Lezen

Boenke boenke

Het kostte me alle moeite om doorheen het lawaai het gesprek te volgen. Ze sprak luider dan normaal maar haar woorden ebden als losse flodders weg in de muziek. Ik zag dat ze haar best deed, ze articuleerde alsof het spieroefeningen voor de mond waren en ze zich klaarmaakte om een opera te zingen. Niets drong tot me door behalve het lalalala-deuntje van Kylie Minogue en een krijsend figuur dat met allures van een eurocent meezong. Met haar vork prutste ze op haar bord in een hoopje rijst dat tussen de kleurrijke wokgroenten en enkele feloranje scampi’s gekneld lag. Haar bord was een slordig kunstwerk geworden en ik vroeg me af of de paarse bloem die je altijd bij je maaltijd krijgt eetbaar was. Zoiets durf je niet te vragen. De bewegingen van haar hoofd en het rollen van haar ogen benadrukten wat ze wou zeggen, hoewel ik niets had begrepen. ‘Snap je,’ was het enige wat ik hoorde, waarop ik instemmend knikte. Ze gooide haar vork op het bord, veegde in één beweging het vet van haar volle lippen, nam een slok water en legde voldaan de handen rond haar buik. Ik probeerde me dieper te concentreren, ik probeerde de taal die ze sprak op haar lippen te lezen, haar woorden in betekenissen te ontleden en mijn blik te focussen op haar mond maar ik kon het niet helpen. Ik wist niet wat ze zonet allemaal met zoveel overgave en energie verteld had. Misschien werd ik doof, misschien vielen de connecties in mijn hersenen één voor één uit. Misschien was ik al die tijd onbewust afgeleid door mijn eigen gedachten. Dat gebeurt vaak wanneer mensen het te lang trekken, wanneer de monoloog vervelend wordt, wanneer ze eindeloos over zichzelf blijven doorpraten, zichzelf bewieroken of, kan het nog erger, wanneer ze zich als slachtoffer van al het kwaad in de wereld plaatsen. Dan denk ik aan mijn volgende hoofdstukken, mijn personages, mijn invalshoeken en mijn spanningsboog, waar ik nog kan schrappen, wat ik nog kan herschrijven en welke dynamiek ik aan mijn verhaal kan geven. Mijn mentale afwezigheid van vanavond lag ook aan de irritante ‘boenke boenke’-muziek die eerder op de voorgrond dan op de achtergrond speelde. Wat is het plezier om aan een tafel te zitten, een conversatie proberen te volgen die uiteindelijk uitdraait op een onverstaanbare dialoog en waar je voortdurend een instemmend ja dan neen knikte in de hoop dat al dat geknik in het vertelde verhaal klopte. Het restaurant zat vol, stampvol, wat het converseren evenmin bevorderde. Ik die graag luisterde naar wat gezegd werd aan andere tafels. Vanavond niet dus. Ik probeerde haar golflengte te bereiken met een ‘Smaakt, het?’ maar haar woordenwaterval viel niet stil. ‘Neen maar, snap je?’ ging ze verder en greep opnieuw naar haar vork. Ik knikte ja en gaf mijn bescheiden hoofdbeweging ondersteuning met een diepe ‘hmm hmm’. Boenke-boenke-boenke.

Erwin Abbeloos
23 0

Pakketbezorgers

Ik ben een groot fan van online shopping. Ik weet het, de plaatselijke middenstand en zo, maar voor iemand die 40 uur werkt is het heel praktisch als je bepaalde zaken gewoon met een druk op de knop kunt bestellen. En dat je dan je weekend kunt besteden aan echt leuke dingen. Ik ben niet iemand die broeken in drie maten bestelt om er dan weer twee terug te sturen, dat niet. Ik probeer de bezorgbewegingen toch wel tot een minimum te beperken.  Maar toch staan bij mij regelmatig pakjesbezorgers aan de deur. Overdag, als ik thuis werk, maar ook ’s avonds. En eerlijk is eerlijk, ik weet niet precies wanneer wat wordt bezorgd dus als ’s avonds in het donker de bel gaat, zorg ik altijd dat Stef met me meegaat naar de voordeur. De arme hond is volkomen onschuldig maar dat weten de bellers niet. Het is toch een zwarte Stafford die hen begroet. Het bordje dat vertelt hoeveel postbodes, hoeveel inbrekers en hoeveel katten hij al verjaagd heeft, helpt daar natuurlijk ook aan mee. Het is met een knipoog maar sommige mensen schijnen toch te denken dat er een ondertoon van ernst zit onder iedere gemaakte grap. Het is ook niet moeilijk om Stef mee te krijgen naar de voordeur. Zodra de bel gaat, staat hij al klaar. Hij verwacht vriendelijke mensen en vriendelijke mensen hebben altijd snoepjes bij zich. Het is lastiger om hem te beletten mee te gaan dan om zijn hulp in te roepen. Pakjesbezorgers die al wat langer rondrijden in onze wijk, kennen Stef inmiddels. En afhankelijk van hun eigen voorkeur wordt Stef vriendelijk begroet of ontweken. Stef maakt het niet uit, hij blijft enthousiast. Laatst stond er echter iemand voor de deur die duidelijk nog nooit kennis had gemaakt met mijn enthousiaste vriendje. Ik deed de deur open en Stef schoot achter me vandaan naar buiten. De man schrok verschrikkelijk en gooide me het pakje toe. Ik kon het nog net vangen. Daarna trok hij een sprintje naar zijn bus. Misschien vanuit zijn oogpunt gezien wel logisch maar niet heel verstandig. Want Stef vond het wel een leuk spelletje en sjeesde er achteraan. Arme man, hij wist echt niet hoe snel hij achter het stuur moest kruipen en de deur dicht moest gooien. Teleurgesteld droop Stef af en kwam terug toen ik hem riep. Wat was dat nou? Hij wilde toch alleen maar spelen. Ik kreeg ook niet de gelegenheid om het uit te leggen want de man keek stug vooruit en gaf gas.  Ik vrees dat deze man mijn pakjes voortaan tegen de voordeur zet, aanbelt en maakt dat hij wegkomt. Toch, Stef bedoelt het echt heel goed. Maar ik blijf hem wel meenemen naar de voordeur. Tenslotte kun je nooit weten.            

Machteld
6 1

Kerkklokken

Ik woon in een dorp, ik heb het al eens eerder verteld. En dan bedoel ik ook echt in een dorp, met dorpse waarden en tradities. We hebben een supermarkt, zelfs twee, maar verder moet je niet veel eisen stellen. Ik vind het heerlijk. Als ik drukte wil, ga ik naar een stad en als ik rust wil, ga ik naar huis. Natuurlijk zijn er ook nadelen, dat weet je van tevoren. Als je dat niet wilt, moet je niet in een dorp gaan wonen. Er wordt meer gelet op wat iedereen doet en, zoals overal, hebben mensen daar ook een mening over. Toch is het dorp niet helemaal ouderwets. We hebben zelfs een buurt-app. Ik plaats nooit een bericht maar het is wel handig om op de hoogte te blijven. En om je soms te verbazen over zaken waar mensen zich druk over kunnen maken. Ik lees graag mee. Zo ook pas geleden. Van oudsher zijn er in mijn dorp drie kernen, met uiteraard in iedere kern een kerk. Ik woon vlak bij die kerk. En die kerk heeft een welluidende klok die om het half uur slaat. En de kerkgangers verwittigt als er een dienst aanstaande is. Op zondag om tien voor half tien en bij belangrijke gebeurtenissen soms al wel een kwartier vooraf. Meestal hoor ik het niet eens meer. Je raakt eraan gewend. Maar de nieuwe bewoner van het voormalige domineeshuis had er toch wat meer moeite mee. En plaatste een bericht in de buurt-app. Hij vroeg of er meer mensen last hadden van de klok. Zijn nachtrust met name werd er ernstig door verstoord. En als hij voldoende medestanders had, kon hij wellicht een verzoek indienen om het slaan van de kerkklok te laten stoppen. Ik moest al lachen toen ik het bericht las. Oeps, dat ging reacties opleveren. En ja hoor, de hele buurt viel over hem heen. Iemand vertelde hem fijntjes dat hij daar eerder over na had moeten denken. Je moet ook niet naast een luchthaven gaan wonen als je geen vliegtuigen wilde horen. Het werd een hele discussie. Zelfs de minaretten van een moskee werden erbij gehaald. Arme man, ik denk dat hij al lang spijt had van zijn actie. De enige medestander die hij had, verwijderde snel zijn bericht toen hij zag wat de buurtgenoten er van vonden. De algemene conclusie was dat het een van de charmes van het dorp waren en dat hij niet moest zeuren. Ik ken de man in kwestie niet, maar ik denk niet dat hij vrienden heeft gemaakt. Het zal me niet verbazen als het huis binnenkort weer op de markt komt. 

Machteld
10 1

Bob Dylan en de bilnaad van Marc Didden

Op zaterdag 15 oktober 2022 had ik geen weerman nodig om te weten vanwaar de wind waaide. De stank van cultureel snobisme, een hardnekkige melange van patchouli en de bilnaad van Marc Didden, was immers zo penetrant dat ik de Blijde Boodschap zelfs op mijn slaapkamer in het centrum van Antwerpen kon ruiken: Bob Dylan was in het land. Ik draaide me nog eens om in mijn bed, tenslotte was het nog maar drie uur in de namiddag, maar toen ik anderhalve slaapcyclus later een blik wierp op de wijzers van mijn smurfenblauwe glow in the dark horloge, sloeg de angst me om het hart. Ik stond op, trok een ongewassen jeans, een t-shirt en een regenjas aan, klokte een halve liter energiedrank achterover en sprintte als Speedy Gonzalez naar het station, want the hour was getting late. Een simpele jongen als ik had weinig redenen om Dylan te zien. Tijdens een jarenlang drinkgelag heb ik wel eens per ongeluk een masterdiploma filosofie gescoord, maar op cultureel vlak ben ik even fijnbesnaard als de violofoon van de tandeloze straatmuzikant om de hoek. Ik ben te jong om nostalgisch te zijn naar ouwe hits (die hij trouwens toch niet zou spelen), ben evenmin een beroepsfan op de loonlijst van regionale blaadjes als De Morgen, De Standaard of Focus Knack, en wat me helemaal vreemd is, is de aandrang om in een verre toekomst tegen de kleinkinderen op mijn knie te kunnen zeggen dat 'opa aanwezig was bij Bob Dylan’s laatste concert in Belgïe'. Zelfs het oeuvre van Dylan is niet voorbestemd voor de eeuwigheid, en kleinkinderen zijn des duivels. Misschien ben ik gewoon een muziekliefhebber. Welke andere reden had ik immers voor de kruisweg die ik dien avond aflegde naar de galmtempel van Vorst Nationaal? Laat dit dan ook de samenvatting zijn voor het optreden van die dag: Een marteling voor het lijf, maar een loutering voor de ziel. Hoewel ik tussen Vilvoorde en Schaarbeek merkte dat mijn onderbroek achterstevoren zat, begon de tocht onder een goed gesternte. De trein kwam op tijd en de wagons waren ruim en hygiënisch. De ellende begon pas in het station van Brussel-Zuid, waar ik afstapte om een hapje te eten alvorens de tram richting Vorst te nemen. Dat hapje werd geserveerd in een kartonnen doos en bestond uit een berg zompige noedels met veel zout en weinig smaak, die me achterliet met een lege portefeuille, een droog bakkes en een acute opstoot van schijterij. Ik haastte me naar de toiletten, die net om de hoek lagen. In de gang ontweek ik tal van obstakels: opengescheurde vuilzakken, bierplassen, fruitresten, junkies en andere inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Net op tijd bereikte ik de eerste beschikbare wc-cabine, een onverwachts reine plek in dit vunzige oord, die na mijn passage echter gelijkenissen vertoonde met de toiletpot uit Trainspotting. De rest van de trip verliep tamelijk probleemloos, ofschoon de tramhalte naar pis stonk. Na 15 minuten kwam ik aan in het centrum, vanwaar ik nog 5 minuten moest wandelen. Ik was niet vertrouwd met het stratenplan van Vorst, maar opnieuw had ik geen weerman, en evenmin een GPS, nodig om te weten vanwaar de wind waaide. Ik sperde mijn neusgaten en volgde de geur van patchouli en de bilnaad van Marc Didden. Zo kwam ik ruimschoots op tijd aan, een uur voor het optreden begon. Over het concert zelf kunnen we kort zijn. De band speelde degelijk, Bob Dylan zong nog steeds als een kraai en oude hits waren geheel afwezig. Zelfs mijn heimelijke wens, dat Bob Dylan als uitsmijter een versie van 'It's alright, ma' zou brengen, werd niet ingewilligd. Vorst Nationaal galmde als nooit tevoren. Die galm, in combinatie met Baawbs versleten keel, maakte zijn teksten nagenoeg onverstaanbaar. Als de avond onvergetelijk was, dan kwam dat omdat Bob Dylan het gebruik van smartphones had verboden. Zulke ongein moest leiden tot een betere concertervaring en een verhoogde focus op waar het echt om draaide: de muziek. Waarschijnlijk wist Dylan niet dat Vorst Nationaal een echopaleis is om U tegen te zeggen, waardoor een goede concertervaring per definitie ver te zoeken is. Bij aankomst werd mijn smartphone vergrendeld in een soort stoffen isolatiepak van het bedrijf Yondr. De smartphone mocht ik weliswaar meenemen, maar de Yondr-dwangbuis viel ondanks alle moeite niet te kraken, verscheuren, versnijden, verbrijzelen of verhakkelen. Ik gaf mijn bevrijdingspogingen op en zakte uitgeput in mijn plastic zitje: een marteltuig zonder rugleuning, maar met een zitvlak dat zo nauw was dat zelfs een klein mannetje als ik moeite had om zijn achterwerk comfortabel te nestelen. Tot overmaat van ramp zat ik twee rijen achter Marc Didden, waardoor de geur van bilnaad niet te harden viel. Mijn hoofd duizelde, m’n zenuwbanen tintelden, de vijvers onder mijn oksels traden buiten hun oevers. Ik vroeg me af hoe deze foltering een deel kon zijn van Gods plan voor mij en de wereld. Alle verzet was nutteloos, want de gebruikelijke ontsnappingsroute uit mijn opgedraaide lijf lag gekneveld in een onverwoestbaar Yondr-zakje. Geen kattenmemes, foodporn en strandfoto’s van Shawn Mendes konden me redden. Ik was overgeleverd aan mezelf en aan de grillen van enkele duizenden Dylan-fans. Ik sloot mijn ogen, ademende diep en trachtte het gebeuren te beschouwen als een training in concentratie en observatie. Ik nam een bloknota uit mijn manbag en liet mijn dwang- en andere gedachten los op de kleine blaadjes van het schrift, gedachten die zijn samen te vatten in enkele kernwoorden: seks, Instagram, seks, kittens, Instagram, Shawn Mendes, meer seks. Mijn wanhoopsdaad had succes. Na een tiental minuten droogden mijn okselvijvers. De woorden regen zich aan elkaar tot volwaardige zinnen. Nog eens tien minuten later vond ik de moed om de wereld in de ogen te kijken. Het publiek was qua leeftijd diverser dan verwacht. De boomers hadden hun kinderen meegenomen, die doorgaans al een eind in de twintig waren. Een van hen was een knappe, bruinharige jongeman die plaats nam in de stoel voor de mijne en me zo bevrijdde van het zicht op de Marc Diddens bilnaad. Hij droeg een blauw Adidas-vestje en als hij lachte had hij van die schattige kuiltjes in zijn wangen (de jongeman, niet de bilnaad van Marc Didden). Hoewel mijn achterwerk nog steeds gefolterd werd door het plastic zitje, voelde ik me verlicht, bevrijd zelfs – alsof ik voor het eerst zag dat mijn brein ook functioneert wanneer het is losgekoppeld van het world wide web. Zelfs toen Dylan en zijn band aan hun concert begonnen, stokte de zelfstandige werking van mijn verstand en zintuigen niet. Elke lichtflits, drumlick of onverhoedse gitaarlijn boorde verse gedachten aan. Die gedachten waren lang verdrongen herinneringen. Ze waren niet bijzonder origineel of vernieuwend, maar toch waren ze erg belangrijk. Zijn volgens Plato immers niet alle ideeën herinneringen aan een vroeger en hoger bestaan? Het bestaan waar ik aan dacht was mijn studententijd. Meer bepaald dacht ik aan een oude vriend, die op zijn achttiende verjaardag door zijn moeder werd verrast met het mooiste geschenk dat een geile puber zich kan indenken: een opblaasbare sekspop - inclusief pompje, reparatieset en twee openingen voor mond en vagina. De pop lag gedurende de rest van het academiejaar in opgeblazen toestand op het bed van zijn kot op het gelijkvloers in een drukke straat van Antwerpen. Door het gebrek aan gordijnen was Nadine (zo noemde hij haar) voor elke passant zichtbaar. De love doll trok overigens minder aandacht dan je zou denken, want de kamer was een dusdanige zwijnenstal dat Nadine niet echt opviel te midden van de lege bierblikken, gestolen verkeersborden, uitpuilende asbakken, Kleenex-doekjes met opgedroogde zaadresten en een massa tot aan het plafond gestapelde sigarettensloffen, die mijn vriend voor de helft van de prijs had gekocht van een Poolse nachtwinkeluitbater die er zo snel mogelijk vanaf wou zijn. Tussen mij en die vriend is het trouwens slecht afgelopen. Niet omdat we ruzie hadden of zo. Op een dag besloot ik simpelweg dat onze paden te ver uit elkaar liepen en nam ik afstand op de enige manier die me toen bekend was: door zijn telefoonnummer te wissen, hem uit mijn vriendenlijst van Facebook te verwijderen en elk contact te vermijden.  Waarom ik uitgerekend aan die anekdote dacht op het moment dat Bob Dylan het christelijke liedje ‘Gotta Serve Somebody’ inzette, was waarschijnlijk het grootste mysterie van die avond. Misschien ligt de verklaring voor de hand. De laatste keer dat ik een sekspop zag was immers tijdens een oudejaarsnacht in het fucking Sportpaleis, een plaats die qua ongezelligheid kan wedijveren met Vorst Nationaal. Toen had iemand tijdens een optreden van Natalia, die met haar bloot gat over het podium waggelde, een opgeblazen exemplaar vanaf zijn zitje op het balkon naar beneden gegooid. Toen Dylan zijn laatste noot had gespeeld en moeizaam een buiging voor het publiek maakte, haastte ik me naar de uitgang waar de Yondr-medewerkers mijn smartphone uit zijn kerker bevrijden. Het concert had dan wel mijn geest gelouterd, maar toen ik het zwarte schermpje met mijn vingerafdrukken zag kreeg ik weer de aloude ontwenningsverschijnselen: zweet, trillende handen, droge bek, constipatie. Ik beloonde mezelf door alle apps af te cruisen, benieuwd als ik was naar de nieuwe likes, comments, shares, posts, DM’s en memes die om aandacht smeekten. Maar ik trof enkel leegte aan. Leegte en drie dickpics - in de spamfolder van mijn Instagram, van een  zestiger die geld aanbood in ruil voor een blowjob. Ik klapte mijn Huawei dicht en keek naar de hemel. Misschien, zo dacht ik, héél misschien maakte Dylans beslissing dan toch deel uit van Gods plan voor mij en de wereld. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
7 1

Pyjamadag

Het is toch verschrikkelijk, het lijkt wel of het nooit meer mooi weer wordt. Hij vindt er echt weinig aan. Iedere dag weer die regen. En dan ook gewoon de hele dag hè, niet dat er even een bui valt en dat je dan weer naar buiten kunt, maar echt constant regen. Hij kan niet eens met droge voeten door de tuin lopen. De fontein stroomt over en de paadjes staan gewoon blank. De plassen zijn volgens hem wel vijf centimeter diep. Het vrouwtje moppert er ook op, “je staat bijna tot je enkels in het water”. En het lijkt ook wel of het de hele dag niet echt licht wordt.  Wel fijn dat hij in ieder geval droog kan plassen en poepen. Hij weet het wel, het vrouwtje is niet heel gelukkig als hij zijn poot optilt tegen de tuintafel, maar onder de overkapping kan hij tenminste even rustig staan. Hij zorgt er netjes voor dat zijn poepjes een beetje aan de rand liggen. Eén keer had het vrouwtje er bijna ingetrapt toen ze in het donker naar de container moest. Gelukkig kon ze het ontwijken maar hij had toch wel behoorlijk op zijn kop gehad. Dus daar hield hij nu maar rekening mee. Want stel je voor dat het niet meer mag. Nee, het is echt geen feest, buiten. Normaal als het vrouwtje haar jas aan doet, gaat hij eens kijken of hij niet mee kan. Maar nu blijft hij maar stilletjes op de bank liggen. In de hoop dat ze niet bedenkt dat hij mee uit moet. Laatst kwam een vriend van het vrouwtje toen ze zelf niet thuis was. Dat is altijd supergezellig. Alleen had die nu bedacht dat ze een rondje gingen lopen. Het was net even droog. Ja, er viel geen regen uit de lucht inderdaad. Maar de bermen waren een grote sopzooi. Bah, bah, hij kreeg modder tussen zijn tenen, het was glad en het was ook koud. Hij had een paar keer verwijtend omgekeken maar ze waren gewoon doorgelopen. Het viel hem echt een beetje tegen. Gelukkig kreeg hij thuis snoepjes, dat maakte het weer een beetje goed.  Het is te hopen dat het snel weer beter wordt. Dat hij weer lekker op zijn zonneplekje tegen het tuinhuisje kan gaan liggen. En tot die tijd doet hij hetzelfde als het vrouwtje af en toe op zondag. Hij houdt pyjamadag. Maar dan lekker door de week.    

Machteld
13 1

Opgeruimd

Hoe gezellig ik het ook vind in huis, ik kan niet wachten om de kerstspullen weer op te ruimen en naar zolder te brengen als de feestdagen voorbij zijn. Opruimen, heerlijk. Over tot de orde van de dag.  Want waar ik nooit bij stil heb gestaan, is hoe die stomme kerstreclames binnen kunnen komen. Al die supermarkten die je vertellen dat je gezellig samen met je geliefden moet eten met kerst. Dit jaar was er zelfs een reclame die riep “liefste ik kan je niet missen”. Het klinkt als een hele foute smartlap maar toch voelt het weer als een tik. Daar kunnen die mensen niks aan doen hoor, ik heb er zelf ook nooit bij nagedacht. Maar je wordt iedere keer weer met je neus op de feiten gedrukt. En er is geen ontkomen aan, je kunt geen zender kiezen of ze komen voorbij. Op de radio is het zo mogelijk nog erger, overal schallen de kerstliedjes door de ether. Driving home for Christmas, huhuh. Nee, het is prima zo. Nog even alle nieuwjaarsrecepties doorstaan en dan kunnen we weer verder. Het lijkt zelfs of de dagen dan zichtbaar weer wat langer worden. Maar dat kan natuurlijk ook idee zijn. Of wishful thinking, wie weet. Het maakt me niks uit. Ze worden in ieder geval niet korter. Een nieuw jaar, nieuwe ervaringen en nieuwe herinneringen.  Goede voornemens heb ik ook dit jaar weer niet gemaakt. Ik moet dan altijd denken aan de Loesje-spreuk, “Begon de dag met tien goede voornemens. Ze zijn nu al op.” Ik denk dat ik het komende jaar ga wennen aan dingen doen zonder daarbij af te stemmen. Toen ik met mijn maatje was, deden we dingen samen. En dan hou je toch rekening met de ander. Dat gaf niet, dat was fijn, dat zou ik heel graag nog willen doen, maar nu is dat niet meer. Afgelopen jaar ben ik geloof ik meer bezig geweest met overleven en proberen alles zo goed mogelijk op de rit te krijgen. Nu zie ik het jaar met wat meer vertrouwen tegemoet. Oh zeker, er zullen moeilijke momenten genoeg komen. Waarschijnlijk ook op momenten dat ik er niet op beducht ben. En dan zullen er ook best wel tranen zijn. Maar toch, ik denk wel dat ik het kan.                  

Machteld
12 0

PIEMELS IN DE FITNESSCLUB

Sinds een maand ga ik naar de fitness. Nee, het betreft geen goed voornemen, wel een slimme wissel. Daarvoor jogde ik namelijk, maar het was moeilijk om mezelf bij te houden. Mijn hart wilde te snel, mijn benen bleven achter. Drie keer per week werd twee werd één. Regen was eerst een goddelijke verfrissing tijdens het lopen, daarna een onoverkomelijke hindernis die strak geplande loopsessies in het water deed vallen. Na enkele bezoekjes aan de kinesist (lees het relaas hier) was ik het beu.Het lijkt een vorig leven toen ik voor het eerst een fitnesszaal betrad (en die na twee of drie weken weer paniekerig ontvluchtte). Ik voelde me niet thuis tussen trosjes volgepompte veelzwetende gewichtheffers die bij elke krachttoer een krachtboer lieten ontsnappen die de ramen en mijn mannelijkheid deden daveren. Sindsdien heb ik sport een aantal sporten lager gezet op de spreekwoordelijke hobbyladder. Muziek, theater, tekst, taal, film en spel verdrongen elkaar afgelopen jaren om alle vrije ruimte op te vullen. Omdat ik ook vond dat ik moest blijven bewegen werden vooral mijn verplaatsingen tot sport verheven. Ik bezit tot op vandaag nog steeds geen wagen en doe zoveel mogelijk te voet of met de fiets.Maar het is tijd voor iets anders. Het is nu volop zomer in mijn leven, dus geen beter moment om wat fitter te worden.De dame van de nieuwe fitnessclub blijkt een ex-cursist te zijn. Ze spreekt vloeiend Nederlands maar haar accent verraadt haar land van herkomst. Na een eerste kennismakingsgesprek vindt ze me een atypische man, en ze bedoelt het als een compliment. Ze is vriendelijk, ad rem en stelt me op mijn gemak. Buiten de enorm slechte koffie heb ik het dan ook naar mijn zin. Ze is enorm goed in haar job en wil onder mijn huid kruipen om mij een abonnement te laten tekenen. Dat ze er nog een speciale korting bovenop doet (die eigenlijk niet meer geldig is) klinkt onverschillig en niet dwingend. Ze veinst interesse in mijn roman in wording maar ze veinst heel oprecht. ‘En ik moet hem zeker meenemen als hij eenmaal af is, ‘Neem je boek zeker mee hé, als het af is’ zegt ze, alsof de hele fitnessfamilie wachtende is op een roman van een beginneling, zowel wat het schrijven als wat het fitnessen betreft.Terwijl ze een formulier haalt, leg ik alles wat ik zie, hoor en voel in de weegschaal, samen met de prijs die ik zou moeten betalen. Waarvan ik destijds wegliep met de staart tussen mijn benen, lijkt hier afwezig. Van drukte of chaos is hier geen sprake. De algemene sfeer voelt extreem menselijk, als de kerstbrunch met de schoonfamilie enkele dagen geleden. Het wekt bijna de indruk dat men hier alles voor mij in scène heeft gezet door een mooie doorsnee van de bevolking op de loopbanden te plaatsen. De club wil overduidelijk ook haar gebruiksgemak evoceren: talloze schermen onderstrepen het systeem waarmee ik zou gaan trainen als persoonlijk, volautomatisch en toegankelijk.Vandaag vier ik mijn vierde week. In die vier weken heb ik meer piemels gezien dan tijdens mijn bezoek aan het Louvre. De meeste mannen bewandelen daarin een fijne lijn tussen ‘niet iedereen hoeft per se mijn geslacht te zien’ en ‘ik bedek niet onnodig wat God me heeft gegeven’. Laatst zat er een man, toepasselijk Willy genaamd, in de kleedkamer. Hij zat ongegeneerd een krant te lezen met gekruiste benen, waartussen zijn ietwat geknelde eenogige slang piepte. Ik ben niet preuts, maar toen ik aangekleed was en hem nog een prettige dag wenste, voelde ik haast zijn teleurstelling dat ik geen opmerking had gemaakt over zijn enorme lef zich niet om zijn expliciete naaktheid te schamen. Ik noem hem vanaf nu ‘trotse nonkel Willy’. Tenslotte behoor ik nu tot de familie. 

Lennart Vanstaen
23 4

Kerstfilms

Kerstfilms, heerlijk. Ik weet het, het is zoet, het is Hallmark en het is absoluut niet de werkelijkheid maar eens per jaar mag ik daar van mezelf ongegeneerd naar kijken. Een kerst zonder Scrooge is eigenlijk voor mij geen kerst. Het liefst kijk ik dan ook nog een beetje een oudere versie, waar de nostalgie vanaf druipt. Of natuurlijk de versie van de Muppets, maar dat is omdat ik een enorme fan ben van Waldorf en Statler.  Wat ook vaak voorbijkomt en waar ik dan toch ook weer naar kijk, is Love Actually. Hoe oud is die film inmiddels? Vast al wel twintig jaar. Maar het blijft leuk. Het is ook zo’n heerlijk vast format, jongen / meisje komen elkaar tegen, vinden elkaar leuk, krijgen ruzie (of worden op een andere manier uit elkaar gedreven) en op het einde van de film krijgen ze elkaar. Je zou denken dat we daar wel doorheen prikken maar nee, de bioscopen lopen nog altijd vol bij dit soort verhalen. De enige film waar ik dan wel weer allergisch voor ben, is Home Alone. Dat kan ik niet meer zien, dat is zo vreselijk uitgemolken. En zo vreselijk flauw. Die sla ik dan toch maar over. En dan is Kerst toch wel de uitgelezen periode om met dikke sokken en een dekentje naar deze romantische zoetigheid te kijken. Op zondag, als je niks te doen hebt en als het buiten dusdanig weer is dat zelfs Stef op de bank blijft liggen. En dan tegen het einde van de middag een glaasje port. Soms heb je helemaal niet veel nodig om het goed te hebben. Je moet er alleen niet te vroeg mee beginnen, dan gaat het op een gegeven moment ook tegenstaan. Net als de kerstliedjes op de radio, dat is ook alleen maar leuk op de kerstdagen zelf.  Ik heb nog niet gekeken wat er geprogrammeerd staat. Vast wel een of andere uitvoering van Scrooge. En wat dingen die de zakken van meneer Disney weer spekken. Ach, het is maar eens per jaar. Voor je het weet is het alweer januari.    

Machteld
3 0

Killer op de trein

Terwijl ik over de dood zit na te denken, stopt de trein. Weer met enkele wagons te weinig en zonder verwarming. Een groep leerlingen basisonderwijs of net 1ste middelbaar stapt op. Er is nauwelijks plaats voor hen, naast mij kan nog iemand zitten en voor mij. De rest staat recht en fezelt wat.  Maar ach waar zat ik met mijn gedachten. De dood. Ik heb er geen angst meer voor, wel voor verlies en falen vreemd genoeg, maar niet voor de dood. Ik zie het eerder als een soort rustpunt, een einde aan al dat gedenk en die onrust. Een moment waarbij je afscheid neemt en moet loslaten. Het moeilijkste. Beter is natuurlijk dat je dat tijdens je leven al leert. Maar goed, na de dood is er of niets of is er toch nog een soort gids, waarbij je ziel in een nieuwe leerfase terechtkomt. En ja, dan is dat maar zo. De jongeren tegenover me beginnen te lachen, ze hebben het duidelijk over mij. Ik die op mijn laptop werk – dat doe je dan al op de trein, zo goed als gaat – om toch die verloren uren onderweg in te halen. Ik klap het ding dicht en haal mijn oortjes uit. Ze lachen, ik glimlach terug en vraag hen: “Op wie lijk ik?” Ze proesten het uit. Neen, het ging niet over jou. Waarna een ander eerlijk zegt, maar jawel… Euh, ja, maar over iemand speciaal. Ik knik. De jongen tegenover me verklaart zich nader: “Ja, maar, ik bedoel het is een slecht mens vanbinnen, maar goed vanbuiten.”“Nu ben ik wel nieuwsgierig.” Geef ik hen aan.  Het meisje naast me zegt: “Je lijkt op Jeffrey Dahmer.”  Ze lachen. Ik frons mijn wenkbrauwen: “Wie is dat?”“Ah ken je hem niet? Zoek hem op, op je gsm!” zeggen ze. Ik zoek, maar schrijf duidelijk zijn naam verkeerd en geef het aan één van de kinderen, die googelt het en toont het. “Wat een serial killer? Ik lijk op hem?!” Ik kijk nog eens goed, buiten de witte huidskleur en een bril die hij draagt, zie ik geen gelijkenissen. Ze lachen. Ik kijk verder naar de foto's, een echte en een acteur die hem speelt.“Is daar nu een iets van op Netflix?” Ze knikken enthousiast. "Ja, echt eng."Ze lachen weer, het enthousiasme stijgt. “Hoe heet jij?” vraagt de jongen tegenover me. Bart. Dan beginnen ze met hun namen, ze spelen ermee, de donkerkleurige noemen ze Mohammed, de iets lichtere Demis en de andere Luc. De meisjes zeggen eerlijk hun naam, alhoewel die volgens de jongens ook niet echt is. “Wat doe je voor werk… ben je leerkracht?”“Ja, ook” “Dat dacht ik wel, dat zie je.”“Dank je,” zeg ik netjes, “en ik werk voor vluchtelingenwerk Vlaanderen, daar help ik ook mee voor vragen rond onderwijs.” De jongen voor me knikt en zegt: “Jij bent een goed mens. “ Ik neem opgelucht een teug adem. De trein is er bijna.  Ze gaan op bezoek bij het parlement, bij Alex De Croo en Blijf in je Kot – Maggie.  Ik sta ook op, tijd voor een nieuwe werkdag. Wie zal ik vandaag zijn, een gewetenloze psychopaat of een vreedzame oplossingenbedenker? De lijn is soms dun, toch in de betere verhalen. Wel fijn dat ik van killer naar goed mens mocht evolueren.  Hopelijk ziet men dat in het hiernamaals ook zo.  

Bart Vermeer
18 0

Donkere dagen

Zelfs Stef is ‘s morgens niet “uit bed” te krijgen. En ik heb er toch ook wel last van hoor. De wekker loopt af en ik denk “jakkes, het is nog helemaal donker buiten.”  Het ergste is het in het weekend. Dan vindt Stef tegen half 8 toch wel dat het tijd is om naar beneden te komen. Hij roffelt de trap op en af en springt op bed om er voor te zorgen dat ik toch wel begrijp dat het tijd wordt voor zijn brokjes. Natuurlijk is hij niet de baas en rek ik het, toch zeker wel tot half 9, maar dan kan ik ook niet meer blijven liggen. Dus, joggingbroek, dikke trui, dikke sokken, heel charmant, en dan naar beneden. Eerst het belangrijkste, brokken voor Stef. En dan koffie en ontbijt voor mezelf. En daar zit je dan, nog half in het donker. Ik zal zo blij zijn als het 21 december is. Dat is toch wel een van mijn meest favoriete dagen. Waarom? Nou, dat is de dag van de Winterwende, dan worden de dagen weer langer. Ik ben niet de enige hierin, al duizenden jaren vieren we deze gebeurtenis op ons halfrond. Het bepaalt het moment waarop het licht na een periode van duisternis en verwijdering weer rechtsomkeert maakt. Zelfs de katholieke kerk, vindingrijk als zij is, heeft de Winterwende overgenomen en er kerstmis van gemaakt. Als kind vond ik de kerstvakantie de gezelligste die er was. De kerstboom stond in huis, dat rook lekker. We keken naar de oubollige kerstfilms op televisie en speelden Monopoly. Kinderen hebben ook geen last van kou, lijkt het wel. Nu moet ik zelf voor gezelligheid zorgen en dus heb ik een kerstboom gezet. Natuurlijk werd mijn creativiteit weer direct op waarde geschat en werd er goedmoedig gelachen om mijn poging. Hij blijft maar scheefzakken, ik moet toch nog eens kijken hoe ik dat kan fixen. Maar goed, de lichtjes branden. Ik laat ze ook de hele dag aan. Dan kom ik in ieder geval niet thuis in een donker huis. Stef ziet al die versieringen maar eens meewarig aan. De zingende kerstman die in de stoel zit, wordt door hem volledig genegeerd. Gewogen en te licht bevonden. Nee, Stef heeft na zijn ontbijt geen last van het donker. Als ik aan mijn koffie zit, kijkt hij me even aan, loopt naar de bank, krult zich in zijn deken en begint tevreden te snurken. Hij is een gezegende ziel.        

Machteld
12 0

Haast is niet handig

Ik weet het, als je haast hebt, loopt het meestal net even anders. Maar soms zit het ook gewoon zo maar even tegen. Of loopt een planning weer in de soep. Zo ook op een woensdag, even geleden. Het begon gewoon, wekker, opstaan, koffie, ontbijt, spullen. Hup, Stef in de auto en op pad. Oh ja, nog even langs de supermarkt, dan hoeft dat straks niet meer. Dat kon nog best. Stef bleef even op de achterbank en ik pakte snel wat ik moest hebben. Het was al best druk maar er waren twee kassa’s open dus ik zag zo geen probleem. Ik legde mijn spullen op de band en besefte al na een minuut dat ik weer eens in het verkeerde rijtje stond. Uiteraard, zou ik bijna zeggen. De oudere man die vooraan in de rij stond, probeerde te betalen met een kortingsbon. De QR-code op het verfrommelde kaartje gaf meedogenloos aan dat het originele tegoed al lang gebruikt was. De oude man naam daar geen genoegen mee, helaas. De kassière werd langzaam wanhopig. Maar de man bleef volhouden, net zo lang tot uiteindelijk de supermarktmanager ten tonele verscheen. Ik hupte van mijn ene voet op mijn andere en overwoog of ik niet naar de andere kassa zou verhuizen. Alleen, mijn spullen lagen al op de band en die van mijn achterbuurvrouw ook. De oude man koos na lang soebatten eindelijk eieren voor zijn geld en we schoven op. De man voor me had maar één artikel dus dat zou snel gaan. Tot hij ook een slof sigaretten moest hebben. “Die moet ik even uit het magazijn halen.” De kassière liep weg. En daar stonden we weer. Te huppen van de ene voet op de andere. Ik keek maar eens op mijn horloge. Toen ik eindelijk aan de beurt was, kon ik alleen maar zuchten van opluchting. Ik scande mijn app. En natuurlijk sloeg toen het noodlot weer toe en het systeem op tilt. “Misschien moet u de app even resetten.” Natuurlijk, maar toch echt niet daar ter plekke. Dan maar geen koopzegels. Ik griste mijn spullen bij elkaar en rende bijna naar de auto. Nog minus vijf minuten om op mijn werk te komen. Zag ik het nou goed? Of verbeeldde ik me dat Stef meewarig zat te grijnzen op de achterbank?    

Machteld
3 0

Het verkeerde gesnaaid

Stef is een meester in het laten van stiekeme scheten. Dan ligt hij heerlijk bij je, of onder je bureau, en dan ineens, poeh. Het snijdt werkelijk de adem af. Dat vindt Stef zelf ook, hij zoekt dan snel een ander plekje op. De viespeuk. Hij maakt er echt helemaal geen geluid bij. Het viel me dus op dat hij ineens hoorbare scheten liet. De lucht was hetzelfde maar er was nu geluid bij. Dat was raar. En hij ging steeds naar buiten terwijl hij ’s nachts normaal gesproken niet van het bed te schoppen is. Ook dat was bijzonder.  Toen ik de dag erna buiten kwam, snapte ik het. Ah, dat was niet normaal. Verder leek er niks aan de hand. De brokjes gingen vlot naar binnen en Stef dronk ook gewoon. Maar naarmate de dag vorderde, werd hij steeds slomer. Niet dat hij nog vaak naar buiten moest, ik hoefde nog maar een enkele keer een emmer water te gebruiken. Het arme beest keek me ook heel treurig aan. Hij kwam zelfs niet meer met goed fatsoen op de bank geklommen. Door zijn onhandigheid ging hij ook nog eens mank lopen. Omdat het toch mijn Stefke is, heb ik de dierenarts maar gebeld en konden we snel komen. Ik weet het, maar ik ga liever een keer voor niks. Deze dierenarts was heel resoluut. Stef ging op streng regiem. Ieder uur een beetje eten, geen snoepjes, geen extra’s, helemaal niks. En dan maar opbouwen. En als hij niet hoefde, het uur er na niets extra. Een heel klein muizenhapje. Want ik moest er wel rekening mee houden dat Stef al wat ouder is. En dat mank lopen, dat moest ik ook goed in de gaten houden. In verband met zijn leeftijd. Poeh, ik voelde me toch behoorlijk aangesproken. Want ik weet het wel, hij is niet meer piep, maar ik doe toch altijd maar net of hij nog een jonge hond is. Trouwens, dat doet hij zelf ook. De dag er na ging het al wat beter met het mannetje. Hij stond alweer naar zijn snoepjes te kijken en vond het heel oneerlijk dat hij niks kreeg. Ook het lopen ging weer normaal. Wel gingen alle plaids en kussenslopen waar hij op gelegen had in de was. Dat was beter. Tja, die leverworst was denk ik toch niet helemaal goed gevallen. Volgende keer beter uitkijken als hij iets bietst.    

Machteld
3 0

Het onderweg zijn

Tussen hier en daar en later omgekeerd was ik onderweg Eerst, hoe kan het anders, de heenreis, van trein tot trein totBrugge station tot Ensor, en wat een ontvangst daar zeg!  De voorstelling waarvoor ik naar Brugge treinde, voor die ene keereen mens permitteert zich soms eerste klas en dat in dubbeldek Die elfde van de elfde, niet van hot naar her of kriskras, veel eerderdoelgericht en stapvaardig, hongerig, met goesting zonder omweg Vooraf de reden van mijn reizen, kuieren in verlichte straatjesen achteraf de na wandeling met een verse herinnering  Die nog nazinderde aan het ontbijt, mijn statische onderwegzo warm en uitgebreid, ik ben Rupsje nooit-genoeg zonder overleg De dag na de elfde, in Brugge de twee derde zussendagstraatjes verlicht door de zon al toen, de koffie en het buiten zijn De babbels en de winkels, de pretjes en de lunch en dan toch weermist treinend onderweg naar terug, tussen al dat volk in dubbeldek De zeurmadam, hoe durven ze toch, zo bomvol ook in eerste zittengelukkig niet ontspoord, wel vertraagd, ze staakte het gesprek De overstap was rustiger, eerder bomleeg, zelfs in tweede klassetot onderweg, de treinbegeleider, correct doende om zijn bestaan Van die jongeman, hij sliep zo diep, niet onderweg naar Isfahande trein bleef stil in Sint-Niklaas, er kwam politie aan te pas Weer een overstap naar een veel stoppende treinzouden er in elk station nog veel overstappers zijn? Die man, een beetje groezelig, verdwaasd of was hij verdwaald?zag hij iets wat wij niet zien? Werd hij bang? Had hij niet betaald? Ik zag hem later zwalpend lopen en ook blijven staanwaar ik uitstapte, over enkele vuilbakken, kijken, heel alleen En ik wist niet wat gedaan … tot hij weg was, waarheen?

Anemos
16 0

In de supermarkt.

In een vorig leven, werkte ik voor de GB-groep. Het was mijn eerste job, ik had er verantwoordelijkheden, ik was tweetalig, ik zag er best knap uit in dat uniformpje, presentabel zeg maar, in de lijn van wat verwacht werd van een GB-medewerker. Stiptheid was belangrijk, zeer zeker klantvriendelijkheid en ik heb nog steeds in gedachten de tien geboden naar de klant toe. Het was nog geen tijdperk van ‘de supermarkt beleven’ als in een ‘aah-Erlebnis’, als in een retail-orgasme. Klantvriendelijkheid werd verwacht maar je deed het ook omdat in contact zijn met elkaar des mensens is. Niet alleen tijden maar ook de wereld en de wereld van GB – Carrefour is veranderd en lijkt vandaag op niets meer op wat we vroeger zonder morren deden. De supermarkt heeft zijn mojo verloren en het personeel loopt er wat somber bij. Ik stelde me onlangs de vraag: waarom ga ik naar de kassa waar steevast een oudere kassierster zit? Waarom ga ik naar de kassa waar een vrouw van kleur zit? En waarom ga ik niet meer naar de kassa waar een blonde gespierde jongen of een Kardashian-lookalike werken? Ik ken de antwoorden. De oudere kassiersters hebben het nog. Het wat? Hét? Dat contact met de klant, oogcontact ook, die feeling, een woordje over een product dat je koopt – “lekker, die verse kip curry!”, de vraag of je zegels wil voor de potten en pannenactie, zorg dragen voor de te scannen producten, wachten met scannen als de boodschappen niet snel genoeg opgeborgen gaan, het prettig weekend wensen – mét oogcontact dat een glimlach achter het lichtblauwe masker in coronatijden verbergt. De vrouw van kleur is een oase van rust. Omdat ze tweetalig is, rust uitstraalt en altijd een vriendelijk woord heeft. Een gemeend vriendelijk woord. De blonde gespierde jongen spreekt alleen maar Frans (als hij al spreekt) en de Kardashian-lookalike is meer op de gsm/Whatsapp bezig dan me echt op te merken. Echt waar serieus, tokkelen op de gsm én scannen. Is dat een doorslaggevend op sollicitatiegesprekken? Beide profielen scannen aan een allure dat om snelheidsbeperking vraagt. Alles wordt gescand en gescand en gescand – en alles beland in sneltempo via de rolband tegen elkaar opgepropt aan de andere kant. Een kettingbotsing van eieren, spinazie, Sheeba en cava flessen. Allemaal in, op, over en soms door elkaar.  Het zijn tijden! Het gebeurt ook bij Delhaize, iets minder bij Colruyt, en bij Lidl en Aldi is het nog erger maar daar kom ik niet meer. Carrefour zit ergens in het midden. Ik zal er mijn koopgedrag niet naar aanpassen – hoewel ik wel gemerkt heb dat ik al wat meer naar Delhaize ben gegaan. Dan voel ik me de ontrouwe echtgenoot en hoop ik dat mijn lief me niet betrapt op dat ene slippertje.  We zijn het verloren. Enfin, een generatie heeft het niet meer. Wie een beetje sociologie van het werken studeert, begrijpt de veranderingen. Technologie bestaat ook in de supermarkt en zeker ook aan de kassa. Maar ik kan het niet nalaten te denken dat Carrefour en Delhaize nog weinig investeren in het menselijke dat klanten nog zijn, ondanks apps en boodschappen van op afstand te kunnen doen. Een goede vriend die consultant is bij grote namen, beaamt het. “Het is tijd- en winstverlies om te focussen op de klanten.” Nog nooit heeft hij zoveel medewerkers moeten overtuigen om zin in hun werk te geven, iets wat de supermarkt in huisopleidingen hoort te doen, maar niet meer doet. In situ, op de werkvloer en tijdens de werk- en openingsuren, niet in aftandse opleidingslokalen waar talentvolle orators het vuile werk mogen opknappen. Boodschappen doen is een ergernis. Het is een vervelende wekelijkse sleur die ik zo snel mogelijk afwerk. Als ik dat enkel en uniek moment van vriendelijkheid krijg, maakt het mijn ochtend goed. Ik schat nog een 30-tal jaren zelf mijn boodschappen te doen, dan is het aan mensen die vandaag nog niet geboren zijn om mijn boodschappen te doen. Ik heb een compromis met mezelf gemaakt. Ik zal naar de winkel blijven gaan tot de oude kassiersters op pensioen zijn en tot de vrouw van kleur een andere carrière najaagt. Stuur de blonde gespierde jongen naar de Nederlandse les en vraag aan Kardashian de gsm in de omkleedkamer te houden. Het is irriterend, contraproductief, afstandelijk, snobistisch en zéér onbeleefd.

Erwin Abbeloos
0 0

Prozen

Ik heb af en toe zwarte dagen, alsof de half opgepompte band letterlijk leegloopt en ik blij ben dat ik na een te vroeg ontwaken terug naar bed kan. Dan verstop ik me onder de lakens en kijkt m’n ego bang weg van wat de dagen nog brengen.Ik begrijp het zelf niet zo goed. Ik heb het gevoel dat ik nog maar aan de helft van mijn energie zit en er regelmatig met een voorhamer op m’n hoofd wordt geklopt. Ondertussen heb ik na mijn burn-out nieuwe uitdagingen gevonden die goed aansluiten en zijn er ideeën die concreter worden.Toch, een grote leegte blijft rondspoken. Het zoeken naar warmte, verbinding en uiteindelijk bevestiging staat ondanks alle processen en inzichten nog hoog op de agenda. Het is dat kleine kind wat zich ooit verlaten voelde en angstig wacht tot zijn moeder hem in de armen sluit en troost met zinnen als:‘Kom hier, huil maar. Vertel me waar ben je zo bang voor jongen?’ Dan, na een lange stilte antwoordt het jongetje van de volwassen man:‘Dat alles wat ik dacht te hebben en niet te hebben, niet echt is. Dat het allemaal een illusie is, en ik het pas zal inzien, wanneer ik verlies wat echt was.’   Waarna ze troost, zonder woorden, wiegend in haar armen. Het kleine kind dat dan opkijkt en vraagt, ‘wat is er met mij aan de hand mama?’En dan te horen krijgt: ‘Niets, lieverd. Je mag er zijn. Zoals wie jij bent. Welke keuzes je ook maakt. Ik ben bij je. Mijn hypergevoelige lieve schat.’  Ja zoiets. Niet dat mijn moeder me nooit vastnam toen ik kind was, maar als je volwassen bent is het alsof dat kind in je - en zeker tijdens je puberjaren - zich ver weg verstopt heeft van alle kleine en soms grote kwetsuren. Waarna je hard wegrent van je habitat en je verstopt in de grote wereld, die je afleidt, verleidt en als een lege bel aankijkt als je in je bed kruipt en denkt, wat was er vandaag aan de hand, wat heb ik - buiten die fastfood netflixemoties - nog echt gevoeld?  Het is een droom. Hoe kan ik zulke woorden verwachten van een moeder die ver weg is en ondertussen haar eigen zorgen heeft. Waarvan haar innerlijk kind te vaak klein werd gehouden, ook al is ze groots in wezen. Zoals vele moeders. Terwijl ik dat universum voor mezelf probeer te verbreden of net door mijn eigen bril verkeerd zie, en daardoor vernauw? Want wat is verdomme nog echt? Misschien is het enige dat telt, dat ik nog voel of toch, opnieuw leer voelen? Sorry. Het moet er uit. Af en toe heb ik tijd nodig heb om te prozen, schrijven en verpozen samen zeg maar. Het even afschrijven van me. Het zachtjes klagen in woorden die zoeken naar een waarom. Waarom ben ik wie ik nu ben en waarom ben ik zo bang geworden om te zijn wie ik ben en heb ik zo’n verdomde angst om te falen. Ik zoek verder, elke treinrit naar Brussel wroet ik en dreun hamerslagend op mijn klavier waar ik mijn gedachten met de woorden laat spelen… en proos.

Bart Vermeer
52 1

Afscheid van de Ardennen

Het was een weloverwogen beslissing, ik heb niet in een opwelling afscheid genomen van ons plekje in de Ardennen. Ik vond er gewoon niet meer wat het altijd betekend had. Het was een beslissing die door het jaar groeide. Ik ontdekte dat ik excuses aan het verzinnen was om niet naar de camping te hoeven. Dat is niet goed. Het gevoel van eenzaamheid dat ik daar had, werd alleen maar erger. Dus kwam de caravan te koop. Ach, wat was mijn maatje er trots op en blij mee geweest. Hij heeft dat gelukkig nog wel mee mogen maken. We zijn vorig jaar oktober ook nog vaak geweest. Het weer was mooi, de plek was weer prima, we hebben er heerlijke weekenden gehad. Maar nu is alles anders. En er kwam een koper. Die de caravan zelfs voor me ging ophalen in de Ardennen. Daar hoefde ik zelf helemaal niks aan te doen. Natuurlijk had ik er al wat zaken uitgehaald. Dingen die ik echt wilde bewaren. Maar verder kon ik alles achterlaten. Wat ik niet meer wilde, zou hij afvoeren. Ik was er echt heel blij mee. Het voelde ook als een geruststelling toen alles was geregeld. Ik had afscheid genomen op de camping, afgesproken om in ieder geval in het voorjaar weer terug te komen, om dan in het kasteel te slapen. De papierwinkel was geregeld, alle verantwoordelijkheid was voorbij. Als ik een auto met caravan zie rijden, denk ik alleen maar, pff, dat hoeft gelukkig niet meer.  En toch, ik heb er echt geen spijt van, het is goed zo, maar ik word bijna dagelijks herinnerd aan die plek. Als er een Frans liedje voorbij komt op de radio, als ik zie hoe de herfst de bladeren van de bomen kleurt, als ik de vochtige geur van vallend blad ruik. Het zal ook de tijd van het jaar wel zijn, dat het weer zo binnenkomt, maar ik heb het er eigenlijk best moeilijk mee. Nu is er weer een hoofdstuk definitief afgesloten. En er zijn heel veel mooie herinneringen, we waren daar altijd samen. Misschien dat dat ook de reden is dat ik het zo mis.          

Machteld
5 1