Lezen

Gatlelijk

Liefste lezer, ik beloof plechtig dat de column van deze week geen gebakken uitwerpselen, door mijzelf bedreven tantrische seks of beschrijvingen van mijn sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte bevat. Al beginnen we wel met een vrouwenkont. Sta me toe om het even uit te leggen. Ik weet dat ik, door wat ik nu ga zeggen, binnen vijf minuten geboeid uit m’n huis word gesleurd om onverdoofd met een vismes gecastreerd te worden op ons dorpsplein, maar ik moet het kwijt: ik durf al eens een milliseconde naar een welgevormd damesachterwerk kijken als het me voorbijloopt. Walgelijk, I know. Toen ik een tijd geleden weer zo’n geweldig staaltje natuursculptuur zag passeren, merkte ik echter iets raars op. Het achterste van de vrouw had geen ronding zoals bij de meeste mensen uitgezonderd mezelf. Nee, het ding was hoekig, alsof ze net uit een schilderij van Picasso was gestapt. En zoals je vaak plots overal dat woord tegenkomt dat je een dag ervoor voor het eerst gehoord hebt, zag ik er nog één. En nog één. Wekenlang heeft het mysterie van het geometrische gat, het mysterie van de hoekpoep, me beziggehouden. Tot ik toch eens een milliseconde langer durfde kijken, met het risico dat de vrouw zich zou omdraaien en uit mijn blik zou afleiden dat ik haar in mijn hoofd al aan het penetreren was, terwijl ze met handen en voeten vastgebonden op de pooltafel op het dek van mijn ingebeelde luxejacht lag. Grapje, lieve lezer. Als ik beloof om het proper te houden, doe ik dat ook. Maar terwijl ik dus naar haar zitvlak keek, kreeg ik m’n eureka-moment: da’s potverdikke een smartphone in haar achterzak! Meteen wierpen een hele hoop nieuwe vragen zich op: is dit iets uitsluitend vrouwelijk? Of loop ik als smartphone-in-zijzak-drager achter? Gaan ze verkeerdelijk denken dat ik iets verberg en níét de duurste iPhone heb die je kan kopen? En ook, wordt die gsm niet supermakkelijk gestolen uit die achterzak? Maar vooral, waarom steek je hem weg en gebruik je de extra tijd niet die je al wandelend op je smartphone kan besteden? Onze planeet is zo mooi niet. De Brusselse Ring, het perron van Kustmijnklotegem, de tuintjes vol onkruid en misvormde tuinkabouters op weg naar de crèche … Na een tijdje heb je het allemaal wel gezien. En voor autorijden, fietsen of een baby dragen heb je aan één hand genoeg. Maar de pa van Jezus heeft ons er twee gegeven met een reden. En daarvoor is er dat heerlijk lichtende schermpje om in te kruipen, met zo veel leuke dingen om te doen: ontdekken hoe je achterwerk het doet op Tinder (waar het nog charmant is dat mensen je kont checken), vrolijke dingetjes lezen op Facebook, door Instagram scrollen en kijken hoe de ex-collega die je volgt uit medelijden weer z’n tekstjes in je strot probeert te rammen. Ik zeg maar iets. Wanneer ik rondkijk in de trein, zie ik dat de meeste mensen het gelukkig doorhebben. Met elegante zwanenhals en laserfocus zitten ze te kijken, tikken, tokkelen, liken en swipen dat het een lieve lust is. En geen eentje verveelt zich of moet voor de zesduizendste keer de afschuwelijke achtergevels tegen het spoor zien voorbijflitsen. Ze merken het zelfs niet meer op wanneer ik in een volle wagon aan m’n snikkel begin te sjouwen en mijn hele lading over m’n sixpack met astronomisch hoog aflikgehalte spuit. Wederom een grapje, lieve lezer, we hadden een afspraak. Gisteren stapte ik al facetimend door Anderlecht, want alleen introverte mietjes bellen nog met de telefoon aan hun oor, toen ik ineens, knots, BOEM, #PAUKESLAG op de grond smakte. Een jongeman die met smartphone voor z’n gezicht metersdiep in z’n TikTok-feed zat, was recht op mij gelopen – enfin, of ik op hem, het maakt al niet uit – waardoor onze telefoons tegen mekaar en vervolgens tegen onze nietsvermoedende koppen kletsten. ‘Lelijk hier, hè?’ zei ik toen ik was rechtgekrabbeld. ‘Gatlelijk!’ antwoordde hij, voor we allebei in lachen uitbarstten. Na een ongemakkelijk dansje van onduidelijkheid wie wie nu links en wie wie rechts ging kruisen, zetten we onze weg al scrollend verder. Onderweg ben ik zeker nog enkele prachtachterwerken met en zonder hoeken tegengekomen, maar ik heb er geen milliseconde naar gekeken, omdat ik gezellig en veilig in m’n scherm zat, zoals het elk normaal, niet pervers mens betaamt.

Hans Verhaegen
25 1

Covid-19, Russische roulette?

En toen was er het Coronavirus, Covid-19.  Ik twijfel nog of ik alvast ga hamsteren. Sowieso heb ik een ruime voorraad hand-gel gekocht.  Of ik het wil of niet, maar met regelmaat check ik het nieuws. Ik ben ongerust. Moeten we ongerust zijn? Is het Corona-verhaal opgeblazen door de media of is dit nog maar een tipje van de ijsberg?  Vanaf het moment dat grote bedrijven maatregelen beginnen te  nemen en er vanuit regeringswege drastische stappen worden ondernomen zoals het afgelasten van grote evenementen, wie zijn wij dan om het dreigend gevaar te bagatelliseren en te doen alsof er niets aan de hand is? Mij zie je in ieder geval niet meer in een restaurant, een bioscoop of café.  Vanaf nu doe ik m’n boodschappen online.  Als ik dan toch genoodzaakt ben om in publiek te komen, loop ik met een grote boog om mijn medemens heen. Geen kusjes, geen handjes, en als ik thuis kom van eender waar, was ik mijn handen minstens twee minuten met ontsmettende zeep. Ben ik gestoord of verstandig? Moeten we doen of het er niet is?  Begon het in Wuhan ook niet klein?  Gewoon met enkele mensen die het virus hadden?  In Noord Italië zijn ze nog steeds op zoek naar die ene eerste, die verantwoordelijk is voor honderden- en zometeen duizenden besmettingen.  In Duitsland, vlak over onze grens, verdubbelde het aantal besmettingen in nog geen dag. Niet elke drager van het virus wordt ziek en niet iedere drager is bewust van besmetting. Onze vijand kan vrij woekeren. Dit is de harde realiteit. Het is een Russische roulette. Het is onmogelijk om te voorspellen wie er ziek van wordt, wie er dood aan gaat, of wie gewoon herstelt. Velen zullen het overleven en gezond blijven. Toch is er die angst. Ongezonde angst of realistisch bewustzijn? Als er oorlog uitbreekt kan niemand er omheen. Dan is het duidelijk wie de vijand is en waar hij vandaan komt. Nu is onze vijand ‘under cover’.  Hij infiltreert en besluipt onzichtbaar zijn doelwit. Een nies en een kuch… is hij het, of is het zijn virale familie, Sars, Mers, of onze jaarlijkse Influenza? Ik heb géén idee waar dit virusverhaal naartoe gaat.  Is het een opgeblazen hype of gaat ons leven in de komende zes maanden drastisch veranderen?  Worden we gemanipuleerd door de media of moeten we onze innerlijke stem volgen? Wat is gezond verstand in dit geval? Ik heb geen antwoorden. Van nature ben ik geen bang vogeltje. Maar voor’t eerst ben ik ongerust.

Heidi Schoefs
54 0

Sunparks (3)

Lees hier deel 1 en deel 2 van de Sunparks Saga. Ik sta te kijken naar de grootste verzameling Kyano’s, Shania’s en Dylans die het menselijk oog ooit heeft mogen aanschouwen. Links van me krijst Sky omdat Ashley de opblaasbare donut niet afgeeft. Rechts van me spuwen Jayden, Liano en Iluna zwembadwater naar iedereen die voorbijloopt op de kant. ‘Joy! Joy! Joy!’, weergalmt een echo door het complex. Ik twijfel even of de parkbeheerder ons met propaganda de illusie van plezier in de hersenen probeert te pompen. Maar neen, het zijn de tientallen moeders die tegelijk op hun dochter roepen, waarvan de naam minder uniek blijkt dan gedacht. Ik krijg één meisje in de gaten en stel mezelf de vraag of, als dit neuspeuterende wezentje dat rechtstaand pipi aan het doen is in het kinderbad de verpersoonlijking is van Hope, we er niet beter onmiddellijk mee stoppen op deze planeet. Waar ik ook kijk, overal vertelt informatieve inktversiering op extreem onder- of overtrainde lichamen van volwassenen me de verjaardag en naam van zowat elk kind onder deze koepel. Wanneer je de kleine gezantjes van de duivel uit dit schouwspel wegdenkt, ziet het geheel eruit als een levend portfolio van een tattoo-artiest die z’n dromen is blijven volgen ondanks de Parkinson. Nergens vind je een overtuigender argument van het feit dat er geen tattooshops zouden mogen liggen in een straal van 15 km rond plaatsen waar alcohol geserveerd wordt, dan hier. Ik zie doodshoofden op bierbuiken, blote borsten op behaarde bovenarmen en misvormde dolfijnen over zwangerschapsstriemen. De bovenbilspleettribal, ondanks al vijftien jaar uit de mode, is hier hipper dan ooit. M’n ogen volgen een man die volgekleurd is van kop tot teen en even vraag ik me af of hij Michael Scofieldgewijs het volledige plan en dús de ontsnappingsroute van het park op z’n lijf heeft staan. Eens dichterbij, merk ik teleurgesteld dat het 17 verschillende spinnensoorten en een half serpentarium zijn die z’n lichaam bevolken. Overprikkeld van dit alles, ga ik op zoek naar een plek om tot rust te komen. Achter een plastic oerwoud vind ik de verborgen oase die de oudste parkbezoekers duidelijk al allemaal voor mij ontdekt hebben: de bubbelbaden. Ik stap in een bad waarin het water al flink aan het borrelen is van de luchtbellen. Zitten mee in mijn persoonlijke bubbel voor het komende half uur: vier bomma’s. Nog voor ik mij kan zetten, lonkt de eerste al opvallend naar het doorweekt, drijvend stuk stof vlak naast haar. Blijkbaar gelden de wetten van Benidorm ook hier en leggen we onze handdoek op de plek die we willen reserveren. Ik wurm me met moeite tussen het Aftellen-naar-Alzheimer-clubje en voel meteen iets tegen m’n knie stoten. Het blijkt de linkerborst van Oudje 2 tegenover me, wiens kalebassen het gevecht met de zwaartekracht ergens in 1997 moeten hebben opgegeven. Enkele ogenblikken later voel ik aan de luchtblazer in m’n rug dat de jacuzzi pas nu in gang schiet en vraag ik me af van waar die voorgaande bubbels dan eigenlijk kwamen. De derde bomma, rechts naast me, blijft ongegeneerd staren, ook nadat ik al twee keer oogcontact heb gemaakt. In een poging om onze staarwedstrijd te winnen, geef ik haar m’n obsceenst mogelijke tongbewegingen die ik kan bedenken. Bomma 3 laat zich echter niet van haar stuk brengen. Waar ik niet op had gerekend, was dat Oma 1 tegenover mij duidelijk vatbaar is voor m’n onweerstaanbare avances, al is het niet helemaal duidelijk of ze opgewonden naar me blijft knipogen of een beroerte krijgt. Wanneer ik ook haar tweede borst als de rug van een krokodil naar me toe zie drijven, besef ik dat het tijd is om me uit de voeten te maken. Terwijl ik uit het bad stap, bedenk ik me dat ik Grootmoeder 4 links van me in het voorbije half uur nog geen enkele keer heb zien bewegen. Enkel God en de beveiligingscamera’s weten hoeveel weken het arme mens hier al in het bad hangt. De dag loopt op z’n einde en maakt plaats voor de volgende, die tot aan de bubbelbadbomma’s toe een exacte replica blijkt van de vorige. Het hele weekend waterpret vliegt voorbij als een kip. Maar op zondagavond gebeurt het. Als een fata morgana zien we de uitgang plots voor ons verschijnen en komt het weekend in een stroomversnelling die de enige en saaiste wildwaterbaan ooit ons niet kon bieden. We maken dat we met de auto aan onze microvilla staan en gooien alleen het hoogst noodzakelijke van onze bagage in de koffer. Deuren toe, motor aan en weg ermee! Alsof ons geluk nog niet groot genoeg is, zie ik de Nederlander in de Corsa naar z’n huisje tuffen. Ik dwing hem om de volledige kilometer in sneltempo achteruit te rijden, bedank hem uitbundig met beide middelvingers, volg de rest van de ontsnappingsroute en rijd met de breedste smile ooit in één trek door naar huis.

Hans Verhaegen
28 4

Over "Help, mijn kind kijkt naar porno!"

Het Vier programma “Help, mijn kind kijkt porno” is weer zo’n programma over seks en liefde voor hetero’s (*), alsof homoporno niet zou bestaan of iets vies zou zijn. Seks tussen mensen van hetzelfde geslacht lijkt ook hier weer taboe. Dat taboe, die onzichtbaarheid, begint al op de speelplaats waar flirten, verleiden en een eerste kus gedeeld met iemand van het andere geslacht het normale parcours is, ongeacht je geaardheid, maar daarna stopt het vrijwel voor iedereen die homo is. Althans op diezelfde speelplaats. Zelfs alleen maar flirten met iemand van hetzelfde geslacht is er not done. Deze gevoelens van liefde maar ook van seks zijn totaal afwezig wanneer je jonge homo bent, terwijl de pornotheek voor hetero’s heel compleet en alom aanwezig is in vrijwel elke media. In porno zit lust. Lust om met iemand seks te hebben. Dat is niet anders voor jonge en oudere homo’s. Maar of het nu op televisie, in seksbijbels of in de geschreven media is, telkens weer wordt seks tussen mensen van hetzelfde geslacht vermeden, men gaat het medicaliseren, normaliseren of heteroseksualiseren, terwijl gayporn eigen is aan een hele homocultuur. In het programma zwijgt men in alle talen over homoporno en dat is bedroevend. Voor jonge holebi’s, die ook gevoelens en goesting hebben, zie ik geen enkel rolmodel of representatie van wie je bent of wat je voelt als het over seks gaat. In brave fictieseries die je op tv ziet zijn holebi’s omgevormd tot heteroseksuele homo’s. Promotiefilmpjes of interviews in magazines veranderen daar niets aan. Films als “La vie d’Adèle” en “120 battements par minute” zijn gelukkig een uitzondering maar hebben na hun promotie geen effect meer. Er moet dus meer homoseks komen. En homolust, échte lust. Geen overgeacteerde kus op stijf gesloten lippen. De geschiedenis van homoporno heeft een aparte weg afgelegd en heeft zo te zien nog een lange weg af te leggen. Voor jonge homo’s uit de jaren ’70 van vorige eeuw betekenden de laatste pagina’s van de 3 Suisses catalogus hun seksuele bevrijding. En ook de eerste mannen-Flair uit de jaren ’80, waar een niet onknappe blonde kerel in een schuimbad zat, kon tellen als erotiek voor mannen. Het summum waren “de boekskes” aan de krantenkiosken in iedere grootstad waar je een paar keer nonchalant voorbijliep om toch maar een glimp op te vangen van enkele mannen die seks met elkaar hadden, ook al was een zwarte balk getekend over hun lid. Ik was amper 12 jaar en het voelde als thuiskomen. Voor homo’s is het kijken naar homoporno een bevrijding en een eerste contact van goed gevoel, van dit ben ik. Een herkenning en een erkenning van jezelf als seksueel wezen. Homoporno heeft veel homo’s gerustgesteld in hun diepste zijn en een antwoord gegeven op hun verlangen naar seks. Homoporno bouwt mee aan de identiteit van iedere homoman, terwijl iedere heteroman zijn seksuele identiteit al vanaf de speelplaats ten volle kan vormen. Homoporno is subversiever dan heteroporno omdat de gepenetreerde persoon een man is. Homoporno draagt ook bij tot persoonlijke ontwikkeling van homo’s en stelt ook onze genderrollen in de maatschappij in vraag. Porno maakt deel uit van het leven van iedere homoman. Porno is ook politiek, toen nog niet zolang geleden, in volle aidscrisis, gezegd werd hoe homo’s wel en niet seks mochten hebben. Porno is politiek omdat extreemrechtse partijen het nog steeds hebben over de waarden van traditionele families. Lesbische porno sloopt dezelfde heteronormatieve muren in onze maatschappij. We smijten vandaag nog altijd kwistig met woorden als inclusief en diversiteit, toch maken we keer op keer dezelfde fout. We gieten het allemaal wel in mooie woorden maar we willen het liever niet zien. In die zin heeft “Help, mijn kind kijkt porno” gefaald en paait het allicht enkel de kijkcijfers. Jammer van de gemiste kans van de immer sympathieke Evi Hanssen. Een passage bij jonge én oudere homo’s over homoporno had allicht een andere kijk kunnen werpen op de belevenis van porno voor mensen van wie de maatschappij liever de seksualiteit niet ziet. Die seksualiteit bestaat, die lust, die geilheid. Het experimenteren, het ontdekken. Het zit er allemaal in. Ook die seksualiteit bepaalt de identiteit van een individu. Homo’s hebben dezelfde gevoelens en dezelfde goestingen maar het praten over, het vertonen van of het spreken over homoseks is voor veel mensen en media nog steeds een brug te ver. De regels van het beleven van eigen seksualiteit gelden niet voor iedereen. Zal ik er dan maar mee beginnen? (*) : bij het schrijven van dit artikel is nog maar één aflevering uitgezonden. Navraag bij Evi Hanssen of er ook over homoporno en homoseks wordt gesproken, heeft nog geen antwoord van haar kant geleverd.

Erwin Abbeloos
81 0

Sunparks (2)

Lees hier deel 1 van de Sunparks Saga. Na een deugddoende nacht van 3 uur ononderbroken slaap op een matras die enkel Sunparks-brochuremakers en Auschwitz-gevangen als luxueus durven omschrijven, zijn we vertrekkensklaar. Blarenpleisters? Check. Kompas? Check. Drie liter water per persoon? Check check check! Wij dus op trektocht naar het winkeltje voor ontbijt. Ik klok af op één uur drieënveertig. Maar twee keer verkeerd gelopen. ‘Dat ging verrassend vlot,’ zeg ik, terwijl we het naar chloor ruikende supermarktje binnenstappen. ‘Goh, vlot… Beeld ik het mij in of werden we niet net achternagezeten door een inheemse stam die onze kleren wilde stelen?’ Ik lach naar mijn schoonbroer en stel hem gerust. ‘Ik denk dat het een familie uit Tienen was.’ Het winkeltje lijkt maar één doel te hebben: alle kinderen in het park zo snel mogelijk veranderen in opgefokte monsters, die zo’n zware suikertrip beleven dat je ze rond bedtijd met hun klauwen uit het plafond moet trekken. Chocolade, chips en frisdrank strekken zich uit zover het oog reikt. Water lijkt voorbehouden te zijn voor het zwembad. Mijn vrouw speelt ondertussen Waar is Wally?, waarbij Wally in dit geval een product is met minder dan 400 kilocalorieën. Uiteindelijk geeft ze het op en nemen we ons allemaal een koffiekoek van 7 euro en het enige brood dat we vinden, suikerbrood. De Sunparksstam passeert ons op weg naar de kassa met twee kratten Jupiler en een opengetrokken halve liter in de hand. ‘Overduidelijk Tienen,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. Na het ontbijt, dat de geschiedenis zal ingaan als ‘en exact op dat moment hebben we met de hele familie diabetes gekregen,’ hoor ik m’n vrouw enthousiast zeggen: ‘Wij zijn klaar voor het dolste wateravontuur van ons leven met niet één, niet twee, maar drie adembenemend snelle aquaslides!’ Ik bekijk haar achterdochtig, tot ik merk dat ze een quote voorleest uit de folder op het salontafeltje. Ondertussen komt m’n schoonvader binnen met opgetrokken hemd. ‘Valt goed mee qua litteken, hè? Ze hebben zelfs gezegd dat ik al direct mee mag gaan zwemmen.’ We bedanken hem met het hele gezelschap voor z’n vrijgevigheid: ‘En of we gaan genieten nu we met vier toestellen op de wifi kunnen!’‘Ach, ’t is maar een nier, hè,’ wuift hij het voorval weg. Ik sta in het kleedhokje van het zwembad bewegingen te maken die lijken op een combinatie van de regendans en een epilepsie-aanval. Ik probeer om m’n zwemshort aan te trekken en tegelijk zo’n klein mogelijk oppervlak van m’n voeten in het wrattenparadijs onder me te zetten. Uit het kleedhokje naast mij hoor ik een vrouw met scherpe stem om de vijf seconden op Davy roepen. Na een minuut heb ik door dat Davy al de hele tijd mee in het hokje stond, wat meteen het doffe, ritmische gebonk op de wand tussen ons in verklaart. Wanneer ik Davy en vrouw iets later met peuter uit het hok zie komen, beslis ik voor mezelf dat dit zo’n moment is waarop ik me wat minder vragen moet stellen. ‘De vloer is lava, de vloer is lava…’ Ik loop op m’n tippen naar het toilet om nog snel te plassen, spoel mezelf af onder de douche en voel gek genoeg het kind in me naar boven komen. Ik merk zelfs bijna niet op dat het voetbad eruitziet alsof iemand een bouillon heeft getrokken uit de afvoerputjes van het park. ’Eindelijk nog eens zorgeloos plezier maken,’ zeg ik tegen m’n schoonbroer. We klimmen behendig rond het voetbad, duwen de plastic linten opzij en stappen naar de beloofde, meest onvergetelijke zwem-experience van ons leven. Wanneer ik het tafereel voor ons zie, hoor ik zelfs boven het rumoer van 300 huilende kinderen het laatste stukje optimisme in m’n lichaam kapotbreken. Het water in de baden heeft een geelbruine schijn, twee van de drie glijbanen staan droog en zelfs de fake planten zijn verwelkt. Lees hier deel 3 van de Sunparks Saga.

Hans Verhaegen
43 4

Over moeten

Ik (moet) loslaten. Deze nacht lag ik wakker. Misschien beter: vele nachten lag ik al wakker. Waarom is “rusten” toch zo moeilijk voor me? De moeheid is er, net zoals de onrust. Het blijft: knagend, zeurend manifesteert het zich. Behalve als ik schrijf. Maar soms moet je alles kunnen uitzetten. Herbronnen. De tijd stilzetten. Hoe doe je dat?  Ik (moet) rusten. Moet?Toen begreep ik het. Ik moet juist niets. Ik heb een teveel aan moeten en dat maakt me nog meer onrustig. Ik moet te veel van mezelf en denk daarbij ook nog eens dat mensen denken dat ik iets moet. Zelfs rusten moet? Ik besef plots dat het moeten iets is dat ik moeilijk kan loslaten. Omdat het een gecontroleerd, gepland en strevend naar perfectionisme soort moeten is. Je moet rusten, je moet werken en daarbij het beste van jezelf geven, je moet een goed huwelijk hebben, beter dan dat van je ouders, je moet je kinderen goed opvoeden, zij moeten daarbij aan sport doen, voldoende bewegen, goede resultaten halen, hun talenten ontwikkelen, net als jij, jij moet het goede voorbeeld geven. En haar rol daarin? Zij moet je beminnen, vastpakken als het nodig is, lekker koken, goed advies kunnen geven met diepe gesprekken: vrouw, moeder en filosoof zijn. En mijn rol daarin? Jij moet een echte vent zijn, genoeg verdienen, een betaalbare elektrische auto kunnen kopen, sterk zijn, goed presteren, luisteren en incasseren als een held en goed kunnen kokkerellen: man, vader en superheld zijn. Met alle genderclichés erbij, want wat ben je nog zonder die clichés? Een stuurloos schip op de rand van de afgrond? Tenzij er ergens een nieuwe koers bestaat? Welke koers moet? En zo raast het maar in mijn hoofd. Maar ergens moet het en wordt het ook van je verwacht. Denk je. En daarnaast moet je nog genoeg tijd hebben voor je hobby’s en je passies, als je die hebt, zo niet moet je die hebben.Tenslotte moet je ook letten op wat je allemaal eet en zegt en hoe je het zegt en leuke uitdagende vakanties boeken, zonder het vliegtuig te nemen, de beste foto’s maken en teksten erbij posten die iedereen inspireren en bovenal moet je de wereld redden van zijn nu al bijna zekere ondergang. Ja er is veel moeten dat moet gebeuren. Is er een overdosis aan moeten? In mijn hoofd alvast wel. En al zeker als dat nog eens komt vanuit een streven naar perfectie en controle. Hoe zou dat komen? Ik behaag, dus ik ben. Vanuit een groot verlangen naar behagen en behaagd willen worden, moet veel en lijkt het alsof je erbij hoort. Moet dit dan ook nog eens perfect zijn, met de juiste balans tussen paaien en schoppen? Niemand is perfect en je kan niet alles en iedereen veranderen. En al zeker niet door je op te jagen zoals zo goed lukt op afstand: in de wagen, op sociale media, vanuit je eigen cocon. Ian Fleming beschreef zijn James Bond Girls als imperfect. Er was altijd wel iets dat eraan scheelde, want perfect –dat wist hij ook- bestaat niet.  Je bent mens en je ademt en je leert en je maakt mee en je laat los. Ja vooral dat laatste, omdat je anders te veel jezelf én de ander vastzet: “you will make a fool out of yourself”. Gonst het ergens in mijn achterhoofd. Goed daar zijn we al uit, maar hoe laat je dat dan los? Dansen helpt en doen wat je echt graag doet. En misschien via een zelfgeschreven mantra. Carnavalsmantralaat losdat streven naardat moeten doendat perfect willen zijndat streven naar meer en zelfs minderlaat losdat je moet veranderendat jij of zij andersmoeten zijnlaat los dat je kan laten zienwie je bent en waaromlaat los en leef zonderde uitmuntende controledat er willen zijn van je vraagtzonder meer zonder moetengewoon omdat het islaat losdat masker van het moeten Bedenking bij de bedenking. Er is natuurlijk een verschil met iets moeten en iets willen, waar je zelf voor kiest.Een willen vanuit een echt zijn, niet vanuit een scheefgegroeid ego. Ik adviseer om eens neer te schrijven wat jij zelf wilt (niet die ander). Zo wil ik(vanuit het graag doen)goede leesbare teksten kunnen schrijvendie iets vertellen (want dat vertellen zit er nu eenmaal in)en wil ik (naar best vermogen) een goede vader zijneen echtgenoot die luistert (ook al zit m’n hoofd soms overvol)en kunnen bijdragen aan een leefbare wereld (tja, me ook maatschappelijk nuttig voelen)en dit laten samenkomen in mijn dagelijks leven. Ik mag dit met vallen en opstaan (want dat alleen al is een uitdaging en groeiproces). Meer niet, dit is al meer dan genoeg. Je mag. Ik mag alleen de lat mentaal niet te hoog leggen en te veel verwachten. Zelf ondernemen, niet opjagen en op tijd opladen. Laten we daarbij “moeten” vervangen door “mogen”. Want dan heb je nog een keuze. En die keuze wordt dan uiteindelijk een “ik wil” en nog steeds heb je daarin een keuze. Je mag rusten, een goed huwelijk en goede vriendschappen hebben, geld correct verdienen, kinderen coachen als verantwoorde individuen, je mag het allemaal, proberen, je mag… leven. Omdat je er zelf voor kiest, op jouw tempo. F*ck de rest! Meer zin of onzin wil ik niet en wil ik er niet meer achter zoeken. Alles mag. Niets moet. Toch?   Bij deze post ik ook eens een blogje uit mijn blog: https://bartsidiosyncrasies.blogspot.com/

Bart Vermeer
35 0
Tip

Sunparks

‘Ik roei met de riemen die ik heb in dit epicentrum van getatoeëerde marginalen en kinderen zonder toekomst.’ Positiever dan dat kon ik moeilijk antwoorden toen een vriend me stuurde hoe het weekendje Sunparks me beviel. Ook nu weer, met de krokusvakantie in het vooruitzicht, zet menig jong gezin zich rond de tablet om nog een last minute te boeken naar vakantieparken die je eindeloos speelplezier, ongekende aquafun, heerlijk verkwikkende wellness en grenzeloos avontuur beloven. Laat deze column een waarschuwing zijn voor wat je daar in werkelijkheid te wachten staat. Zie het als een kleine opfrissing van wat je al lang weet, maar hardnekkig probeert te vergeten wanneer je het waanzinnig gelukkige, beeldmooie, met perfecte BMI gezegende middenklassegezin op de brochure ziet. Ik neem het je niet kwalijk, lieve lezer. Maar zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb. Is het toch al te laat? Dan wens ik je veel sterkte toe, zeker als je er, net zoals ik, als kinderloze dertiger door een of andere ongelukkige speling van het lot bent terechtgekomen.Vanaf dat ik de bareel achter me in de houder hoor vallen, weet ik het: ‘ik ben gevangen.’ Elke ontsnappingspoging is hopeloos. Wie toch probeert om onmiddellijk terug te keren, ontdekt al snel dat je eerst zigzaggend, lussen draaiend, rond 13 rotondes manoeuvrerend door het volledige park moet, waarin je enige herkenningspunt bestaat uit één huisje dat 700 keer gecopy-pastet werd. Elk domein is dan ook aangelegd als een labyrint waarvan je onmogelijk in minder dan drie dagen de uitweg vindt. Dat besef begint al wanneer je je zogenaamde luxebungalow probeert te bereiken. Mijn eindbestemming is huisje 186, dat ik een halve benzinetank en één echtelijke ruzie later helemaal achteraan in het park vind. Want iedereen weet dat je huizen logischerwijs altijd nummert van achter naar voor, zodat je bij de ingang uitkomt op 763 en zeker niet bij 1.Wie dacht dat de villa vinden de enige hindernis was om in zeeën van ontspanning en relaxatie te duiken, ziet duidelijk nog iets, of beter iemand, over het hoofd. Ook deze keer ontbreekt hij niet. De Nederlander. Dé Nederlander die, met z’n vrouw en twee kinderen die lijken op patatten met petjes, de volledige weg blokkeert om de meest volgepropte Opel Corsa ooit uit te laden op een manier die je doet twijfelen of onze tijd hier op aarde nu wel of niet eindig is. In een tijdsspanne van 20 minuten claxonneer ik 17 keer naar mijn Nederlander, waarop die vrolijke flapdrol z’n duim opsteekt om fluitend petanquebal per petanquebal verder naar binnen te dragen. Wanneer de familie Mindful Uitpakken haar meditatiemoment er eindelijk heeft opzitten, wordt duidelijk dat ons huis – uiteraard – in een doodlopend stuk van de doolhof staat en dwingen de felle achteruitrijlichten van de Corsa me tot nog een kleine kilometer achterwaarts autorijden vooraleer ik zelf aan het uitladen kan beginnen.Op onze luxury lodge heb ik verbazingwekkend genoeg niets aan te merken. Dat komt waarschijnlijk doordat ik gebruik maak van de zelfbedachte Twistertactiek. Zo zit ik vanaf ik door de voordeur stap niet in iets wat lijkt op een klerenkast met muren, maar wel in het grootste Twister-speelveld ooit. In mijn beleving ben ik dus níét aan het schuren met de schoonmoeder om een mes uit de schuif te kunnen pakken terwijl zij spaghetti staat te koken. Wel ben ik weer een stap dichter bij de overwinning in het weekendlange behendigheidsspel waarbij alleen de gekleurde stippen ontbreken. Mij zal je dus niet horen klagen over het feit dat het onmogelijk is om tv te kijken zonder dat de kont van een huisgenote je oor plet, terwijl je andere huisgenoot door zijn neus moet ademen omdat je knie tegen z’n kin zijn mond blokkeert. Noch spot ik met het feit dat de gemiddelde verhuisdoos groter is dan deze premium cottage. Verhuisdoos of vakantievilla, aan de kartonnen muren waarachter je de Oost-Europese buren hoort drinken, zingen, roepen, kotsen, neuken en snurken – in die volgorde – ontsnap je toch niet. En hoort het per slot van rekening niet bij het vakantiegevoel dat je om twee uur ’s nachts wakker wordt van iemand die vier huisjes verder z’n slaapkamerdeur dichttrekt?Lees hier deel 2 van de Sunparks Saga.

Hans Verhaegen
89 4

Chinese vrijwilliger

Het plan was onfeilbaar. Ik was de Chinese vrijwilliger. Ik zou het oplopen doordat een Chinees kindje een gemene hoestbui had gekregen tijdens het in mekaar zetten van het laatste nieuwe Apple-product, dat ik uiteraard zou gekocht hebben. Ik zou, zoals gewoonlijk, de geur van mijn nieuw Apple-product inhaleren nog voor ik het goed en wel uit de verpakking had gehaald. En ik ging de eerste zijn. Ik zou sterven als BV en mijn vrouw achterlaten met miljoenén, enerzijds door de schadevergoeding, anderzijds doordat m’n columns zouden verkopen voor karrenvrachten gele eurobriefjes. Want net als bij pakweg Van Gogh zal ook mijn oeverloze, niet in woorden te bevatten talent pas erkend worden wanneer er maden uit m’n oogkassen kruipen – die oogontsteking in 2015 niet meegerekend. Ik had het allemaal uitgekiend. Maar helaas, een ander genie is me voor geweest. Deze week is namelijk de eerste Belg met het coronavirus gesignaleerd en ik ben het jammer genoeg niet. Welk product Philip Soubry – want zo heet de held – aan de man wil brengen of welke carrière hij ambieert is nog niet duidelijk, maar geloof mij, als hij het overleeft is deze gozer binnen. Een boekendeal, filmfranchise, z’n kop op flesjes Corona-bier, een naar hem vernoemde Quickburger en een huwelijk met een (al dan niet oude) Miss België zijn op dit punt onvermijdelijk. Deze man heeft 2020 nu al gewonnen. Je ziet hem gegarandeerd terug in het volgende seizoen van De Slimste Mens. En gelijk heeft hij. In deze maatschappij, waarin iedereen zich de superster van z’n eigen wereld waant, waarin we leven voor de likes en waarin 15 minutes of fame veranderd zijn in 15 seconden, kan je de aandacht die je krijgt niet meer gewoon grijpen en uitmelken. Je moet die cashcow vetmesten en verkrachten tot het beest schubben heeft aan de binnenkant. Hoe de Belgisch Kampioen Corona het virus opliep, daarrond circuleren verschillende verhalen. Soubry was alleszins nog niet bijna in de buurt van China geweest. Hijzelf beweert gedineerd te hebben in restaurant Hong Kong in Dadizele, alwaar de chef-kok die in Wuhan geboren is met het corona-gen, het niet langer kon houden van de krampen en in een emmer in de keuken heeft gescheten. Het eerste gebod van de bijbel voor chef-koks, Ons Kookboek van KVLV, zegt namelijk: laat nooit je fornuis alleen. Wat hij niet wist was dat in eenzelfde emmer ernaast beslag zat om de fortune cookies voor de gasten van die avond te bakken. Door een ongelukkig toeval heeft de keukenhulp, die eerder zelf op het toilet zat, die twee emmers omgewisseld en 20 minuten later zat Philip Soubry nietsvermoedend het smerigste, maar meest lucratieve gelukskoekje uit z’n leven te eten. Nu treft het dat het coronavirus het snelst wordt doorgegeven via gebakken feces. Maar dat had Soubry makkelijk kunnen opzoeken, om er daarna dit nogal onwaarschijnlijk verhaal rond te fabriceren. Interessanter is de verklaring van Soubry’s vrouw. Die zegt dat haar echtgenoot al jaren achter haar rug om kelders met illegale Chinese jongetjes bezoekt en hij er bij wijze van fetisj hele avonden in niets dan een pamper over de grond kruipt, terwijl de kinderen hem fruitpap voederen en boeken van Annie M.G. Schmidt in een Mandarijns dialect voorlezen. Mogelijk heeft hij een van die jongetjes zo ver gekregen om in een emmer te schijten, het goedje te bakken en het verkruimeld met Vitabis bij hem naar binnen te lepelen. Zoals ik al zei wordt het virus het makkelijkst doorgegeven via gebakken feces. Dat verklaart meteen ook van waar het absurde verhaal komt dat Soubry zelf aan de media blijft vertellen. Ach, wie maken we wat wijs. Natúúrlijk is dit alles in scène gezet. Waarom authentiek en arm blijven als je met een leugentje om bestwil blokken goud kan kuchen? Philip Soubry is geen corona-overlevende. Philip Soubry heeft zelfs nog nooit een verkoudheid gehad. Philip Soubry is een kerngezond man met een geniaal plan om z’n personal branding en z’n bankrekening te rocketboosten op de rug van het coronavirus. En daarom verdient deze man dubbel en dik elke cent van het fortuin dat op dit moment binnenstroomt. Ik zal alvast in de Quick met smaak zitten genieten van een Soubry Supreme, wetende dat ik mijn steentje heb bijgedragen aan iemands welverdiende renteniersleven. En net als bij kunst zullen de mensen zeggen dat ze dat zelf ook allemaal hadden kunnen bedenken. Maar net als bij kunst zal iemand hen vertellen dat zij niet diegenen waren die het als eerste bedacht hebben.

Hans Verhaegen
18 1

Pijlen

Zo’n twee weken geleden zag ik vlak voor mijn neus een gruwelijke botsing gebeuren in een van de drukste eenrichtingsstraten van het anders immer vredige Heist-op-den-Berg. Dodelijke slachtoffers waren er op het eerste zicht niet, maar het asfalt vol levenloos kalfsgehakt, gebroken Mama Mia’s en uiteengereten stukken knolselder zorgde voor een enorm wansmakelijk tafereel. De bestuurder in fout, een oud besje van een jaar of tweeënzeventig, had een meisje van in de twintig zonder uitkijken frontaal geramd, terwijl die laatste nietsvermoedend (en tevergeefs) spaghettisaus zonder suiker aan het zoeken was. Het was verschrikkelijk. Toen ik zeker wist dat ik geen derde keer ging flauwvallen, richtte ik me tot de oude vrouw, die, na een halve pallet Weense worstjes op haar hoofd te krijgen, wat verdwaasd om zich heen keek. ‘Dat komt ervan als je de pijlen niet volgt hè, ouwe taart.’ De pijlen, ja. Ik ben er zeker van dat niet mijn leeftijd, maar de tegen-het-verkeer-in-rijdende Colruytbezoekers elke donderdagavond de grootste reden zijn van mijn opkomende grijze haren. Als ik nog één keer iemand hoor zeggen dat die pijlen ‘vrijblijvend’ zijn, sla ik hem – of haar, want ik haat seksisme – vrijblijvend in een ziekenwagen. Pijlen schilderen voor het geval iemand ze zou willen volgen, is hetzelfde als verkleed als frietzak naar je werk gaan voor het geval er onderweg nog iemand zin heeft om carnaval te vieren. Ofwel doen we het allemaal, ofwel niemand. Maar ze staan er, dus je muil houden en de pijlen volgen is de boodschap. Anders gebeuren er ongelukken, zoals nu dus. ‘Maak je geen zorgen,’ zei ik terwijl ik het twintigjarige slachtoffer te hulp schoot, ‘ik weet wat ik doe. Ik heb de eerste les van m’n basiscursus EHBO net achter de rug.’ Ze probeerde iets te zeggen, maar kwam niet verder dan wat gebrabbel, dus ik stelde haar nogmaals gerust en zei dat alles goed kwam. Toen ze eindelijk alle stukjes ongekookte tagliatelle uit haar mond had gevist, zei ze me dat een hartmassage écht niet nodig was en vroeg ze – naar mijn gevoel wat onbeleefder dan je je levensredder toespreekt – of ik misschien haar borsten wou loslaten. Hetgeen ik onmiddellijk deed, want ik ben geen viespeuk. Ik excuseerde me en vroeg haar gsm-nummer, zodat we later de terugbetaling konden regelen van haar trui, T-shirt en beha die ik had opengeknipt voor het geval ze geopereerd moest worden. Terwijl ik dat zei, zag ik vanuit m’n ooghoek de oude heks op ons af kruipen. Het zijn niet de pijlen alleen, trouwens. Wekelijks zie je ze met meer komen, de families die oprecht geloven dat de Colruyt een walking dinner is. Met het hele, zevenkoppige gezin vreten en zuipen ze zich een indigestie aan gratis wijn, koffie, toastjes met pitasla, chips, kauwgom, M&M’s, stukken appelsien en blokjes abdijkaas. En elke week worden die Bourgondiërs assertiever. Ik zweer het je dat ik onlangs iemand een fles wijn uit het rek zag pakken, zag weggaan, zag terugkomen met een kurkentrekker die nog in de verpakking zat, en daarna de fles zag openen om ze glaasje na glaasje soldaat te maken. Nochtans was de Châteauneuf-du-Pape niet de proever van de week. Toen we wat later op een zaterdag de Colruyt binnenkwamen en in de eerste gang al overduidelijk met onze kar los door iemands babyborrel reden, zei ik tegen m’n vrouw ‘Nu is het genoeg. Vraag maar opslag op je werk. Vanaf volgende week gaan we naar de Delhaize.’ 'Mijn hart, mijn hart,’ schraapte de oude kraai, die zich ondertussen met één arm tot bij het meisje en mij had gesleept. Geen twee keer, dacht ik. Ik ben geen viespeuk. Dat mens wil duidelijk gewoon dat ik aan haar borsten zit, iets wat wel vaker gebeurt wanneer vrouwen mij voor de eerste keer zien. Dus ik stapte over haar, wees nog één keer duidelijk naar de pijl op de grond, en zette m’n winkeltocht in de juiste richting verder. Vlak voor de kassa maakte ik bijna een achterwaartse salto omdat de Gran Barón van dat mens tot aan de diepvriezers was gelopen. ‘Al wat die achterlijke rimpeldoos moest doen was de pijlen volgen,’ hoorde ik mezelf tussen m’n tanden door zeggen. Meer heb ik er nadien niet meer van gehoord. Een week later, toen ik door de gang met pasta reed, zag ik dat er iets voorbij de pijl een of ander silhouet op de grond was getekend. ‘Nog schoner,’ dacht ik. ‘Als de kinderen hier nu na het eten ook al gaan beginnen spelen met stoepkrijt, hebben we het allemaal gezien!’ Opslag of niet, volgende week ga ik écht naar de Delhaize. Al blijf ik toch enorm sceptisch of dat wel kan werken, zo’n winkel zonder pijlen.

Hans Verhaegen
8 0

Kamp Waes

‘Putain ket, hebt ge ’t gezien gisteren? Die laatste proef met dat zwembad vol weessokken, hitsige hyena’s en poepgelei?! Onwaarschijnlijk!’ Toen zelfs het dakloze vrouwtje naast het Zuidstation het belangrijker vond om me aan te spreken over de laatste aflevering van Kamp Waes, dan om geld te vragen, begon het me te dagen. Ook de week ervoor was zowat iedereen erover begonnen, van de uroloog die m’n penisverkleining zal uitvoeren tot de vrouw in Café De Kopstoot in Wezemaal, die achter me mee het genderneutrale (lees: enige) toilet binnenglipte en me gretig begon te bepotelen, terwijl ik echt heel dringend moest urineren. Maar het was op die woensdagochtend in de Brusselse Fonsnylaan dat het helemaal tot me doordrong: ik ben de laatste Belg die nog niet naar Kamp Waes kijkt. Laat me even de opzet van Tom Waes z’n laatste creatie schetsen, zodat ook m’n honderdduizenden Nederlandse lezers mee zijn. In Kamp Waes geven enkele hypersportieve Vlamingen zich vrijwillig op om vernederd te worden terwijl ze onmogelijke opdrachten moeten uitvoeren, zoals een nieuwe pot Nutella openen zonder dat het papiertje aan de rand blijft hangen, of een das knopen binnen het half uur zonder een deur in te stampen. Dat gebeurt allemaal onder toezicht van onze Special Forces Group, een ultragetraind, multigeskilled superteam dat snel inzetbaar is wanneer er in ons land dringend potten Nutella geopend of dassen geknoopt moeten worden. Tom z’n rol beperkt zich tot toeschouwer en voice-over van het ding. Hij doet dat aan de zijde van een man die zich ‘de Fly’ noemt en eruitziet alsof hij elke ochtend de melk van z’n ontbijtgranen in zijn baard morst. Meester Fly schreeuwt de kandidaten dingen toe als: ‘zielige watjes, als jullie nog één keer de dooier van mijn spiegeleieren laten uitlopen, bijt ik jullie piemel eraf en kots ik hem terug uit in jullie bakkes! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’ En ‘Degene die er niet in slaagt het volledige debuutalbum van Twarres te beluisteren zonder dat het bloed uit z’n oren spuit, draai ik een tong tot z’n amandelen paars zien! Het kan me niet schelen dat je een vrouw bent!’ Maar terug naar de sympathieke Tom, want laat er geen twijfel over bestaan, net als elke fatsoenlijke Vlaming ben ik fan van het fenomeen Waes. De man veroverde m’n hart als de broer van Bart in Het Geslacht De Pauw, in de tijd dat we nog over Bart De Pauw spraken en alleen zijn familie bedoelden als we het over z’n geslacht hadden. Enkele jaren later volgde Tomtesterom, waarin Koning Waes met z’n legendarische prestaties record na record brak, te beginnen met dat van meest vergezochte woordspeling voor een tv-reeks. En zo arriveerden we bij Reizen Waes, een programma waarin reisleider Tom ons meenam naar enkele obscure hoekjes van de wereld die het ontdekken waard waren. Opnieuw een schot in de roos, al had ik het persoonlijk wat moeilijk met de aflevering waarin hij in Groenland met z’n gastheer zeehondjes ging doodknuppelen, omdat de kinderen er verzot zijn op zeehondjesbloed en het goedje letterlijk met emmers naar binnen gieten. De uitzending waarin hij door een magnifieke speerworp de jacht op een 10-jarig albinoweesje in Tanzania won, behoorde dan weer tot een van de mooiste tv-momenten van het laatste decennium. Tegen de tijd dat Wauters vs. Waes op het scherm kwam, hadden we al lang geen programma meer nodig om te weten dat onze God het zangertje van Clouseau zou vermorzelen in zowat elke uitdaging mogelijk. Met succes een koe insemineren? Waes. (Koen leerde pas na de proef dat de procedure geen seksueel contact vereist.) Een man met een verstandelijke beperking opleiden tot je vaste klankman? Waes. Enkel de test waarbij de heren al skydivend de vijfde van Beethoven moesten naspelen op de neusfluit, leverde Koen een overwinning op. Hoe multigetalenteerd ook, tegen de neus van Koen Wauters is niemand opgewassen. Met dat ding kan je dan ook een hele provincie in de schaduw leggen. En nu is er Kamp Waes dus. In de aflevering die ik zag, werd er iemand uitgeflyerd omdat hij zijn wapen was vergeten. Maar zeg nu zelf, zouden we die deelnemer niet beter belonen? Want wat is er Belgischer dan Special Forces die zo amateuristisch zijn dat ze hun wapen vergeten? Geloof mij, van de vier militairen die dagelijks door het station van Brussel-Zuid flaneren, loopt er altijd minstens één bij die z’n machinegeweer op de keukentafel liet liggen en luchtgitaargewijs doet alsof hij wel degelijk een mitraillette in z’n handen heeft. Geen haan die er naar kraait. En misschien is dat wel de belangrijkste skill om bij de SF, het Belgisch leger of welke andere Chiro-afgeleide te horen: oplossingsgericht denken. Tot de Fly en co daar rekening mee houden, blijf ik de enige Belg die niet voor de buis zit wanneer de heer Waes, uit pure bescheidenheid, presenteert in plaats van proeven doet. Want we weten allebei dat Tom moeiteloos het papiertje van een pot Nutella knipoogt, terwijl hij vlotjes een das knoopt, van elke weessok terug een paar maakt, rustig elke hitsige hyena tot bedaren brengt en zich terecht afvraagt waarom er in godsnaam zo veel poepgelei in dat zwembad ligt.

Hans Verhaegen
102 0

Wat als

Zoveel kruispunten in één leven.  Zoveel keuzes.  Zoveel te kiezen, zoveel gekozen.De eerste kus, de eerste fiets, de eerste kop koffie, de eerste vakantie, het eerste kind, het eerste huwelijk… Af en toe denk ik, wat als… Wat als ik op dat ene kleine moment iets anders had gekozen. Hoe zou m’n leven er dan uitzien. Neem mijn eerste kus.  Ik was helemaal niet verliefd, wél gefascineerd.  Op mijn zestiende kreeg ik mijn eerste kus.  Hij was helemaal weg van mij, ik enkel nieuwsgierig.  Eer ik begreep wat er gaande was, voelde ik een lange stijve tong in mijn mond draaien, zoekend naar iets wat ik niet begreep.  Hij smaakte vies.  De jongen in kwestie wilde nog kussen.  Ik niet.  Ik wist genoeg.  Dit hoefde niet voor mij. Stel je voor dat ik wél ingestemd had met die tweede kus, en een derde en een vierde. Stel dat ik mezelf helemaal in de liefde gesmeten had en wél verliefd was geworden. Pas véél later ontdekte ik dat tongkussen te vergelijken is met je eerste koffie. Het vraagt een beetje doorzetting eer je de smaak te pakken hebt.  Misschien was ik dan wél gegaan voor het huisje, boompje en tuintje.  Trouwen, bouwen, kindjes en de carrière. Dan had ik misschien geen 75 jobs gehad en 35 keer verhuisd.  Klinkt ongeloofwaardig, maar geloof me, dit zijn keiharde feiten.  Misschien had ik dan nu een zoon van 30 die het huis niet uitwilde en die de hele dag spelletjes lag te spelen.  Wie weet, had ik dan al twee burnout’s en een kanker overwonnen omdat het leven zo stresserend was.  Of misschien had ik dan een vechtscheiding achter de rug, waarbij ik een huis gewonnen- en vrede verloren had.Of misschien ging alles zijn gangetje en was ik tevreden. De ‘wat alsen’ zijn eindeloos.  Zoveel kruispunten passeren.  Je kan er veel nutteloze tijd aan verdoen. Mijn leven is gegaan zoals het is gegaan.  Goed of slecht.  Geen oordeel.  Voor mij is het goed.  Had het anders gekund?  Jazeker. Beter?  Welke weg je ook kiest.  Het is jouw weg.  De beste weg.  De enige weg. DIT DELEN:

Heidi Schoefs
18 0

Daar liggen we dan, boven op Emma

Mijn echtgenoot heeft een vriendinnetje. Emma heet ze. Tja, het zat eraan te komen. Het is ook wel een beetje mijn eigen schuld. Hij heeft me vaak genoeg benaderd en keer op keer wees ik hem af. Ik had er gewoon écht geen zin in. Sterker nog: ik voel er de laatste jaren geen enkele behoefte meer toe. In het begin van onze relatie trouwens nog wel, hoor. Toen ging ik er nog flink tegenaan. Meerdere keren per week. Nu kan ik me daar niets meer bij voorstellen. Maar ja, die beginjaren, hè. Dan doe je nog zotte dingen. Maar nu dus nog maar zelden. En zeker niet meer zo gepassioneerd. En dan kun je er natuurlijk de donder op zeggen dat je man het ergens anders gaat zoeken. Zó klassiek. Hij heeft haar tijdens een vergadering ontmoet. Ze hadden meteen een klik. En van het een kwam het ander. Voor hij het goed en wel besefte, bevonden ze zich samen in één ruimte. De fitnessruimte. O, had ik dat nog niet gezegd? Ze is zijn sportmaatje. Ik ben niet (meer) zo voor sport te porren. Zeker niet voor krachttraining. En dat is nu juist wat mijn echtgenoot en zijn sportvriendinnetje zo leuk vinden. Gelukkig vindt het contact vooral digitaal plaats – ze woont een paar landen verderop.Ze sturen elkaar hun trainingsschema’s en -resultaten door. Eerlijk gezegd moest ik er wel aan wennen, hoor. Mijn echtgenoot die zo intensief met een andere vrouw berichten uitwisselt. Als je zo onzeker bent als ik – iets met de hele lagereschooltijd gepest zijn – kan er wel eens wat lichte jaloezie de kop opsteken. En nu zijn we net een nieuw bed gaan uitzoeken. Er stond van alles in de showroom: bedden met een groot leren hoofdbord, luxe boxsprings, maar ook van die heerlijk ouderwetse metalen frames. Wij gingen echter voor een houten bed. Eigenlijk was er maar eentje bij waar we allebei enthousiast over waren. En dus is die het geworden. Er zit echter één nadeel aan: het bed heet Emma. Dat geloof je toch niet! Waarom moeten ze het bed dat ik mooi vind, nu uitgerekend Emma noemen, grr. Maar ik heb een oplossing bedacht, hoor. Om te voorkomen dat ik nare dromen krijg over de combinatie Emma-bed-mijn echtgenoot, heb ik besloten ons bed te herdopen. Ik twijfel nog tussen Brad (rijmt wel lekker op ‘bed’) en Thor.  

Vera's Column
16 0

Kai-Mook

Toen ik gisteren aan het pissen was, vroeg ik me ineens af hoe het eigenlijk nog met Kai-Mook zou zijn. Ik herinner mij dat we met de hele natie zo uitkeken naar de komst van dat geslurfd mirakeltje, alsof het uit de baarmoeder zou komen met een oplossing voor het gat in de begroting, een geneesmiddel tegen kanker en het geheim van hoe je bechamelsaus zonder klonters maakt. Er hingen zelfs camera’s in de kooi van hoogzwangere moeder Phyo Phyo – olifanten geven evenveel om privacy als de gemiddelde Facebookgebruiker – zodat iedereen live kon zien wanneer het grote moment was aangebroken. En wij zaten allemaal zo dicht met onze neus op het scherm dat we de olifantenschede bijna konden ruiken. De dag dat het schattig, gerimpeld jong eindelijk haar hoofdje liet zien, was iedereen buiten zichzelf van vreugde. Alle mannelijke bezoekers van ZOO Antwerpen mochten gratis binnen als ze hun broekzakken binnenstebuiten keerden, hun rits openzipten en hun eigen kleine Kai-Mook vrolijk lieten rondbengelen, mits de belofte dat het hele zoobezoek lang te doen. Vrouwen mochten binnen zonder betalen als ze aan de entree hun panty’s uittrokken en op handen en voeten de bevallende Phyo Phyo met een maximum aan inlevingsvermogen imiteerden. Sommigen gingen zo ver om in de trein op weg naar de zoo al een olifantenknuffel in hun gleuf te proppen en die er dan tijdens het spektakel, tot grote verbazing van de toegangsbedienden, met pijnlijke olifantenkreten uit te baren. Deze dames kregen er terecht nog een bonnetje bovenop voor een gratis glas cava in Grand Café Flamingo. En zo ging het in de dagen na de geboorte en heel het land vierde feest en we zongen olifantenliederen, en we bakten baby-olifantenkoekjes met onze kinderen, die we deelden met onze buren – de koekjes, niet de kinderen – en homo’s werden in mekaar gestampt, want zelfs een hartverwarmend fenomeen als een geboorte in een bedreigde dierenfamilie kan helaas niet voorkomen dat er dagelijks homo’s in mekaar worden gestampt, ondanks het feit dat ze al lang voor de hype fan waren van harige slurven en we eindelijk allemaal even één ding meer gemeenschappelijk hadden. En dan bleek dat dat olifantje, dat om op te vreten was en waar we ons jarenlang peter en meter van voelden, zich op 7-jarige leeftijd al rijp genoeg achtte om zelf moeder te worden! En allemaal waren we gedegouteerd van die kleine kinderhoer die heel de tijd een rolletje had gespeeld en die, terwijl onze kinderen zich allemaal verkleedden in baby-olifantjes met carnaval, had liggen vogelen met elk beest in de dierentuin dat nog niet eens een beetje een slurf had! Het laatste wat ik er daarna van gehoord heb, is dat ze de sloerie van haar slagtanden hebben beroofd, dat ze twee van haar poten hebben afgezet (links voor en rechts achter), en dat Peter Goossens ze een tijdlang in Hof van Cleve geserveerd heeft als ‘verrassingsnuggets met krokantje van ivoorstamperbloesemblad.’ Daarna hebben de dierenverzorgers haar op een boot richting Afrika gezet met de woorden: ‘ik hoop voor jou dat het lang duurt voor de jagers je vinden, maar ik zou er niet te hard op rekenen, schijnheilige dinosauruskut. Als de Afrikaanse olifanten je al niet eerder weten te strikken, want naar het schijnt lusten die Aziatische olifanten rauw en hangen ze ze op in de hoogste boom of gooien ze hen dood met brandende neushoornkak.’ Sindsdien staat er in de vuilste uithoek van Planckendael een kartonnen olifant die Kai-Mook moet voorstellen. En iedereen kan zien dat het niet de echte is, maar niemand komt ernaartoe om het effectief te ontdekken, omdat iedereen in ons land het gehad heeft met die walgelijke dierenslet, die ons heel even weer liet geloven in een betere wereld waarin wonderen bestaan, waarin we ons allemaal verbonden voelen en we beseffen dat we veel meer kunnen bereiken als we ons achter hetzelfde doel scharen. En 11 miljoen Belgen bleven gedesillusioneerd achter, ons dood schamend over hoe we allemaal toch zo kinderlijk naïef hadden kunnen zijn.

Hans Verhaegen
17 1

WhatsApp

Maar weinig uitvindingen hebben ons leven zo radicaal veranderd en verbeterd als WhatsApp. Veel mensen herinneren het zich niet meer, maar er is een tijd geweest dat we om elkaar te bereiken, een bericht moesten sturen via sms, als barbaren. Na 160 karakters verdubbelden de kosten van zo’n sms’je zich al, waardoor we gedwongen werden om onze hersenen te pijnigen en na te denken voor we iets stuurden. Wat wil ik zeggen en hoe formuleer ik dat kort en duidelijk? Het was me wat, die dagen. Ik wil niet weten hoeveel tijd ik verspild heb aan al die onnozeliteiten, in plaats van snel snel en gratis mijn vraag te stellen in 11 aparte, met vrolijk geluidje aangekondigde berichten. Hey Çavakes? Seg Snel vraagje Heb je mijn mailtje dat ik juist gestuurd heb al gezien? ’t Gaat over dat feestje Van binnen twee maand. Je moet niet direct antwoorden, hoor. Er is toch niks, he? Anders moet je ’t laten weten he!! Ik maakte me gewoon zorgen omdat je nog niet geantwoord had… Sinds de grote doorbraak van WhatsApp hebben mijn vrouw en ik een klein traditietje in het leven geroepen. Zo vieren we het wanneer rond kwart na elf ’s avonds de 1.000ste melding van de dag binnenkomt. Dan stoppen we abrupt met passioneel de liefde te bedrijven, trekken we onze kleren aan, halen een gekoelde fles champagne in de nachtwinkel en zetten we koers naar het huis van de verzender. Rond middernacht zijn we ter plaatse en drukt een van ons twee – we wisselen af – enthousiast op de bel. Een symbolische, analoge melding van onzentwege, zeg maar. Vaak is de gelukkige winnaar wat verward en slaapdronken en worden de kindjes huilend wakker, van geluk natuurlijk, wat de ontlading alleen maar groter maakt. Voorlopig heeft nog niemand het gezegd, maar wij hebben geen woorden nodig om te weten dat mensen dit enorm appreciëren. Hoe kan het ook anders? Wij zeggen: ‘bedankt om ons het gevoel te geven dat we op elk moment van de dag onmisbaar zijn. En right back at ya, wij kunnen zelfs ’s nachts niet zonder jou.’ Meestal vertrekken we dan rond 1.30 uur. Om 6 uur ’s ochtends sturen we hem of haar nog een whatsappje of 15 om hen nog eens te bedanken en een fantastische dag toe te wensen. Je appreciatie voor elkaar tonen, meer mensen zouden het moeten doen. Soms gebeurt het dat de 1.000ste notificatie al veel vroeger op de dag binnenkomt. Dat heb je natuurlijk met die levendige groepjes. En na WhatsApp zelf, zijn die groepjes voor mij de beste uitvinding van het voorbije decennium. Ikzelf ben er van zo veel als ik kan lid, want waarom zou ik niet? Mijn motto is: voor alles is er wel een passend groepje te maken. Zo zit ik sinds kort in een WhatsApp-kliekje van mensen die áltijd te weinig geld terugkrijgen van drank- en snoepautomaten. Verder is er het groepje familieleden die al 7 jaar tevergeefs proberen af te spreken. En ten slotte zit ik ook in de WhatsApp van de fanclub van vochtig toiletpapier, regio Zuiderkempen. Ik probeer al lang een groepje samen te stellen met bewonderaars van Ruben Van Gucht die even grote fan zijn van Ruben Van Gucht als Ruben Van Gucht zelf, maar ik ben nog altijd op zoek naar een extra persoon om een groepje te kunnen maken. Mijn favoriete groepje is echter dat van de collega’s die vinden dat mekaar 40 uur per week zien en horen veel te weinig is om efficiënt te kunnen samenwerken. Tijdens het werk moet er namelijk bijgebabbeld worden over weekends en avonden en dan is WhatsApp enorm handig om ’s avonds het overige werk te kunnen regelen. Verder zorgt het er ook voor dat de grens tussen collegialiteit en vriendschap vervaagt, wat alleen maar helpt bij het vermijden van de ziekte van de tijd met de grote B: burn-out. Want zo wordt je werk eigenlijk gewoon een plek waar je rondhangt met je vrienden. En ik heb nog nooit iemand een burn-out weten krijgen van vriendschap. Dat maakt WhatsApp niet alleen de uitvinding van de eeuw, maar ook het eerste geneesmiddel van een ziekte waar we tot nu toe nog geen medicatie voor hadden. En daarvoor wil ik de uitvinders, en uiteraard de sympathieke man die WhatsApp enkele jaren geleden gekocht heeft, Mark Zuckerberg, oprecht voor bedanken. Het liefst via WhatsApp zelf uiteraard, alleen raak ik jammer genoeg niet meteen aan hun gegevens.

Hans Verhaegen
15 1

Slechte voornemens

De uitgelopen mascara op het gezicht van het molligere meisje verraadt dat ze gehuild heeft. Een oudere vrouw slaat een arm rond haar schouders en fluistert haar iets toe. Wat verderop grijpt een man met beide handen naar z’n borstkas alsof hij enkele minuten geleden dacht nooit nog zuurstof in z’n longen te kunnen zuigen. Rondom het gebouw is het asfalt bestempeld met honderden rode voeten, allemaal stapten ze door de wijnkleurige plas naast het lichaam. In de verte nadert een sirene, terwijl achter het enige raam dat nog heel is, de eerste loopband zachtjes in beweging komt. Ja, het was ook deze 2de januari weer heftig toen de gemotiveerde mensenmassa het fitness center probeerde binnen te raken. Wat me meteen bij mijn vraag brengt. De vraag die je al lang wilde horen, maar die je jezelf nog nooit durfde stellen. Zullen we het dit jaar gewoon eens laten voor wat het is, lieve lezer? Kijk, het laatste wat ik wil doen is je schofferen. Maar geef toe, we maken ze tóch niet waar. Nu niet, vorig jaar niet, twintig jaar geleden niet. Het enige waar we onszelf mee opzadelen is een gevoel van mislukking dat zwaarder weegt dan ons walgelijke lichaam in post-feestdagenmodus. En daarvan wil ik je dit jaar besparen. Noem het mijn nieuwjaarsgeschenk voor jou: weg met die goede voornemens. Begrijp me niet verkeerd, er is niks mis met ambitie. Ikzelf ben al 10 jaar op rij getransformeerd in een kruising tussen Jerommeke, Pascale Naessens en Ingeborg. Ik crossfit mezelf uit m’n kledingmaat, vreet mij een overdosis aan vitamines en mediteer mezelf een gat in het plafond. Tegelijk raak ik geen druppel alcohol meer aan, zorg ik ervoor dat suiker en ik te allen tijde minstens twee straten van mekaar verwijderd zijn en blink ik wekelijks de trofee voor meest gestofzuigde huis van de eeuw op. Alleszins, zo zie ik het voor mij op 1 januari. De werkelijkheid echter, da’s andere kost. Tot half januari waan ik me nog de nieuwste health guru en inspireer ik de wereld via YouTube met hoe ik 10 sit-ups per dag doe en één keer friet in de week eet in plaats van drie. In de derde week van het jaar lukt zelfs dat niet meer en is de enige sport die ik nog doe de olympische discipline ‘zo veel mogelijk Doritos tegelijk in één mondholte proppen’. Om mezelf beter te voelen, uiteraard. De logica daarachter is me na al die jaren nog altijd vreemd, lieve lezer, maar hier, neem ook een chipje. Ik beken dat ik ze zelf ook al had opgelijst, mijn goede voornemens voor 2020. Geen vervallen lasagne van de Aldi meer eten. Geen pepperspray meer spuiten in de ogen van de Turkse man die mijn dürüm komt afgeven aan de voordeur. M’n hand minder opvallend in m’n broek steken wanneer er een vrouw tegenover me komt zitten op de trein. En stoppen met lazarus in de tuin van de overburen te schijten, vooral omdat ik daarvoor altijd eerst uit de zetel moet komen en omdat het triest is om te zien hoe onze buur vastberaden is de vos te vinden die elke week z’n tuin onderjorist met iets wat lijkt op oranje pannenkoekenbeslag met brokjes groen gehakt. Maar waarom al die moeite doen? Zowel jij als ik weten toch dat ik het niet volhou. Meer nog, tijdens oudejaarsnacht zat ik om exact 3 na 12 al gehurkt tussen de perfect getrimde buxus en het rozenperkje, niet wetend welke lichaamsholte er als eerste die emmer wijn en dat hertenkalf zou uitgooien. En toen gebeurde er iets magisch. Terwijl ik daar in m’n blote reet boven de grond hing te zwalpen, hoorde ik het. Een donderslag. Waarna de hemel onmiddellijk oplichtte en ik getrakteerd werd op het prachtigste licht- en kleurenspel dat m’n ogen ooit mochten aanschouwen. En toen wist ik het zeker. Een duidelijker teken kon het universum mij niet geven. Je bent goed bezig, Hans. Je hebt gelijk. ‘Weg met die goede voornemens,’ schreeuwde ik lachend naar de hemel, terwijl ik delicaat als altijd m’n anus afveegde met een handvol vers geplukte rozenblaadjes.

Hans Verhaegen
32 0

Tje

Het spijt me, lieve vrienden. Deze week geen gewone column, maar een columnpje. Een blogpos’je, zeg maar. Ik schrijf op dit moment dan ook geen zinnen, nee, ik typ woordjes op mijn laptop in een gezellig barretje, waar ik straks met het kaartje 7 euro’s en 40 centjes betaal voor mijn koffietje, fruitsapje en bruiswaterke. Nee, het kasticketje moet ik niet hebben. De wereld is geen kleuterschool. Niet alles moet verkleind, vercutesiepied en verknuffeld worden. Vooral het middenstandje heeft hier een aangeboren talent voor. Maar een rekeningske van 98,99 euro, blijft een factuur van 100 ballen. We schuiven toch ook niet aan in file’tjes van een vijftal kilometertjes? We staan godverdomme anderhalf uur stil. In de andere richting moeten we dingen ook niet groter maken dan ze zijn, gewoon omdat dat beter klinkt. Als je dokter je vertelt dat je een tumor hebt, maar nog wel 60 volledige dagen te leven hebt, betekent dat nog altijd dat je binnen twee maand langs de minst leuke kant van de bodem ligt. In de donkere periode van m’n leven dat ik nog naar de kapper ging bij de gemanicuurde racistische zwijnen van Kreatos, mocht ik elke keer tijdens het wachten mijn nameke op een papiertje schrijven. Want blijkbaar ben ik 6. Tot ik een keer zo opgewonden raakte tijdens de hoofdmassage aan de wasbak dat ik daar een kapster door mijn boxershort en broek heen recht in haar van blokjes voorziene muil heb gespoten. En dan wel, natuurlijk. Dan maken ze er ineens iets groots van. Ik heb haar gezegd dat het een ongelukske was, en dat dat allemaal makkelijk weg te slikken of spoelen was met een watertje of een douche’ke. Maar het spreekt voor zich dat ze daar nadien mijn nameke kenden en ik op zoek moest naar een nieuwe plek om mijn haartjes te laten knippen. Onlangs ging ik naar zo’n wellnessgedoe voor een sportmassage en zei de vriendelijke vrouw aan het onthaal dat ik mocht meegaan met haar collegaatje. Ik verwachtte dat een vijfjarig massagewonder, of erger nog, een dwerg, zich tevoorschijn zou toveren van achter de balie. Laat het duidelijk zijn dat ik geen probleem heb met de kleinere medemens, maar het idee dat een dwerg met die rare vingertjes aan de op één na meest intieme delen van mijn lichaam gaat komen, is voor mij toch een brug te ver. Er valt over te discussiëren, maar Ik heb een min of meer volwassen lichaam, dat vraagt bijgevolg om behandeld te worden door voldoende grote, volwassen handen. Dat lijkt me maar logisch. Het collegaatje bleek gelukkig een volwassen vrouw te zijn en het feit dat ik noch van een kind, noch van een dwerg een massage kreeg, maakte me meteen ontspannen. Maar toen ze mijn tepels met haar tong begon te sportmasseren dat het geen naam had, raakte ik zo opgewonden dat ik door mijn wegwerponderbroekje door recht in haar muil heb gespoten. We konden er gelukkig allebei om lachen, maar het spreekt voor zich dat ik beter op zoek ga naar een andere plek voor m’n sportmassages. En zo is het altijd wel iets. Wanneer ik stop met typen, merk ik dat we 10 uur al ruimschoots gepasseerd zijn. Dus wenk ik de serveuse en zeg ik wat ik al heel de ochtend heb willen zeggen, maar heb weten te onderdrukken. ‘Voor mij een Duveltje.’ Ik moet het toegeven, die verkleinwoordjes zijn eigenlijk nog zo’n slecht concept niet.

Hans Verhaegen
7 0