Ze is twee jaar en wil haar jas vooral zelf aandoen. Geschreeuw om autonomie. Ze spartelt nog wat verder (deze keer om haar jas aan te krijgen), maar uiteindelijk lukt het haar. We kunnen vertrekken. Een aantal jaren later ben ik met mijn dochter op bezoek bij kennissen die net een baby kregen. Wanneer we weer naar huis willen vertrekken, haalt de man des huizes onze jassen uit de hal. Hij geeft de mijne aan en kijkt naar mijn dochter. Hij zegt op betuttelende toon tegen haar: ‘Ewel, gaan we je jasje aandoen? Ja?’ Hij staat breed glimlachend klaar om haar te helpen met haar jas. Ik zie haar fronsen en verstijven. Ze kijkt naar mij, haar blik is vragend. Ik zie dat ze probeert een inschatting te maken: is dit een grap of méént hij dit echt? Ik pluk de jas uit de handen van de nieuwgeboren vader en hoor mezelf mompelen: ‘Het is niet zo koud, ze hoeft geen jas aan.’ ‘Mama, waarom doet die meneer tegen mij alsof ik een baby ben?’. Ik leg uit dat hij haar wou helpen, maar dat zijn hulp eigenlijk niet nodig was. ‘Ik kan toch zélf mijn jas aandoen!’. Het jassenincident zet me aan het denken. Kinderen hebben vaak het verlangen om groter te zijn. Groter in gestalte, groter in gedrag en groter in leeftijd. Wanneer iemand kleineert, krijgen ze de indruk dat ze onbekwaam zijn. Weet je wat het is? Het is betutteling en ik kan daar niet goed mee om. Ik moet dit anders formuleren: ik ben allergisch voor betutteling. Weten jullie wat betutteling is, jongens en meisjes? Ja, weten jullie dat al? Betutteling is neerbuigend gedrag verpakt als hulpvaardigheid. Het is de capaciteiten van de ander lager inschatten. Ben je een jongen of een man, dan heb ik goed nieuws. Er komt een periode in je leven, de volwassenheid, waarin betutteling zo goed als onbestaande is. Helaas heb ik minder goed nieuws voor de meisjes en de vrouwen onder ons: er komt geen vrijwaring van betutteling in je volwassen leven. Ik geef een op youtube gedocumenteerd voorbeeld. Een vrouwelijke Labourafgevaardigde, Angela Eagle, kreeg in 2011 van toenmalig Brits Premier Cameron ‘calm down, dear’ te horen toen ze wou tussenkomen in zijn betoog. De premier snoert haar de mond op ongepaste wijze en krijgt er heel wat mannelijke lachers mee op zijn hand. Zijn toon, zijn lichaamstaal, zijn handgebaar: zijn hele interventie is betuttelend en paternalistisch. Akkoord: één voorbeeld is exemplarisch, maar vraag aan gelijk welke volwassen vrouw of zij een waargebeurd voorbeeld van betutteling kan geven en je overstijgt het exemplarische. Volwassen worden staat voor vrouwen niet gelijk aan het magische verdwijnen van betutteling. Het houdt zelfs daar niet op. Wanneer je een respectabele leeftijd bereikt, neemt de betutteling weer toe. Bejaarden, zowel mannen als vrouwen klagen betutteling aan: ze willen behandeld worden als volwaardige volwassenen, niet als onwetende wezens. ‘Gaan we een plasje doen?’, welke bij het volle verstand zijnde 80-jarige wil dit horen? Voorzichtigheid is trouwens altijd geboden wanneer mensen enkel jou aanspreken, maar daar de wij-vorm voor gebruiken. Dat is nooit een goed teken. Mijn dochter zweeg toen iemand haar wou helpen om haar jas aan te doen. Angela zweeg uiteindelijk toen Cameron naar haar uithaalde. Zelfs de bejaarden zwijgen. Ik zie weinig voordelen aan zwijgen. Aangezien betutteling in alle fasen van ons leven voorkomt, kunnen we maar beter nadenken over manieren om tegen die betutteling in te gaan. Kunnen we alvast afspreken dat zwijgen de minst geschikte strategie is? Ja? Flink zo!   Dochter: de dokter zei dat gebeten worden door een dier gevaarlijk kan zijn. Moeder: welke dieren? Dochter: de dieren op het land. De zoogdieren, zei hij. Hij vroeg of ik wist wat zoogdieren waren. Moeder: wat heb je geantwoord? Dochter: ik heb gevraagd of die regel van bijten ook geldt voor dolfijnen.

Lore Dewulf
33 0

over kalenderdogma's

Toen mijn oudste dochter geboren werd, kreeg ik het boek ‘Oei, ik groei’ cadeau. Dit boek stond toen bekend als een soort leidraad voor nieuwgeboren ouders. In het boek worden de verschillende fases in de ontwikkeling van een baby en peuter beschreven. Elke nieuwe ontwikkeling wordt uitgelegd en geïllustreerd met voorbeeldsituaties. Ook krijg je bij elke ontwikkelingssprong een lijst die het nieuw waarnemingsvermogen en het nieuw leervermogen karakteriseren. Zo lees je bijvoorbeeld bij 46 weken of bijna elf maanden: ‘kan een eenvoudige driedelige puzzel in elkaar zetten’, ‘maakt een la open en gebruikt die als opstap om op een kast te klimmen’ en ‘zegt nee, nee als hij iets niet wil doen’. Dat laatste zou ik echter niet vastpinnen op 11 maanden. Of mijn dochters kennen een geregelde terugval naar hun 11-maand-oude zelf of je kan dit kenmerk noteren bij gelijk welke leeftijd. Ik gok op het laatste. De verschijningsvorm verandert naarmate ze ouder worden, maar het basisprincipe blijft gelijk. Het gaat van ‘nee, nee’ (ik gooi mijzelf schreeuwend op de grond om mijn woorden kracht bij te zetten) naar ‘nee, want…’ (ik gooi de deur dicht, loop stampvoetend de trap op en zet mijn muziek loeihard). Wat ik deed met het ‘Oei, ik groei’ boek? Ik las de lijstjes per ontwikkelingsfase en vroeg me bij elk kenmerk af: ‘Kan ze dit al?’. Sommige kenmerken van de lijstjes gaven me zelfvertrouwen in mijn kunnen als moeder, anderen haalden net mijn zelfvertrouwen onderuit. Dergelijke lijstjes zouden een indicatief karakter moeten hebben, maar ze verworden vaak tot afvinklijstjes. Ouders gebruiken ze om voor- maar vooral achterstand op te sporen bij hun baby of peuter. Het oog van een nieuwgeboren ouder valt overigens niet op de kenmerken die afgevinkt kunnen worden (mijn ogen vielen negen op de tien keer gewoon dicht bij het lezen van de lijstjes, maar dat is een andere kwestie), die ogen haken zich vast aan de kenmerken waar geen vinkje bijstaat. Ouders hebben al snel de neiging om deze lijstjes als normerend te interpreteren. Ik noem dit de zotheid van het kalenderdogma. Het kalenderdogma schrijft voor wat een kind op een bepaalde leeftijd kan. Het begint bij baby’s, maar het loopt gans de kindertijd door. Als je als ouder, net als ik, beslist om deze lijstjes naast je neer te leggen, wegens te normerend, dan pikt de school de lijstjes weer op. Eens je kind naar school gaat, zijn er ontwikkelingsdoelen voor de kleuters en leerdoelen voor de lagere schoolkinderen. De ontwikkelingsdoelen verschillen van de leerdoelen in die zin dat ontwikkelingsdoelen na te streven zijn en leerdoelen te bereiken. Onze maatschappij en ons onderwijs wil graag dat alle kinderen van éénzelfde leeftijd dezelfde normen, dezelfde doelen behalen. Een kind van zeven moet kunnen lezen, een kind van tien kent alle provinciehoofdsteden. Maar dat is nog niet alles: zolang je het doel niet behaald hebt, moet je oefenen en krijg je hulp. Zodra je het doel behaald hebt, kan er een vinkje naast je naam gezet worden. Jij hoeft geen extra aandacht meer. De zotheid van het kalenderdogma zorgt ervoor dat onze ogen gericht zijn op de kalenderleeftijd van het kind en niet op het kind zelf. De norm ligt buiten het kind. Als we het plaatje nu eens omdraaien: we kijken naar de ontwikkeling van het kind en stellen op basis daarvan doelen op. Je neemt niet de leeftijd als norm, maar het kind zelf. In ‘Oei, ik groei’ lees ik bij 17 maanden: ‘wil bevestigd worden in het ik-zijn’. Kunnen we afspreken dat we dit kenmerk ook toevoegen aan elk lijstje, ongeacht de leeftijd?   Moeder: Dus als we bij het museum komen, dan zeggen we dat je 7 jaar bent. Dochter: Maar ik ben toch 8 jaar? Moeder: Ja, maar tot 7 jaar krijg je korting. Dochter: Ah, krijg jij dan ook korting als je naar musea gaat? Moeder: ? Dochter: Jij zegt toch ook dat je 27 bent, terwijl je eigenlijk 35 bent.

Lore Dewulf
8 0

Ons leven na corona

Niemand kan voorspellen hoe de toekomst er zal uitzien, zeker niet de toekomst na corona. Ik heb me gewaagd aan een hoopvolle én aan een negatieve voorspelling …   De post-coronawereld waar ik van droom:   De lockdown deed vele mensen nadenken over de écht waardevolle dingen in hun leven en … dat waren geen dingen, maar mensen en tijd, al dan niet in combinatie met elkaar. Na corona groeit dit besef verder en neemt iedereen voldoende tijd voor zichzelf, voor familie en vrienden. Ze proppen hun agenda niet meer vol met vrijetijdsactiviteiten, waardoor ze constant van hot naar her moesten rennen en uiteindelijk voor veel dingen (en mensen!) geen tijd meer hadden. Ze wisselen nu de voortrazende kloktijd regelmatig af met periodes van innerlijke tijdsbeleving: ze beseffen dat “niets doen” óók iets doen is en dat dit zelfs de creativiteit aanscherpt.   Velen hebben de natuur herontdekt en blijven regelmatig slenteren langs geurige veldwegen, wandelen door stille bossen, fietsen langs slingerende waterlopen. Doordat de industrie quasi stilviel, leefde de natuur een heel klein beetje op. We konden ervaren dat we de auto eigenlijk best wel eens kunnen missen, we kregen er zelfs wat frissere lucht voor in de plaats. Dit besef zette de beleidsmensen ertoe aan om voor het klimaat strenge maatregelen te treffen die vergelijkbaar zijn met die tijdens corona. Uiteraard moeten daarvoor offers worden gebracht, maar iedereen is zich bewust van de noodzaak, niet enkel voor zichzelf, maar ook en vooral voor de volgende generaties.   Bovendien is het beleid nu in niets te vergelijken met dat voor en tijdens corona. In elk land werden de politieke structuren herbekeken en vereenvoudigd. Niet langer verschillende ministers op verschillende niveaus die allemaal voor hetzelfde bevoegd waren, maar een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden. Beleidsmensen zijn nu ervaren vakmensen op het gebied van hun bevoegdheden en ze worden op basis daarvan verkozen. Partijkaarten en politieke kleur zijn van ondergeschikt belang, partijvoorzitters houden niet langer de politieke touwtjes in handen. De nadruk ligt op samenwerking en communicatie, op elk niveau worden op regelmatige basis controles en evaluaties ingepland. De beste stuurlui staan niet langer aan wal!   Er werd een duidelijke internationale wetgeving opgesteld voor verslaggeving en sociale media. Mensen kunnen niet langer anoniem hun zouteloze mening spuien, enkel onderbouwde meningen die met respect worden geuit, worden toegelaten. Deze mogen best negatief zijn of een aanklacht bevatten, maar fake news en respectloze beschuldigingen op basis van vooroordelen worden geweerd. Racisme en racistische uitspraken worden bestraft.   Het nieuwe beleid heeft ook een oplossing uitgewerkt voor de mensen die door corona, hetzij financieel, hetzij sociaal in de problemen zijn geraakt. Er is nu een gelijk basisloon voor iedereen, zonder uitzonderingen. Wie werkt krijgt daar bovenop een bonus die afhankelijk is van enkele factoren zoals opleiding, verantwoordelijkheid, noodzaak om flexibel te zijn enz. Ook het belastingsysteem werd herzien en er bestaan voortaan geen belastingparadijzen meer.   De wereld waar ik voor vrees:   Na de lockdown hernemen de meeste mensen hun leventje van vóór corona, met veel stress, jachtig nastreven van materieel welzijn en weinig oog voor het sociaal welzijn van de medemensen die het met minder moeten doen. Ieder voor zich wordt het motto van de westerse maatschappij.   Iedereen blijft consumeren en vervuilen, het wordt zelfs erger dan ooit. Klimaatactivisten worden beschouwd als onheilsprofeten, zelfs door de beleidsmensen voor wie postjes, macht en financiële belangen meer tellen dan de natuurrampen die ze voor hun nageslacht gaan achterlaten. Egoïsme ten top: après moi le déluge … en neem dit laatste maar gerust letterlijk.   Een deel van de mensheid ligt wakker en maakt zich zorgen om moeder aarde. Ze voelen zich machteloos omdat ze niets fundamenteels kunnen veranderen, ze vinden geen gehoor bij het beleid. Af en toe halen ze het nieuws, maar hun optreden wordt altijd in een slecht daglicht geplaatst. De media hebben het immers nog altijd voor het zeggen, of ze nu de waarheid geweld aandoen of niet.   Op het politieke vlak dreigen er constant oorlogen. Door gebrek aan communicatie en geïnspireerd door subjectieve berichtgeving, liggen staatshoofden voortdurend in de clinch. Bewapening wordt steeds belangrijker. Ze dreigen elkaars grondgebied in te nemen of te vernietigen. En daarbij vergeten ze dat de aarde geen hulp meer nodig heeft om ten onder te gaan. De natuur zal geen genade kennen.   Druk, druk, druk. Geen tijd want we moeten presteren om “er” te komen. Waar willen jullie dan komen? We blijven het antwoord schuldig.   Dit zijn twee extremen. Het onbereikbaar positieve en het te vrezen negatieve. Ik vermoed dat de toekomst ergens tussenin zal liggen, maar als het even kan, wens ik dat die toekomst zal lijken op deze waar ik zo hard mijn hoop op heb gevestigd.            

LindaDG
31 0

Een bouwsel van vertrouwen

‘Vertrouw je mij?’ vroeg hij me. Ik vond dat een moeilijke vraag. Het antwoord is complexer dan louter ja of nee. Ik ben best gewillig als het over vertrouwen gaat. Het vertrouwen in mij is nog redelijk intact. Er deden zich in het verleden geen specifieke situaties voor waardoor ik nu met gehavend vertrouwen door het leven moet. Het is niet zo dat ik er zuinig mee omspring. Kwistig evenmin. Ik antwoordde dat ik me beter kon afvragen of ik mezelf wel kon vertrouwen. En daarmee bedoel ik: handel ik naar mijn gevoel? Ben ik eerlijk met mezelf? Want eerlijkheid en vertrouwen liggen in het verlengde van elkaar. En ik geloof van wel. Al heb ik natuurlijk ook blinde vlekken waarmee ik mezelf soms verras. Is het hebben van vertrouwen een vereiste om te kunnen liefhebben? Ik lijk te kunnen overlopen van liefde en tegelijk toch onzichtbaar achterdochtig te zijn. Onder het mom van zelfbescherming. Uiteraard streef ik naar een amoureuze relatie waarbij ik het privilege heb om blind en onbezorgd te stromen. Zonder een hand dat boven de noodknop zweeft. Zonder parachute, omdat ik er gerust in ben dat ik niet te pletter zal storten. Maar vraagt zulk gevoel van zekerheid niet sowieso om tijd? Of om situaties waarbij het vertrouwen de kans krijgt om zich te bewijzen?   Vertrouwen is soms als mij thuis voelen in een constructie waarvan ik weet dat ze mogelijk kan instorten. Het is geborgenheid met een risico. Het vertrouwen wordt steen per steen opgebouwd. Met het verstrijken der tijd wordt de vesting steeds groter. Ze voelt ook veiliger. Maar als het plafond ooit met een bulderend kabaal naar beneden komt, dan weet ik dat het vertrouwen geschonden is. En zou het dan niet kunnen dat de brokstukken een gebrek aan inzicht symboliseren? Misschien had ik het pand tijdig moeten verlaten bij het zien van de eerste barsten in de muren? Of was ik te verblind door liefde? Wanneer alles in elkaar stort, lijkt het erop dat elke investering voor niets is geweest. Het is dan overwegen of het de moeite loont om ergens anders opnieuw te beginnen. Of daar nog voldoende energie en zin voor is. Het aangaan van relaties, iets waarvoor we geprogrammeerd zijn, komt met zulke risico’s. Ik zie hoe sommige mensen tevergeefs een ruïne proberen op te lappen. Maar geschonden vertrouwen laat zich moeilijk herstellen. Als we geluk hebben zijn de fundamenten zodanig stevig verankerd dat we nooit hoeven te verhuizen. Wie meermaals vallende brokstukken heeft moeten incasseren, zal uitsluitend nog een tent verkiezen. Dat hele bouwwerk van vertrouwen hoeft dan niet meer. Je kent de waarde van een bouwsel pas echt als je erin gaat wonen. De gebreken zullen zich alleen openbaren als je je engageert. Je weet pas of iemand te vertrouwen is als je hem of haar vertrouwt. Je weet pas of iemand je kan kwetsen als je je kwetsbaar opstelt. Liefde is de ander de mogelijkheid geven om je neer te halen, maar erop vertrouwen dat hij of zij dat niet zal doen. Hoe langer een uitwisseling van liefde duurt, des te dieper deze mogelijkheid in de vergetelheid wordt geduwd. Als mijn grondvesten zouden beginnen te daveren, weet ik exact waar zich de dichtstbijzijnde nooduitgang bevindt. Ik hou rekening met zulke dingen. Tegelijkertijd ben ik ook wel iemand die de boel gezellig inricht en er een persoonlijke artistieke touch aan geeft.

KarolienDeman
7 1

Meer magie, minder Tinder

Overweldigend en pijnlijk. Tegelijk het schoonste wat er is. Je kan er van leven. ’s Nachts houdt ze u wakker en overdag doet ze u dromen. Kippenvel en zweetdruppels. Helder denken wordt plots een opgave, toch kan je heel de wereld aan. Oké, genoeg clichés ertegenaan gegooid. Je voelt hem zeker al aankomen. Ik kroop even in mijn pen over de liefde. Zoals inspiratie voor een blogpost je te binnen schiet, zo overvalt de liefde je ook. Op eender welk moment van de dag, zomaar. Of je daar nu zin in hebt of niet. Of je daar nu tijd voor hebt of niet. Of je daar nu klaar voor bent of niet. Daar is ze dan . Zo gaat dat althans bij mij altijd. En daarin blijk ik verschrikkelijk ouderwets. Op liefdesvlak voel ik me paard en kar op het autosalon. Traag, saai en volledig achterhaald. Blijkbaar moet alles – zo ook de liefde – altijd maar sneller gaan. Anno 2020 hebben we nu eenmaal geen tijd en nog minder geduld. Exit eindeloos wachten op de ware. Entrance datingapps. Veel sneller dus, die apps, en naar ’t schijnt ook effectiever. Je boetseert de liefde namelijk gewoon helemaal zelf. Hoe ver de liefde woont, hoe oud de liefde is, hoe knap de liefde eruit ziet. Vink maar aan en stel maar in. Ben ik de enige voor wie dat een aartsmoeilijke opdracht lijkt? Ik bedoel, keuzes zijn de duivel. Ik doe er een kwartier over om te bedenken wat ik tussen mijn boterhammen wil en van examens met meerkeuzevragen krijg ik koude rillingen. Laat mij toch niet zelf bepalen op wie ik verliefd zou willen worden. Hoe kan ik nu inschatten in welke straal de liefde zich moet bevinden? Misschien is mijn ware Jacob wel een ware Juan of een ware Jean. En hoe weet je op voorhand of je de liefde sympathiek gaat vinden? Of grappig? Sorry, maar als de liefde mij niet kan doen lachen, kan het mij nog bitter weinig schelen of zijn haar goed ligt en wat zijn hobby’s zijn. En misschien heb je een hekel aan voetbal, maar wilt dat dan zeggen dat je elke voetballer meteen in de vuilnisbak moet swipen? En dan heb ik het nog niet over de vuile algoritmes die mijn zoektocht ongetwijfeld willen doen mislukken.  Oké, met een app zoals Tinder komt je  minder voor verrassingen te staan. Maar laat ook net dat mijn probleem zijn. Ik houd wel van verrassingen. Het beste aan de liefde is de onvoorspelbaarheid. Als een cadeautje met vijftien lagen inpakpapier dat je laag per laag uitpakt. Een adventskalender waar je elke dag een ander snoepje uit mag nemen. Ik wil de liefde ontdekken, niet kiezen. En heel eerlijk: ik wil aan mijn kinderen een tof verhaal vertellen als zij vragen hoe mama en papa elkaar hebben leren kennen. "Goh, wel, we pasten in elkaars instellingen, vonden elkaar wel knap en toen waren we een match", hoort niet thuis in die categorie. Liefde op de eerste swipe is dus niets voor mij. En ook al doet de samenleving soms alsof single zijn een ziekte is, ik kan u verzekeren dat ik zo gezond als een visje ben. Wie van al die andere visjes in de zee de mijne wordt, zal ik dan ooit wel zien. Je mag mij van de oude stempel, naïef en dromerig noemen. Ik zou het zelfs een compliment vinden. Als ik over de liefde al niet meer kinderlijk mag fantaseren, waarover dan nog wel. Doe mij maar vonken, vlinders, toevalligheden, spanning, blikken, spontaniteit.  Meer magie, minder Tinder. 

Marthe Van Loy
33 0