Lezen

Een nieuwe sport

Ik heb een nieuwe sport ontdekt. U zal denken, de aanhoudende hitte heeft hem geen goed gedaan. Hij heeft een zonnesteek en hij kan voortaan best een petje dragen. Het klopt, het was warm de afgelopen weken, maar dat van die nieuwe sport is ook niet gelogen. Ik zeg nu wel dat ik ze heb uitgevonden, maar dat is slechts gedeeltelijk waar, want een man in Brussel bracht me op het idee. We wandelden op een bloedhete dag door de hoofdstad en passeerden een tweedehandsmarktje. Mijn vrouw hield me stevig vast, zodat ik niet naar een boekenkraampje kon gaan. Een beetje zoals een hond die ze tegenhouden om ergens te gaan snuffelen.  Maar terug naar de man. Aan een fietsenrek was hij fitnessoefeningen aan het doen. U kent het wel, aan van die fietsbeugels. Ze stonden op een ideale afstand van elkaar. Vergelijk het met een brug met gelijke leggers bij het turnen. Telkens de armen buigen en terug strekken.  “Ik snap het”, zei ik tegen mijn vrouw. “Fitness kost handenvol geld. Terwijl je die toestellen ook in de openbare ruimte vindt. In de stad is er geen fit-o-meter. Maar wat een mogelijkheden biedt dat. Als er een goede afstand tussen de fietsrekken zit kan je ze gebruiken voor hordelopen. Combineer het met trappenlopen die je overal in de stad vindt en je hebt een volledig parcours. Zoals de 3000 meter steeple in de atletiek. Er ligt altijd wel ergens een plas of een fontein. Kijk eens aan, we hebben een nieuwe sport ontdekt. Nu nog een naam bedenken.”  We hadden de man en het marktje ondertussen achter ons gelaten en kwamen in een winkelstraat terecht. Mijn vrouw stopte bij een winkel waar ze in de vitrine naar een collectie met petten keek. “Is dat niets voor jou?”, zei ze.

Rudi Lavreysen
6 1

UW SOCIALE ZEKERHEID.

  Een arbeider wordt 50 % afgehouden van zijn inkomsten voor zijn deelname aan de sociale zekerheid.Een ambtenaar wordt 40 % afgehouden.Een zelfstandige 4 % .De arbeider krijgt het allerlaagste pensioen van West-Europa.De zelfstandige krijgt daarnaast een onbeperkte mogelijkheid om via zwart geld en buitenlandse rekeningen, waarop weinig of niks controle is, een fortuin te bezitten.Daarbij weigeren Vlaams-nationalisten meer sociale woningen te bouwen.  Vlaanderen bezit 4% sociale woningen,  Nederland, Duitsland, Frankrijk, hebben 25 % sociale woningen.Zodat de geplunderde arbeider verplicht wordt in woningen te wonen in het bezit van zelfstandige en vrije beroepen. Die 4% betalen aan de sociale zekerheid. De Vlaams-nationalisten zijn daaronder huisjesmelkers geworden in dienst van corrupt Vlaanderen.Mijn vraag: Waar zijn de vakbonden?De zwart belastingvrije inkomsten gingen vroeger naar Luxemburg.  Nu gaan ze naar het eiland MAN. Dit eiland staat onder de bescherming van de Londense city zoals u weet is de city een apart identiteit met een eigen operette legertje die jaarlijks in Londen paradeert maar belangrijk MET EIGEN WETTEN. De belastingvrije gelden zijn zeer goed beschermd. Die gelden worden gebruikt om krijgsheren in Afrika te ondersteunen als die aan de macht komen krijgen de Londense city   contracten om het Afrikaanse land te plunderen. Daarnaast krijgt dat Afrikaanse land officiële leningen om nutteloze projecten te financieren, leningen die het Afrikaanse land nooit kan afbetalen. Enige jaren terug zei een kopstuk van de socialisten op het middagnieuws op de radio: "In Deurne staat een stampvol vliegtuig van de Vlaamsche luchtvaartmaatschappij V.L.M. klaar om naar het eiland MAN te vliegen". Een wekelijkse vlucht. Op het eiland MAN is er niks, alleen stampvol banken. Op het avondnieuws was daarvan niks te horen. https://www.youtube.com/watch?v=ODlAf_6mHRs

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
10 0
Tip

Polina

Elke woensdagnamiddag van dat warme voorjaar nam ik plaats naast Polly op de dubbele pianostoel en dan voelde ik de molligheid van haar blote armen tegen de spichtigheid van de mijne. Je zou misschien hebben verwacht dat zij degene was die links op de stoel zat en de diepe, begeleidende noten speelde, maar zo was het niet: zij speelde de melodie omdat haar vingers vlugger en expressiever waren dan de mijne. Vanuit mijn ooghoek zag ik Saligot onze vingers in de gaten houden. Sinds ik wist dat Polly de hoofdrol zou spelen, deed ik niet echt meer mijn best.We oefenden voor het zomeroptreden dat elk jaar eind juni plaatsvond. Voor het eerst zouden we een quatre-mains spelen. Omdat we maar met twee waren, vielen fouten harder op. Tijdens het samenspel de jaren daarvoor, op onze metallofoons, xylofoons en triangels, waren we met zes geweest. Dan maakte het minder uit wanneer je verkeerd sloeg.Maar Saligot wou met ons uitpakken, dat deden muziekleerkrachten graag, dus liet ze ons dat jaar elke woensdagnamiddag de trap bestijgen naar het hoogste en warmste lokaal van de muziekschool, waar we achter de ramen met enkel glas zicht hadden op de Sint-Rochuskerk en drie kwartier lang zij aan zij oefenden. Polly kende ik niet goed. Ze zat niet op mijn school en had een vreemd accent. De eerste keren dat we in de gang stonden te wachten tot Saligot ons binnenriep, zeiden we niets. Dat veranderde pas met het gezicht dat Polly trok toen Saligot weer eens teleurgesteld was in onze prestatie van die woensdag en zuchtend een metronoom uit haar schoudertas opdiepte. Terwijl Saligot voorovergebogen over haar schoudertas van bijeen genaaide lapjes stond, zag ik Polly scheelkijken en haar mond in een grimas trekken. Haar tong glipte even uit haar mond en ik zag hoe onverwacht wendbaar en spits die was, als van een kitten. Ik zag het maar even. Hij verdween meteen weer in haar mond terwijl haar blik de mijne ving. De rest van die les, terwijl mijn vingers zich plooiden en rekten volgens het ritme van Strauss’ Pizzicato Polka, was die tong ergens. Op nog geen meter van mij, in haar mondholte die waarschijnlijk ook mollig was, mollig en lauwwarm, en in mijn hoofd.  Een week voor we moesten optreden, was Saligot de wanhoop nabij. We speelden de noten, maar niet de muziek. Dat herhaalde ze telkens wanneer de eerste vijf maten gepasseerd waren. De metronoom tikte gewoon door terwijl zij met haar ogen rolde en het woord muziek uitsprak alsof alle toonaarden erin opgeborgen lagen. Metronoom, eerste vijf maten, Saligots ontreddering, metronoom. Zo ging het een kwartier lang, tot ze ons van de pianostoel liet rechtstaan en tegenover elkaar zette. Ik rook de Tubblegum waarop Polly had staan kauwen in de gang. Die zat nog in haar mond. Kijk naar elkaar, meisjes, kijk naar elkaar en leer de muziek voelen, de muziek zit in jullie, jullie moeten die samen naar boven halen – zo raaskalde Saligot een hele poos en al die tijd bleven Polly’s gespannen lippen naar me glimlachen en zag ik de spot uit haar geel gespikkelde ogen spatten. Spot en daaronder iets minder hoekigs. Ik dacht aan het kleine paal-octopusje dat ik twee zomers voordien had gevonden op een Spaans strand. Het was dood maar de plas zeewater waarin het dreef hield zijn armen in beweging, alle acht zijn armen, waardoor het nog leek te leven. Met mijn wijsvinger ging ik langs een van die kleine armpjes en ik voelde wel iets, ik voelde heel veel, maar het kon net zo goed het dunne waterstroompje zijn dat de hele tijd tussen mijn vinger en de aalgladde octopushuid gleed. Hij is dood, zei mijn vader wiens schaduw over de plas schoof, maar ik bleef met mijn vinger langs dat armpje gaan en dacht de hele tijd: het is het water, het is de octopus, het is het water, het is de octopus.Zo keek ik naar Polly.De rest van de les oefenden we enkel de eerste vijf maten terwijl we ons moesten voorstellen dat onze vier armen vastzaten aan één lichaam. Op het einde knikte Saligot; het kon nog goedkomen op voorwaarde dat we nog eens samen oefenden bij een van ons thuis.  Zo kwam het dat ik de zaterdag erop in de inkomhal stond van een rijhuis dat zonder context ook voor een bescheiden paleisje had kunnen doorgaan. De gevelsteen was wit gekalkt en er stonden slanke pilaren met protserige kapitelen aan weerszijden van de ingang. De deur zelf was een hoge houten poort van donkerbruin eikenhout, voorzien van sierstukken en een klein, glinsterend raampje bovenaan. Op de eerste verdieping zag ik een balustrade van gekruld smeedijzer. Binnenin leek alles van witgrijs marmer. Polly’s verrassend tengere moeder droeg een geborduurde jurk en had een bloemenkrans rond haar hoofd. Ze zei iets in een taal die ik niet verstond. Nadat ze het een paar keer herhaalde, hoorde ik dat het Nederlands was en dat het over een feest ging. Wist ze waarvoor ik kwam? Ik droeg hoegenaamd geen feestkledij. Even later kwam Polly, in een gelijkaardige jurk als haar moeder, maar dan zomerser. Ook zij had een bloemenkrans in haar haar, maar de bloemen waren gaan hangen.Ze waren Ivan Kupala aan het vieren, zei Polly. Ik zei dat ik Ivan niet kende, waarop ze lachte.Het feest van de zonnewende, zei ze. Ik knikte alsof ik het begreep. Ik volgde haar de trap op in een aanzwellend geruis dat van boven of buiten kwam. In een jurk zag Polly er nog ronder uit, zachter. Nergens zag ik botten, ze lagen te diep in de roomboter van haar bleke armen en benen.Op de overloop ging ze uit een openstaand raam leunen. Ik ging links van haar staan en legde mijn armen net als de hare in het kozijn. Vier armen, één lichaam. De tuin onder ons was versierd met groene linten waaraan bloemen en takken opgehangen waren. Ze liepen kriskras over de hoofden van de vrouwen en mannen die net als Polly en haar moeder felgekleurde, traditionele kledij droegen. In het midden zag je het pronkstuk van de tuin: een twee meter hoge kunstwaterval in een ondiep, groenblauw bassin waarrond fonkelende beeldjes van waternimfen en zeemeerminnen stonden die hun gezicht stuk voor stuk naar het klaterende water richtten. Dat water maakte zoveel kabaal dat het de muziek overstemde die uit de twee boxjes kwam die links en rechts achteraan de tuin opgehangen waren aan een lichtbrug. Zelfs het opgewonden gepraat van de feestgangers ging verloren in het geraas van de waterval.We bleven een tijdlang staan. Nu en dan zag ik vrouwen bloemen van hun krans plukken en die in het water gooien. Ook Polly maakte een bloem los van de krans in haar haar, meer dan wat verlepte blaadjes waren het eigenlijk niet, en mikte die naar het water, maar de wind ving ze en blies ze in de dakgoot. Ze had sinds we daar stonden, nog niets gezegd, maar ineens zei ze dat die bloem in de dakgoot Saligot was. Ik knikte. Iets anders kreeg ik precies niet gedaan. Ik vroeg me af wat we op die overloop deden, of de vleugelpiano die ze bij Saligot beweerde te hebben misschien op haar slaapkamer stond en waarom ze me precies op Ivans feest had uitgenodigd. Ik voelde me overtollig en dwong mezelf aan de octopus te denken, maar de siddering bleef uit. Eén van de mannen in de tuin, Ivan misschien, zag ons staan en begon te zwaaien. Polina, riep hij, Polina, en even dacht ik dat hij helemaal niet naar ons zwaaide maar naar iemand aan de andere kant van de tuin, maar Polly zette haar handen aan het mond en riep iets terug dat het water heel kort deed verstommen. Ze haalde haar handen van haar mond en legde haar armen terug in het kozijn waarbij haar elleboog mijn telefoonbotje aanstootte maar het enige waaraan ik kon denken was het water dat beneden in Polina’s tuin nergens naartoe stroomde.  

Veerle Breemeersch
98 2