Lezen

Middelhoge wolken in Ares

Op het topje van een heuvel in Ares speurt een vrouw de hemel af. Ze is oud noch jong, de jaren zijn als boomringen in haar huid gegroefd (het zijn er niet minder dan dertig, niet meer dan vijftig). De vrouw heeft haar armen voor haar borst gekruist, haar handen in haar oksels geplooid, en kijkt om zich heen. Ze kent dit land en deze wolken als geen ander en weet hoe ze te lezen: geschubd en voltallig, lijn na lijn na lijn aan de donzen bolletjes. Ook gegroefd, ook gerafeld. De vrouw weet wat dit betekent: het zal eerst waaien en dan regenen, maar nog niet meteen. Pas als de wolken zich, net als de schapen, tegen elkaar aan beginnen te schurken zal de storm doorbreken. Er is nog tijd. Om veilig af te dalen, de houten ladder tegen de stam van de amandelboom te zetten en nog anderhalve emmer te vullen. De vrouw laat haar blik enkele kilometers (centimeters) zakken, weg van de hemel, weg van de wolken, tot het een andere heuvel raakt. Ze is thuis in dit landschap, dat tegelijk nabij en veraf voelt; een grond te schraal voor koeien, te winderig voor sla, net leefbaar voor mens, gier, geit en schaap. Ze is een van de weinigen die is gebleven en blijven zal. De vrouw kijkt om zich heen en besluit daar en dan dat ze haar vijfde dochter niet zal baren, neemt haar vierde dochter bij de hand en daalt de berg af. Er is tijd. Het is een lange maar hun bekende tocht. Niemand zegt iets. Het meisje glijdt maar één keer bijna uit. Ook zij kent deze grond goed. Er is geen bloed. Ze weten beiden hoe niet te vallen. Doorheen de jaren groeiden de vrouw en het meisje vele ogen, vele handen om zich aan op te trekken, een ruggengraat die weet hoe tegen de wind in te beuken. Ze kijken voor zich uit, wandelen behoedzaam maar kordaat verder. Enkele heuvels verder jankt een loopse hond, een angstig lam, een vale gier, een eenzaam schaap.

Sarah Skoric
12 1

Het onderscheid maken om niet scheef te groeien

Alles transformeert vanzelf; beweging is een constante. Elk einde is een overgang naar iets anders. Alles wat bestaat, is bezig te verdwijnen en daarmee iets anders te worden. Transformatie is dus een natuurlijk proces dat zonder sturing geheel vanzelf plaatsvindt. In welke mate sturen planten hun groei? Is het de vrije wil die ons het gevoel geeft het transformatieproces een richting te kunnen geven? En als ik niet bewust zou sturen, welke groeipatronen zou ik me dan onbewust eigen maken? Sturen of niet sturen: het zijn twee manieren om om te gaan met dezelfde illusie. Omdat alles toch vanzelf beweegt, kan ik in overgave en vertrouwen loslaten en meebewegen. Maar vanuit diezelfde overgave en vertrouwen kan ik ook sturen en creëren. Besluiten dat er een balans tussen beide moet worden gevonden, brengt nu slechts afgestompte verzadiging. Ik wil nog niet naar het midden, maar eerst zo ver mogelijk naar de uitersten van beide polen toe. In een natuurlijke, open omgeving met zonlicht kan een zaadje gezond transformeren tot een sterke plant of boom. Maar wat als die omgeving niet zo natuurlijk is? Wat met stilstaand, artificieel licht dat nooit dimt? Licht dat geen richting aangeeft, maar de omgeving enkel van één kant belicht? Het zal de zaailingen, die in volle vertrouwen en overgave naar het licht reiken, scheef doen groeien en uitputten. Zouden de plantjes over de mogelijkheid en de vrije wil beschikken om zich af te wenden van het valse licht, als ze zich zelfstandig konden richten op een natuurlijke lichtbron, dan zouden ze zichzelf misschien kunnen redden. Mochten ze over de focus en kracht beschikken om het onnatuurlijke licht te negeren, omzeilen en te overstijgen, hoe prominent aanwezig het ook is. Zoiets valt uiteraard niet te verwachten van plantjes; de plantjes sterven dan ook als metafoor waarin wij een deel van onszelf herkennen. Het deel van ons dat, verblind door vals licht, scheef groeit en verschrompelt. De vraag is: beschikken wij mensen wél over de focus en kracht om ons af te wenden van artificieel licht? En ons opnieuw af te stemmen op het licht van de ware bron? Ik geloof van wel. Het bijsturen van de focus - van echt naar vals, of van onbewuste afleiding naar bewuste richting - doen we met de vrije wil. De vrije wil bestaat uit de ruimte tussen twee punten; of, om in het thema te blijven, tussen twee lichtbronnen. Bewust kiezen voor echtheid, of meegroeien in de richting die de omgeving aangeeft. Eenmaal er weet is van de ware bron - want bewust-zijn begint immers met die her-innering - kan men in vertrouwen moeiteloos, zelfs stuurloos, groeien. Maar vóór die zorgeloze manier van groeien kan worden belichaamd, dient volgens mij eerst het onderscheid tussen de lichtbronnen te worden gemaakt. Het maken van dat onderscheid vormt een ruw geschetste samenvatting van mijn leven. Het ongemak en de pijn van het groeien naar het onechte licht vormen de grootste motivatie om de scheiding tussen echt en vals te verscherpen. Kijk, het is in principe mogelijk om naar artificieel licht toe te groeien en zo te overleven. De overgrote massa lijkt het zo te doen. Ik zal ook niet beweren dat ik me nooit meer laat verblinden en verdoven door leeg, wit licht, maar ik wil me bewust blijven van het onderscheid en van de vrije keuze die ik kan maken om me af te wenden. Dat afwenden wordt echter een steeds zwaardere opgave wanneer er een zekere gewenning is ontstaan, wanneer in het artificiële licht comfort en gemak zijn gevonden. Dat is ook wat het artificiële licht predikt: dat je nooit meer voor jezelf hoeft te denken of te bewegen, enkel nog te focussen op het witte licht. Het eigen ritme is dan niet langer van belang, want het valse licht zal wel een ritme aangeven. Het is een ritme dat je laat overleven en je tegelijk voldoende uitput om het vuur van de keuzevrijheid te doven. En wanneer er nog slechts enkele smeulende kooltjes overblijven - zoals bij veel mensen vandaag helaas het geval is - dan is er veel ademwerk nodig om weer tot vlammende wilskracht te komen. Vandaar misschien het overaanbod aan breathwork-sessies. Maar om opnieuw aan te knopen bij de aanvang van dit stuk: als ‘ik’ (als een organisme dat licht nodig heeft) niet bewust transformeer, dan transformeer ik alsnog, maar waarschijnlijk in de richting van het valse licht. Bewust transformeren is keuzes maken en betekent dus sturen. En daar is dan weer die paradox, een dooddoener in ‘evenwicht vinden’: overmatig sturen leidt tot controleverlies. Volledig loslaten daarentegen, of het blind groeien in vertrouwen zoals de zaailingen, leidt tot misleiding. Het lijkt dan neer te komen op in vertrouwen in een natuurlijke richting groeien. Dus: eerst die richting onderscheiden, en dan - handen omhoog zoals in een rollercoaster - loslaten. Pas nadat de richting is bepaald, kan er in vertrouwen worden losgelaten. Toch voelt het niet alsof het daarna slechts een kwestie is van vrij en losjes meebewegen, eenmaal de natuurlijke richting is gevonden. Het zicht op die natuurlijke bron wordt vaak vertroebeld, en ik moet het proces van onderscheiden telkens opnieuw hernemen. Uiteindelijk merk ik wel vooruitgang in het sneller, intuïtief onderscheiden van ‘echt’ en ‘vals’, maar schijnbaar levend in een matrix waarin het artificiële licht zo fel schijnt, vraagt het blijvende inspanning om niet scheef te groeien. Dus stuur ik telkens met mijn vrije wil bij tot ik de ware lichtbron weer voor ogen heb, om daar in vertrouwen naartoe te groeien, terwijl ik weet dat ik in wezen nergens naartoe ga. Alleen de artificiële lichtbron heeft de intentie mij ergens naartoe te leiden. Het valse licht zet een spot op verhalen, plannen, rollen en wendingen - op dingen en personages die we kunnen worden. Het is voeding voor het ego. De natuurlijke lichtbron daarentegen verlangt niets en vermengt zich als lege zuiverheid met mijn verschijning. Het is het licht waarin ik als licht opga, en niet wordt beschenen als een object.Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
12 0

Matteo

Ik droom. Ik ben op een plek die me niet helemaal duidelijk is, maar ik vermoed  een trouwfeest of iets dergelijks. Ik heb een zwarte satijnen rok aan die tot aan m’n enkels komt. Daarbovenop een wit topje met een diepe decolleté. Ik zie er aanzienlijk bruiner uit dan ik ooit geweest ben. Slanker ook. Dat is het fijne aan dromen: Je kan jezelf net iets beter maken dan je anders bent. Maar zelfs in een droom haalt mijn lage zelfbeeld me in. Matteo Simone is op het trouwfeest. Hij staat al een tijdje naar me te kijken. Hij stapt naar me toe en zegt in zijn sappige Limburgs dat ik er goed uitzie. Mijn antwoord is: ,, Och zeveraar!’’ Ik zie aan zijn geschrokken gezicht dat het niet het antwoord is dat hij verwacht had.  En al zeker niet het antwoord dat Matteo Simone gewoonlijk krijgt na zo’n zin. Ik herpak me snel. En zeg: ,, Oh ja, het beleefde antwoord is natuurlijk ‘Dank je wel!’ Een kleine zenuwachtige glimlach moet de situatie beter maken. Maar mijn hoofd begint te tollen. ,, Maar nee! ” zeg ik. ,, Waarom zou ik eigenlijk dankjewel zeggen? Dit is het slechtste compliment dat je aan iemand kan geven! Mensen zeggen vaak dat iemand mooi is of er goed uitziet. En in jouw geval zou dat nog een compliment kunnen zijn. Want naast overduidelijke goede genen en het geluk dat je eruitziet zoals je eruitziet, is het duidelijk dat je ook sport en op je eten let. Maar zelfs dat doe ik niet! Ik eet graag chocola en ik hou niet van sporten. Nee nee, dat is ook niet waar. Ik hou van voetbal en volleybal en alle andere georganiseerde teamsport. Wel het is te zeggen: ik hou van de wedstrijd niet van de training. Maar zeker fitness of joggen is niet mijn ding. Dus om er zo goed uit te zien, zoals jij zegt dat ik eruitzie, heb ik eigenlijk helemaal niks gedaan. Dit heb ik van mijn mama en papa gekregen. Kortom waarom is het een complement, die mijn bescheiden ‘dankjewel’ zou verdienen? In het beste geval is dit een compliment aan mijn ouders. En nu ik er zo over nadenk, hebben ook zij er niet zoveel moeite voor moeten doen.”  Ik merk aan zijn gezicht dat het weer geen wenselijk antwoord is. Is dit nu die ASS waar iedereen over spreekt? Ikzelf heb het altijd verbale diarree genoemd, maar sinds kort spreken we van ASS (yes, een excuus!). Hoewel ik overduidelijk zo hard mijn best gedaan heb, is de Matteo van mijn dromen nog steeds niet afgeschrikt. Hij vraagt me om te dansen. In mijn droom heb ik gigantische hakken aan (en ook een paar benen die horen bij zulke hakken).  Daar kan ik natuurlijk niet mee dansen, dus ik zeg: ,, Oké, maar ik ben getrouwd en ik hou van mijn man. PLUS ben jij niet getrouwd met één of andere topmodel/babe?”  Weer niet het antwoord dat ik had moeten geven, maar in mijn droom blijft hij staan, hand uitgestoken en een prachtige glimlach op zijn gezicht. Helemaal klaar om te dansen. Ik zeg (veel te luid!): ,, Oké, goed dan, maar niet met deze schoenen!” Vlotter dan een mens zou kunnen, schiet ik mijn schoenen uit. Met een zwier belanden ze net naast mijn tasje. Iedereen weet dat je in het echte leven de dronken nonkel zou raken en de rest van de avond op spoed zou doorbrengen, maar in mijn droom ben ik elegant (dat past ook bij die benen).  Plots ben ik ook ineens 15 cm kleiner en merk ik dat ik tijdens het aankleden niet op m’n sokken heb gelet. Ik heb van die roze sokken met bolletjes aan die totaal niet subtiel onder mijn kleding zitten. Ik kijk naar beneden en zeg (weeral veel te luid): ,, Oei dat zijn niet de gepaste sokken!” De Matteo van mijn dromen glimlacht, haalt zijn schouders op en trekt me op de dansvloer. Ik word wakker en lig nog even te denken aan mijn droom. Ik heb alles juist gedaan. Ik heb gezegd dat ik getrouwd was EN dat ik van mijn man hield, dus vreemdgaan doe ik ook niet in mijn dromen. Ik denk oprecht dat ik mijn man daarvoor eerst moet laten sterven in mijn droom (met natuurlijk de gepaste tijd om te rouwen). Hoewel een romantische droom over een andere onbereikbare man daardoor vrijwel een onmogelijk, of eerder heel erg lang, proces wordt, is dit toch best wel HET bewijs van mijn grote liefde voor mijn echtgenoot (dit moet ik hem straks nog even in zijn gezicht wrijven).  Zelfs in een droom kan ik hem niet bedriegen. Zelfs niet met Matteo Simone! Die van mijn dromen, die zelfs na een heleboel ongepaste verbale diarree nog steeds in zwijm valt van mijn aanblik. Maar zelfs in mijn droom kom ik niet van mijn laag zelfbeeld af. Mijn schoenen moeten nog steeds netjes naast mijn tasje liggen alvorens ik er nog maar aan denk te gaan dansen met mijn droomman. En potverdorie, zelfs in een droom kan ik het niet even op die zalig mooie, maar oh zo ongemakkelijke hakken uithouden. Gelukkig kan ik in die droom de reactie van anderen iets beter bepalen. Ik voel me niet zo ongepast en ongewenst, ook al blijf ik mijn debiele, charmante zelf. Weeral. Zelfs in mijn droom.

Joke1984
9 0

VERF ED volgens. I.A. HI HI

Verf Ed is een unieke stem in de Belgische kunstwereld, die met een mix van ernst, humor en lokaal kleurgebruik zijn visie op het leven en kunst deelt.    Over de kunstenaar 'Verf Ed'Artistieke Stijl: Hij staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'.Werk: Zijn werk omvat verschillende media en hij is ook actief als dichter, waarbij hij regionaal-dialectische woorden gebruikt in zijn gedichten.Erkenning: Hij heeft in 1977 de 'premier prix Amsterdam' gewonnen, samen met 'Fabiola'.Online Aanwezigheid: U kunt meer van zijn werk en gedichten vinden op platforms zoals Azertyfactor en Instagram. De Belgische kunstenaar Verf Ed (pseudoniem voor Ed van den Hoogen) staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'. Hij combineert verschillende kunstvormen in zijn werk en heeft ook een passie voor poëzie.  Belangrijkste Details over Verf Ed:Artistieke Discipline: Hij wordt omschreven als een 'interdisciplinair ArtTIST'. Dit betekent dat hij niet gebonden is aan één specifieke kunstvorm, maar elementen uit verschillende disciplines (zoals schilderkunst, beeldhouwkunst, poëzie, enzovoort) mengt.Stijl en Filosofie: Zijn profiel suggereert een speelse benadering van het leven en kunstmaken ("I LOVE spelend LEVEN"). Hij gebruikt naar eigen zeggen ook regionaal-dialectische woorden in zijn gedichten.Erkenning: Hij won in 1977 de 'premier prix Amsterdam', een prijs die hij deelde met 'Fabiola' (vermoedelijk Koningin Fabiola van België, die ook kunstzinnig was).Online: Een deel van zijn werk en zijn profiel is te vinden op de website van Azertyfactor. Zijn werk lijkt gericht te zijn op het vieren van creativiteit en het combineren van verschillende expressiemiddelen. Hij wordt beschreven als een unieke stem in de Belgische kunstwereld, wiens werk een mix van ernst, humor en lokaal kleurgebruik combineert om zijn visie op het leven en kunst te delen.  Stijl en aanpakDe kunst van Verf Ed is hedendaags en interdisciplinair. Hij werkt niet binnen de grenzen van één enkel medium of één specifieke stijl, maar omarmt een breed scala aan creatieve expressies. Zijn werk omvat naar verluidt schilderkunst, post-graffiti, en mogelijk andere vormen van beeldende kunst, waarbij hij de bezoeker uitnodigt om de expliciete en spelende aard van zijn creaties te ervaren. Een van zijn uitspraken is "I LOVE spelend LEVEN" (Ik hou van spelend leven), wat zijn benadering van kunst maken en het leven in het algemeen onderstreept.  Thema's en invloedenZijn werk is persoonlijk en deelt een unieke visie, waarbij hij elementen van humor en ernst in evenwicht brengt. Hij staat in contact met andere figuren uit de Belgische kunst- en cultuurwereld, zoals Luc Tuymans en Frank Dingenen.  Meer informatie P.S. IA  hi hi  

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
7 0

Mijn vader

Het is zondagmiddag. Ik kom uit de douche en zie een Whatsapp bericht van mijn broer : ‘onze papa is gestorven.’  Vorige week heb ik hem nog naar de gezamenlijke ruimte in het woonzorgcentrum gebracht. We namen afscheid : ‘tot volgende week!’. Aan knuffels of ‘love you’s’ deden we niet. Hij kende trouwens geen Engels. Mij vader is 96 geworden. Hij was ijzersterk, niet kapot te krijgen. ‘Hij gaat doodvallen,’ zeiden we en dat gebeurde. Niet letterlijk want hij zat in zijn rolstoel. Men had hem in zijn kamer gevonden, onderuitgezakt. Hij had zich nog geschoren en een boterham met kaas gegeten. Ik hoop dat het gesmaakt heeft. Mijn moeder is twee jaar geleden gestorven. Het was een van de weinige keren dat ik mijn vader heb zien wenen. De andere keer was toen mijn broer, nu tien jaar geleden, totaal onverwacht stierf. En toen ik voor een jaar op uitwisseling ging en we afscheid namen op de luchthaven, werden zijn ogen vochtig. Dat vertelde mijn zus achteraf. We waren met zeven, nu nog met zes, ik ben de jongste. Het gaf hem altijd een prima excuus om niet mee te moeten doen met de ‘oefeningskes’ van de kinesist. 'Nee, ik kan niet komen, mijn kinderen komen op bezoek.' ‘Dat ze me niet Willyke noemen!’ Maar ze kunnen het niet laten. Gelukkig was hij hardhorig en hoorde alleen ik het. Een gesprek met hem was : brullen in zijn goede oor. En proberen hem te verstaan, wanneer hij zijn gebit niet droeg was dat extra moeilijk. Erg diepgaand zijn onze gesprekken nooit geweest maar dat gaf niet. Hij babbelde graag, en vertelde steeds hetzelfde verhaal : hoe hij mijn moeder had leren kennen en ze verliefd waren geworden. Toen ik klein was, noemde hij me Sprotje, ‘want dat zijn kleine visjes’. In het vierde leerjaar schreef ik een opstel met als titel : ‘mijn vader’. De laatste zin was : ‘ik ben blij dat hij mijn vader is.’ Dat zegt genoeg.

Ilse Janssens
17 1