Ik geef toe, soms slaagt de twijfel nog eens toe. Maar echt aarden kan hij niet. Het is doorgedrongen dat ik mijn ervaringen en gevoelens niet circulair in vraag kan blijven stellen. Hoe afwijkend mijn conclusies ook mogen zijn ten opzichte van wat algemeen aangenomen wordt, op een gegeven moment moet ik er gewoon op voortbouwen en er consequent naar handelen.
En zo bouw ik bijvoorbeeld voort op de stelling die zegt dat de oorsprong van de auto-immuunziekte die me negentien jaar geleden werd toegeschreven enkel en alleen psychisch van aard is. Daarmee bedoel ik dus dat er in wezen fysiek niets mis is met mij. Dat mijn fysieke klachten niets anders dan een uiting van mijn denkwereld, zelfbeeld en andere diep ingeprente overtuigingen zijn. De vele jaren van empirisch onderzoek en wijdvertakte ervaring omtrent dit onderwerp kan ik niet verloochenen. Dit is mijn realiteit, mijn waarheid.
Ik schrijf mezelf alle verantwoordelijkheid toe. De hulp komt van binnenuit, er bestaat geen externe bron die mij zal genezen en die zal er ook nooit komen. Ik werd in het verleden wel meermaals opgelapt en ondersteund door medicijnen en behandelingen, maar echte verlossing ligt in mijn handen. Deze woorden vatten ongeveer de inhoud van mijn boek ‘Auto-Immuun: van ziekte naar inzicht’ samen.
We zijn nu twee jaar verder sinds dat boek uitkwam. Wat is er veranderd? Ik ben verhuisd, heb al mijn bruggen opgeblazen en ben nooit gestopt met het gadeslaan en bewust programmeren van mijn innerlijke wereld. Ik heb mezelf nog beter leren kennen, valkuilen blootgelegd. De fysieke symptomen zijn er nog steeds, doch minder prominent, minder uitgesmeerd over mijn dagen. Terwijl ik voorheen vooral aan het overleven was, kan ik nu echt leven.
Er zijn echter van die momenten dat de ellende zich lijkt te herhalen. Angstvallig doemscenario’s werend vervloek ik dan mezelf. Ik wist op voorhand dat heling geen lineair proces is, maar het is verdomd frustrerend om bijna 2 decennia lang op dezelfde pijnpunten te botsen. Natuurlijk weet ik ook dat kwaad worden alleen maar meer zelfsabotage betekent. Want dat is wat deze ziekte werkelijk is: zelfsabotage.
En dan moet ik mezelf weer tot de orde roepen en eraan herinneren dat zulke uitspraken te hard zijn. Ik zou zachter kunnen zijn naar mezelf toe, want eigenliefde is het ultieme medicijn. Dat weet ik nu wel zeker. Sinds kort ga ik weer bij een psychotherapeut, voor die hardheid jegens mezelf. Ik geef dat deel van mezelf daar een gestalte en ga ermee in dialoog. Ik heb het gevoel over een moeizaam vergaarde handleiding te beschikken en wil therapie aanwenden om deze constructief naar de praktijk te vertalen.
Ik weet bijvoorbeeld dat een gevoel van tekortschieten aan de basis van de ziekte ligt. Het is complexer dan het klinkt. Ik voel mij vaak niet goed genoeg waardoor ik mezelf dwing om meer en beter te presteren. Het leek vanzelfsprekend om te zoeken naar de oorsprong van deze overtuiging, maar ik heb vastgesteld dat dit er eigenlijk niet toe doet. Weten waarom ik ziek geworden ben, staat niet gelijk aan weten hoe ik mezelf kan genezen. Het antwoord ligt eerder in zelfobservatie zonder oordeel en het maken van bewuste keuzes. Bij elke keuze die ik maak, vraag ik me af of deze wel liefdevol is naar mezelf toe. Of ik mezelf niet onder druk zet en handel naar wat mijn gevoel ingeeft. Want de diep verankerde ideeën over het personage dat ik neerzet, vormen de voedingsbodem van mijn gezondheid.
In de conventionele behandelingen die de medische wereld aanbiedt, ben ik mijn vertrouwen verloren. Alle trucs die ze uit hun mouw konden schudden, heb ik vruchteloos tot mij genomen. Ik vond het ziekenhuis sowieso al een ellendige plek, maar met de hele pandemie hetze is het alleen maar erger geworden. Het voelt soms beangstigend om te beseffen dat ik nergens naartoe kan, dat alle noodlijnen uitgeput zijn. Maar ik sta er niet alleen voor. Ik ben omringd door mensen die in mij geloven. De relaties die ik aanga dienen mijn zelfrespect en eigenliefde te weerspiegelen, iets waar ik steeds scherper op toezie.