Lezen

Stijf van de coke

‘Het beste wat je kan doen is gezouten boter aanbrengen op de blaar. Dat zorgt ervoor dat de eikel beter smaakt tijdens het pijpen. Bovendien valt op deze wijze de geur van de etter niet zo op.’ Deze tip kreeg ik op een regenachtige dag in juni van mijn middelbareschoolvriend Maarten De Vriend, toen we na afloop van onze laatste examens van ’t vijfde humaniora rondhingen in zijn ouderlijke huis te Noorderwijk, een kast van een villa met twee badkamers, een sauna, een zwembad en ruimte voor een pony. Pa en ma De Vriend waren tot ’s avonds laat aan de slag op hun advocatenkantoor en Maartens oudste broer Imhotep zat op kot in Leuven. Kortom, we hadden het huis voor ons alleen en dus was er ruimte genoeg om elkaar seksueel voor te lichten aan de hand van plaatjes die we vonden op het internet of op de harde schijf van vader De Vriends desktop. Wat ook hielp was dat we stijf stonden van de coke. Dat coke de creativiteit stimuleert is een welbekend feit, maar ook het naakte lichaam van Maarten werkte als een stimulans voor mijn geest. Maarten liep al de hele namiddag rond in zijn adamskostuum. Zijn kleren had hij eerder op de dag verloren, nadat we – naar aloude post-examentraditie – in ons blootje waren gaan zwemmen in het Albertkanaal. Toen we uit het water kwamen, bemerkte Maarten dat zijn jeans en t-shirt verdwenen waren. Ongetwijfeld waren die ontvreemd door een roedel kobolden, wezens die in het nabijgelegen natuurgebied Vuilvoort veelvuldig voorkwamen. Daar Maarten een groot liefhebber van sprookjesfiguren was, liet hij de zaak vallen en fietste poedelnaakt naar huis. Dat vond hij zo erg niet, want het was die dag behoorlijk warm, ofschoon het pijpenstelen alsook luttele oude wijven regende. Tijdens het fietsen boog hij zich naar voren en ging daarbij op het puntje van de smalle zadel zitten. Ik volgde hem van zeer nabij en moest regelmatig mijn snelheid minderen om te voorkomen dat ik in zijn gat zat.   De doorzopen zomerdagen in de tuin van de familie De Vriend waren de fijnste en meest concrete herinneringen die ik overhoud aan mijn jeugd. Doorgaans waren we met een groepje van 5 à 6 nauwe vrienden, waartoe ook Jeroen Campo, Rebecca De Vos, Dagobert Van Genechten en Mie Paling behoorden, maar de momenten die ik het meest koester zijn de middagen waarop Maarten en ik hand in hand, poedelnaakt en stijf van de coke op een schapenvacht voor de TV zaten te kijken naar herhalingen van FC De Kampioenen. Vreemd genoeg liep het slecht af met Maarten. De ellende begon toen hij – op instigatie van zijn kleinburgerlijke ouders – rechten ging studeren aan de KU Leuven. Nadat hij op de leeftijd van 17 jaar en 364 dagen zijn debuut had gemaakt in een actiefilm van Eddy Lipstick, besloot zijn vader Manfred-Jacobus De Vriend dat Maarten zijn ontluikende artistieke roeping gedag moest zeggen en in de voetsporen diende te treden van zijn voorouders. Tijdens zijn eerste bachelor aan de veel te Katholieke Universiteit van Leuven speelde Maarten nog enkele bijrolletjes in een paar arthouseprojecten van de Grieks-Wit-Russische cineast Dennis Black Magic. Daarna ging het echter stijl bergaf met hem. Blijkbaar zat de advocatuur ook hem in het bloed, als een genetisch defect. Hij wijdde zich volledig aan zijn studies en toen hij uiteindelijk summa cum laude afstudeerde als Master of Arts in de Rechten was dit meteen het laatste cumshot van deze eens zo veelbelovende artiest. Pieter Van der Schoot Afbeelding: Salim Virji, CC BY-SA 2.0 https://creativecommons.org/licenses/by-sa/2.0, via Wikimedia Commons

Pieter Van der Schoot
38 1
Tip

Hoe Pile je Slush?

Mijn fantastische manuscript is af. Al enige tijd, en wat doet de trotse schrijver? De hele wereld zit op je te wachten, en je wilt je briljantie niet voor jezelf houden, dat zou egoïstisch zijn. Dus, hup! Naar de (zorgvuldig uitgekozen) uitgever.    Ik ben niet in het bezit van reeds gepubliceerde schrijfsels en ken geen vrienden, kennissen of andere via-via personen in de uitgeefwereld, dit betekent één ding: met een elegante zwaai, gooi ik mijn tekst op de Slush Pile.   En daarmee begon mijn probleem: waar komt mijn manuscript terecht? En hoe? Ik kan helemaal niets met de term “Slush Pile”. Komt mijn kleinood ‘op’, ‘tussen’ of ‘onder’ de Slush Pile?   Of is elk manuscript een onlosmakelijk onderdeel van de Slush Pile en niet apart van die Pile te benoemen? Zo’n Pile met aanwas en afvallers is een soort zichzelf continu vernieuwend organisme dat schrijfsels eet, half verteert en afwijzingen uitpoept. En héél af en toe borrelt een boertje omhoog, als een verhaal mogelijkheden tot publicatie biedt.   Natuurlijk wed ik niet op één paard en ligt mijn manuscript nu op meerdere Slush Piles, Slushen Pile of stapels Slush Pile, of wellicht Slush(t/ed) het op meerdere plekken Pile.   Of als de Pile al uit meerdere manuscripten bestaat, is meervoud onzin? Zelfs als deze zich toevallig op verschillende fysieke locaties bevinden? Het ligt op de abstractie die “Slush Pile” wordt genoemd.     Je zou zeggen: elke uitgever één pile, da’s logisch, maar uitgevers besteden lezen uit aan stagiaires en freelance beoordelaars die niet allemaal op dezelfde plek werken, dit geeft meerdere Pilen Slush per uitgever. Of ligt mijn trotse, aanstaande publicatie meerdere keren op de overkoepelende abstracte Slush Pile?    U begrijpt het: dikke stress en slapeloze nachten bij MCH de schrijver. En hoe zou mijn manuscript, als voortbrengsel van mijn geest een deel van mijzelf, zich hieronder voelen: tussen alle andere Slush gepilden? Zo stilletjes en alleen in de grote, anonieme massa?   Gelukkig heb ik de eerste afwijzing binnen, dat is een zorg minder. Dat manuscript heeft rust en is ontslushpiled of slushontpiled of ontpiled van de slush.    Ofzo.   Snel uitkijken naar de andere afwijzingen, kan ik eindelijk rustig slapen.

MCH
93 1

Ieder zijn mening

Heerlijk, waar mensen zich toch druk over kunnen maken. Je kunt geen krant openslaan of geen social media-site benaderen over iedereen valt over elkaar heen over Johan Derksen, VI, Angela de Jong en al de mensen die vanuit hun expertise daar een zogenaamd gefundeerde mening over hebben. Natuurlijk vaak weer, het blijft mijn stokpaardje, in het meest vreselijke Nederlands. Een voor mij onbekende maar duidelijke nieuwe ster aan het firmament is Yvonne Coldeweijer, een Youtuber die het heeft over juice. Ik ben een simpele ziel dus ik dacht in eerste instantie dat het weer zo’n vlogger was die je aan de meest verschrikkelijke drankjes wilde krijgen. Van die drankjes die een kleur hebben waarvan je denkt “dat kan nooit voor menselijke consumptie zijn”. Maar nee, juice is roddelpraat. Nou heeft mijn moeder mij geleerd dat je niet mag roddelen. Iedereen doet het wel eens, dat weet ik ook wel, maar mij geeft het toch altijd een beetje het gevoel van “ik doe iets dat fout is”. Toch heeft deze Yvonne het roddelen tot een ware kunst verheven. Ze schijnt ook wel eens scoops te hebben, poeh. Haar directe concullega’s runnen een YouTube-kanaal dat RoddelPraat heet. Ik weet niet of ik het mag zeggen, maar dan twijfel je toch een beetje aan de intelligentie van de presentatoren. Of ben ik nou gek. Nou ja, wellicht is er veel geld mee te verdienen. Want hoe was het ook weer, ‘geld dat stom is, maakt recht wat krom is’. Natuurlijk verraad ik nu ook weer mijn leeftijd maar ik blijf toch echt het gevoel hebben dat er iets aan de hand is met onze normen en waarden op dat gebied. Ik heb de YouTube kanalen zelf nog nooit bekeken. Maar ik moet eerlijk zeggen, ik heb ook nog nooit naar het programma Vandaag Inside gekeken. En als een talkshow gaat over de uitslag van het Songfestival, dan haak ik ook meestal af. Ieder zijn mening hoor, maar is er niks ernstigers in de wereld aan de hand dan de opgeblazen verhalen van Johan Derksen en de daaropvolgende over elkaar heen buitelende BN’ers (al dan niet zelfverklaard)? Het lijkt me toch van wel. En daarmee wil ik het probleem van ongewenst gedrag niet bagatelliseren, helemaal niet. Maar als we het op deze manier aanpakken, wordt het volgens mij een farce. En daar schiet niemand iets mee op.    

Machteld
3 0

Zelluf doen

Als kind al was ik van het kaliber “zelluf doen”. Als oudste van vier kinderen werd dat ook wel een beetje verwacht. Er waren in het drukke gezin altijd wel dingen die meer aandacht nodig hadden. Wat je zelf kon, dat moest je ook gewoon zelf doen. Dat zelfde gold voor klusjes in huis. Afdrogen moesten we bij toerbeurt, je kamer opruimen was iets wat heel normaal was. En regelmatig werden we om een boodschap gestuurd. Ook toen ik ouder werd, vond ik het lastig om hulp te vragen. Ik ging liever zelf op onderzoek uit en pas als ik er zelf echt niet uit kwam, dan ging ik eens aan de bel trekken. Maar dat was echt pas als ik vastliep en het niet meer zag. Nadat ik mijn maatje had leren kennen, bleef dit mijn manier van leven. Mijn maatje was nl. precies hetzelfde. Die vond het ook maar lastig om om hulp te vragen. Natuurlijk overlegden we samen, maar dat was toch anders. Hij was de handige van ons twee en ik was meer de administratieve. Dat vulde elkaar lekker aan. Dus wat we konden, deden we samen. Nu ik alleen ben achtergebleven, merk ik dat ik tegen hele basale dingen aan loop. Sommige dingen lukken best hoor, zo heb ik laatst helemaal zelf het water in de verwarmingsketel bijgevuld omdat ik ’s morgens onder de douche wilde stappen maar enkel koud water kreeg. Na een rondje schelden ben ik op onderzoek uitgegaan en heb het voor elkaar gekregen. Een kwartier later stond ik onder een warme douche. Apetrots op mezelf. Andere dingen lukken me helemaal niet zelf. En dat zijn helemaal geen praktische zaken. Natuurlijk, ik vraag advies over dingen waar ik geen verstand van heb, maar ik moet echt leren om ook om hulp te vragen als ik het een keer moeilijk heb. Als het alleen zijn even echt te veel wordt. Ik vind het moeilijk, ik wil mensen niet tot last zijn. Het is geen kwaad wil, ik moet het nog leren. Maar ik doe mijn best en ik denk dat het steeds beter gaat. Gelukkig zijn er ook lieve mensen die geduld met me hebben. Die ook snappen dat het niet allemaal vanzelf gaat. Dat ik wel wil, maar soms mezelf gewoon in de weg loop. Want tja, eigenwijs ben ik en zal ik, vrees ik, ook altijd wel blijven.

Machteld
14 0

Schilderen

Mijn maatje en ik riepen het al een tijdje, “we moeten echt laten schilderen hoor, in de woonkamer”. We waren (en ik ben) niet echt een klusser dus het werd eigenlijk keer op keer uitgesteld. Tot ik vorig najaar riep “en nu gaan we het echt plannen”. Door alle gebeurtenissen werd het (begrijpelijkerwijs) weer uitgesteld maar nu was het dan echt zo ver. De huiskamer zo ver als mogelijk leeg, alle planten, foto’s en andere kleine spullen naar boven of naar de garage, gordijnen er af. Pfff, het huis was ineens helemaal geen thuis meer. Stef vond het ook vreselijk, hij liep maar heen en weer en zou het liefste boven op mijn bed gekropen zijn. Jammer, maar dat ging toch even niet door. Dit was wel het moment voor mij om ook eens kritisch rond te kijken. Wat wil ik nog wel terug en waar ga ik afscheid van nemen. Ik hecht niet zo aan spullen maar mijn maatje was daar anders in. De lamp in de hoek bijvoorbeeld, ik ben er op uitgekeken maar mijn maatje vond hem nog altijd mooi. Wat doe ik er mee. Wegdoen voelt, hoe misplaatst ook, bijna als verraad. Hij moest weg voor de schilder dus ik maakte maar vast een foto, misschien kon hij toch op Marktplaats. Even later werd de beslissing voor me genomen toen ik de glazen kap liet vallen. In duizend stukjes. Tja. Toen alles van de muur was, werd toch wel duidelijk dat het echt nodig was. Een paar dagen tandjes bijten en dan is het leed weer geleden. Gelukkig ben ik ’s avonds overal welkom. Zo in een afgetakeld huis zitten is ook niet alles. Het lijkt wel of het dan niet warm te stoken is. En gek, ik voelde me er toch meer verloren dan normaal. Mijn veilige plek voelde even niet zo. Inmiddels is een hele vriendelijke en gemoedelijke schilder bezig. Uit zijn meegebrachte radio schalt de Nederlandstalige muziek. Of ik daar bezwaar tegen had? Welnee, helemaal niet. Bovendien ben ik veel te blij dat hij me komt helpen. Ik moet er niet aan denken dat ik dat allemaal zelf had moeten doen.    

Machteld
0 0
Tip

Weer naar de Ardennen

Het vrouwtje was een beetje nerveus, hij zag het. Ze was bezig met het verzamelen van spullen. Zelfs de krat uit de garage werd klaargezet. Wat raar, dat deed ze vroeger altijd als ze naar de camping gingen. Zou het? Hij zorgde dat hij niet in de weg liep, dat zou het vrouwtje nu niet leuk vinden. Maar hij bleef wel alert, want als het vrouwtje ging, ging hij toch zeker wel mee. Gelukkig zette ze inderdaad ook zijn spulletjes klaar. Hij durfde er nog niet zeker van te zijn, ze waren al zo lang niet meer op de camping geweest dat hij was gaan denken dat ze niet meer zou willen, zonder het baasje. Toen ze eenmaal onderweg waren, durfde hij het toch een beetje te hopen. Weer die hele lange weg, hij ging maar eens op zijn gemak slapen. Als hij straks wakker werd door een hobbelweg vol grind, dan wist hij het zeker. En ja, inderdaad, het zoeven hield op en de hobbel de bobbel begon. Hij ging er maar eens voor zitten, hopelijk waren zijn vriendinnen er ook. Hij had wel gehoord dat die ook een nieuw vriendje hadden, Ozzy. Maar ach, die zou hij wel aankunnen. Toch? Het vrouwtje parkeerde de auto en ze gingen inderdaad bij zijn vriendinnen kijken. Hij zag dat het vrouwtje er moeite mee had, ze moest even een traantje wegvegen. Ach, wel zielig hoor. Toen ze op het terrasje kwam en de mensen daar begroette, moest ze zelfs echt huilen. Waarschijnlijk omdat het baasje er nu niet bij was, dat moest het wel zijn. Ze hadden ook een ander plaatsje gekregen. Kleiner, niet meer langs de rivier maar wel met meer buren. En heel veel zon. Heel anders, maar ook wel fijn. Hij ging maar eens op pad, gelukkig waren er nog veel bekenden. Die kwamen het vrouwtje ook helpen om alles recht en goed te zetten. De auto werd leeggehaald en even later konden ze lekker zitten. Het werd toch een echt weerzien. Veel mensen kwamen aan het vrouwtje vragen hoe het met haar ging. Dat vond ze best fijn, dat zag hij wel. En ’s avonds gingen ze naar zijn vriendinnen en hun nieuwe vriendje. Uiteraard had hij die wel duidelijk gemaakt dat hij de baas was. Die Ozzy was wel groot en nog heel jong, maar uiteindelijk had hij het toch wel begrepen en was hij gaan liggen. Pfff, het had hem wel kruim gekost hoor, dat had hij ’s zondags toch wel moeten bezuren. Hij had er gewoon mank van gelopen. Maar ja, dat had hij er wel voor over gehad. Gelukkig had het vrouwtje het op zondag ook lekker rustig aangedaan. Ze had zitten lezen in de zon en hem niet gedwongen een hele wandeling te gaan maken. Ja, even naar het terrasje, maar dat was niet zo ver. Op de terugweg had hij weer lekker liggen slapen. Hij dacht wel dat ze nu wat vaker zouden gaan. Anders zou ze zijn kussen niet daar achtergelaten hebben. Hè, fijn, hij hield van de camping. Stiekem was hij toch ook wel trots op het vrouwtje. Want ze had het toch maar weer gedaan.    

Machteld
61 3

Mooie herinneringen

Mooie herinneringen zijn eigenlijk de herinneringen die je terug doen denken aan de kleine dingen. Die brengen een glimlach op je gezicht. Als de lente begon en de zonnestralen aan kracht wonnen, begon mijn maatje weer een beetje zichzelf te worden. Voor iemand die heel veel buiten werkte, was hij een zeldzame koukleum. Op zo’n dag kreeg ik dan een appje, “heerlijk op een muurtje met mijn rug in de zon, lekker een sigaretje roken”. Daar kon hij enorm van genieten. En ik van zijn berichtje. Of de dagen dat we aan het eind van de dag een mand met eten in de boot zetten en nog even een uurtje gingen vissen. Zomaar, een klein stukje varen vanuit ons haventje. Gewoon zitten, luisteren naar de natuur en kijken naar de zon die onderging. We hebben zelfs een keer gebarbecued op de boot op de avond dat Nederland een hele belangrijke voetbalwedstrijd moest spelen. We leken wel alleen op de wereld. Het water was helemaal van ons. Geen idee trouwens wat de uitslag van de wedstrijd was, dat was helemaal niet belangrijk. Ik merk dat deze kleine herinneringen zitten in de dingen die ik dagelijks tegenkom. Het maakt dat ik dan ook dagelijks terugdenk en glimlach. Een romanticus zou het een zoete pijn noemen. Die wordt afgewisseld met het scherpe weten van het gemis. Misschien komt het ooit tot een balans. Nu nog niet, dat is nog te vroeg. Mensen hebben het vaak over ‘de mooiste dag van hun leven’. Ik zou het niet weten. Mijn maatje ook niet, dat weet ik zeker. We hadden het er wel eens over. Maar er waren zo veel mooie dagen. Zo veel mooie herinneringen. En die waren helemaal niet groots en meeslepend. Het zijn de herinneringen van twee mensen die gewoon heel veel van elkaar hielden en graag bij elkaar waren. Oh, en natuurlijk, we waren het niet altijd eens. Er waren zeker dingen en onenigheden. Tenslotte waren we twee heel verschillende mensen. Maar dat lijkt nu allemaal zo onbelangrijk. Want Alfred Tennyson had gelijk toen hij zei; “it is better to have loved and lost than never to have loved at all.” Hoe schrijnend het ook is “to have lost”.      

Machteld
12 0

Wat echt belangrijk is..

Op vrijdag doe ik de wekelijkse boodschappen. Dat doe ik al zo lang als ik me kan herinneren. Eerst samen met mijn maatje. Later ging ik direct na mijn werk naar de supermarkt zodat het weekend kon beginnen als ik thuis was. Dan stond er een glaasje klaar als ik binnen kwam. Dat glaasje is nog steeds de start van het weekend, ook al moet ik het nu zelf inschenken. Stef volgt altijd met interesse de tassen die uit de auto komen. Er is ook altijd een tas voor hem bij, tenslotte eet hij een blik sperziebonen per dag. Ik vraag me nog altijd af wat de kassières denken als ik 7 blikken boontjes in mijn karretje heb staan. En eerlijk is eerlijk, meestal breng ik wel iets extra’s voor Stef mee. In de meeste supermarkten koop je 3 bakjes met worst of kaas voor 5 euro. En een bakje leverworst kan altijd wel mee. Natuurlijk, het is slecht, hij wordt er dik van en eigenlijk moet ik hem alleen hondensnoepjes geven maar ach, ik doe het ook een beetje voor mezelf. Ik kan er stiekem van genieten dat hij het zo lekker vindt. Laatst was het mooi weer op vrijdag. Dus, boodschappen opgeruimd, glaasje ingeschonken en even in de zon. Lekker. Gewoon even zitten voor het weer tijd was om te eten. Stef had gevolgd wat ik had gekocht en had gezien dat het bakje met plakjes worst op het aanrecht was blijven staan. In zijn ogen een goed ding. Dat ik het vervolgens daar liet staan was natuurlijk minder, misschien een vergissing? Hij probeerde me er in ieder geval wel attent op te maken. Strategisch geposteerd halverwege mij en de leverworst, stond hij me aan te kijken. Als hij mijn blik ving, draaide hij zijn kop richting aanrecht. Alsof hij wilde zeggen, hé, je bent echt iets vergeten. Het werd een spelletje, ik keek weg, dan naar Stef en dan richting de keuken. Arme hond, om hem zo te plagen. Nu is het wel zo dat hij moet weten dat hij niet de baas is, al zou hij dat graag willen, maar dat ik bepaal wanneer hij wat krijgt. Dus ik liet me niet dwingen en bleef lekker genieten van de warmte van de zon. ’s Avonds heeft hij zijn deel van de leverworst toch wel gekregen. In opperste aanbidding stond hij naast mijn stoel. Natuurlijk moet ik wel reëel blijven, die aanbidding gold deze keer echt niet mij.            

Machteld
15 1

Havermelk

Ik heb begrepen dat het tegenwoordig not done is om nog koemelk te drinken. Het is slecht voor het milieu, dieronvriendelijk en vooral, en dat is het belangrijkste, niet hip. Want de allerlaatste hype is tegenwoordig havermelk. Nou ben ik niet hip, verre van, maar wel erg nieuwsgierig. Havermelk, wat is dat nou weer. Een rondje internet leerde me het volgende; havermelk is een van de meest populaire zuivelvrije melkalternatieven die momenteel op de markt te verkrijgen is. Het is een notenvrij veganistisch melkalternatief. Het is ook erg milieuvriendelijk, het is niet alleen veganistisch maar het maken vereist minder water en andere middelen dan het maken van vergelijkbare notenmelk. Nou nou, eigenlijk schandalig dat ik het niet dagelijks drink. Dat ik me nog steeds te buiten ga aan koemelk. Volle koemelk zelfs nog wel. Ik heb nl. altijd geleerd dat je op het gebied van eten geen compromissen moet sluiten. Je eet het authentieke product (zo veel als mogelijk dan tenminste) of je eet het niet. De sojamelk die ik ooit eens per ongeluk had meegenomen, heb ik destijds ook griezelend door de gootsteen gegoten. Het zal aan mij liggen, maar ik vond het niet weg te krijgen. Maar goed, havermelk dus. Enorm hip onder de millennials die de vraag naar dit product zo hooghouden dat het op plaatsen al uitverkocht is. Het schijnt zelfs dat er paniek is uitgebroken omdat de door hen veel bezochte horecazaken moeite hebben om aan de melk te komen. “Ze raken geheel van hun melk”, zouden mijn Vlaamse kennissen zeggen. Dus gaan we op zoek naar alternatieven voor het alternatief. Ik zag het fenomeen erwtenmelk al voorbijkomen. Ieder zijn meug. Wat ik wel denk, is dat we dergelijke melk geen melk moeten noemen. Melk komt van een koe, notenmelk is geen melk. Maar dat heb ik ook met vegetarisch vlees. Vlees is van een dier, of je er nou voor bent of tegen om het op te eten. Vleesvervangers zijn prima, maar verzin er in vredesnaam een andere naam voor. En ik vraag ook af hoe de mensen in mijn dorp gaan reageren als ik op het terrasje om een latte met havermelk vraag. En ik vrees dat ze na de uitleg zeggen “oh, un bakske koffie meej melk”. En bij zichzelf denken, “zeg dat dan, dom mens”.          

Machteld
19 1

Back to the Future

De eerste lentezon weerkaatst op de weg waardoor ik een fractie van een seconde niets meer zie. In die flits herinner ik me de autorit naar de dansles op woensdagnamiddag. Waarbij mijn grootvader achter het stuur van de lichtbruine Peugeot een sigaret opstak en het gaspedaal indrukte voor onze reis terug in de tijd. Back to the Future. Ik was negen en te klein om voorin de auto te zitten. De zon scheen onder het zonnescherm in mijn ogen. Ik kneep ze half dicht en zag de weg voor me als in een oude film. Met trillend beeld en zwarte strepen door de schaduw die de bomen op de weg wierpen. Terwijl het landschap – de bomen waren niet ouder dan zeventig jaar want in de eerste oorlog stond hier geen boom meer recht – aan ons voorbij gleed werd ik misselijk door de geur van tabak en benzine. Waardoor ik steeds voor vertrek het raampje aan mijn kant opendraaide. Onderweg speelde mijn grootvader zijn film af. Een avonturenfilm waarin hij de held was. In zijn jonge jaren – de jaren van de tweede oorlog – sliep hij in het kippenhok. Het was een schuilplaats voor nachtelijke invallen op zoek naar de oudste zoon die voor de vijand moest gaan werken. In het dorpscafé ontsnapte hij aan een soldaat die een schot afvuurde om de verboden feestvreugde aan banden te leggen. Hij smokkelde aardappelen en kon aan een bom ontkomen. Eind goed al goed. Trots zat ik naast mijn grote held met in zijn mondhoek de half opgerookte sigaret waarvan de rook langs mijn raam ontsnapte. Ik was nog steeds misselijk en slaagde er niet langer in mijn ogen dicht te knijpen voor de felle zon. Ik zag dat hij er ook last van had. Want nu en dan viel een stilte en kneep hij zijn ogen dicht. Ik sla het zonnescherm omlaag en kan net een duif midden op de weg ontwijken. Dochterlief zet haar zonnebril op en wijst me op de tijd. Eén voor vier. We zijn bijna te laat voor de pianoles.De nieuwslezer kondigt de vreselijke hoofdpunten van het nieuws aan. De geschiedenis herhaalt zich. We rijden back to the future. Ik zet de autoradio uit en ontwijk de vraag van dochterlief waarom ik dat doe. Oorlogsgruwelen hoort een kind niet te ondergaan. Dat wist mijn grootvader ook toen hij zijn ogen dichtkneep voor wat hij me in zijn heldenverhalen niet had verteld.

ZINinZICHT.
5 0

Samen met het vrouwtje

Sinds hij nog maar alleen is met het vrouwtje, moet hij wel wat beter op haar letten. Ook als ze naar haar werkplekje gaat, boven, gaat hij meestal toch wel mee. Dat vindt ze wel fijn, dat merkt hij wel. En natuurlijk is het voor hemzelf ook wel gezellig. Het vrouwtje heeft een vachtje neergelegd en er staat water voor hem. En wat ook wel gunstig is, ze heeft een doosje met snoepjes in de boekenkast gezet. Makkelijk, dan hoeft ze niet naar beneden te lopen. En dan denkt ze er ook eerder aan, dat is zeker. Hij mag nu ook vaker met haar mee. Dan gaan ze in de auto en neemt ze zelfs zijn dekentje mee. Dat wordt in de hoek gelegd en dan heeft hij daar zelfs zijn eigen plekje. Niet dat hij daar veel gebruik van maakt, er zijn veel te veel interessante dingen te ontdekken. Ook zijn er veel andere mensen. Maar die zijn heel aardig en willen meestal ook best even met hem spelen. Als het vrouwtje zijn bal mee heeft genomen, kunnen ze die mooi gebruiken in de lange gang. Hij heeft al wel in de gaten dat de meesten ook boterhammen of zo in hun tas meebrengen. Op zijn gemak maakt hij dan een rondje. Helaas mag dat niet van het vrouwtje en worden de tassen dan dichtgedaan. Hmm. Gelukkig valt er toch wel eens wat af bij sommigen, hij weet inmiddels precies bij wie hij dan moet zijn. Nee, over het algemeen een prima plek om zo de dag door te brengen. Het is ook wel prettig als ze de dag erna weer samen thuis zijn. Dan kan hij op zijn gemak slapen zonder dat hij wordt uitgelachen als hij snurkt. Hij hoort het wel hoor, dat ze het dan over hem hebben. Net of mensen zelf niet snurken, zo! En hij doet er niks aan, zijn neus is nu eenmaal niet langer. Gelukkig is hij nog geen mensen tegengekomen die aan de andere kant van de gang gaan lopen als hij ze wil begroeten. Dat gebeurt op straat nog wel eens. Heel vreemd. Hij heeft nog nooit lelijk gedaan tegen andere mensen. Het vrouwtje trekt hem dan wel mee, zij schijnt er wel begrip voor te hebben. Ach, mensen, soms zijn ze niet te begrijpen. Hij loopt dan maar netjes met het vrouwtje mee. Tenslotte wil hij haar niet voor schut zetten. Want ze moeten er toch maar het beste van maken, zo samen.

Machteld
0 0

Kleine overwinningen

Af en toe voel ik me toch een beetje schuldig richting Stef. Hij is nu natuurlijk toch wat meer alleen dan vroeger. Ik probeer hem zoveel mogelijk mee te nemen of thuis te werken maar ja. De AH is gek op hamsters maar ik kan me niet voorstellen dat ze een enthousiaste Stef ook zo enthousiast begroeten. Ik zie hem al snuffelend langs de rekken gaan. En dan lekker treuzelen bij de hondenvoeding. Nee, dat is geen goed idee. Dus als het in het weekend mooi weer is, trekken we er als het kan samen op uit. Met een groot wandelgebied dichtbij is dat ook niet heel veel moeite. Er is een grote losloop-route voor honden dus hij kan zich maar uitleven. Pas geleden ook, het was lekker weer dus hup, in de auto en op pad. We waren bepaald niet de enige. Ook bij de grote waterplas was het een drukte van belang. Er was een klein meisje met stokken aan het gooien. Haar eigen hond, althans ik denk dat het haar eigen hond was, rende vrolijk het water in en zwom naar de stok. Stef stond het eens aan te kijken en bedacht dat hij ook best achter die stok aan kon. Het meisje reageerde heel sportief en gooide gewoon twee stokken. En toen ze zag dat Stef niet zwom, gooide ze gewoon wat minder ver. We vervolgden de route en liepen richting het eindpunt, een restaurant met een behoorlijk terras. En toen ontstond de discussie in mijn hoofd. Want als mijn maatje en ik deze route liepen, eindigden we altijd met een Trappistenbiertje op het terras. Wat zou ik doen? “Ik ga een biertje drinken. Nee, ik ga naar huis. Maar het is wel mooi weer. Maar ik ben maar alleen. Ik doe het gewoon. Ik doe het niet.” Stef had nergens erg in, die rende de hele route gewoon in drievoud. Gezegende ziel. Toen ik even later bij het terras belandde, had ik mezelf overtuigd. Ik ging het doen. Eén drankje. Gewoon in mijn eentje. En dan naar huis. We moesten even wachten, Stef en ik, maar toen kregen we een tafeltje op een beschut plekje. En een witbiertje, dat was dan het compromis. Niemand keek me raar aan, niemand stelde vragen en ik werd ook niet in een hoekje gestopt of bij andere mensen gezet. Het viel best mee. En zo had ik weer een hobbel(tje) genomen. Ach, er zullen er nog wel veel volgen maar dit was er toch weer één. En ik was ondanks alles best trots op mezelf.    

Machteld
8 1

Terug naar de Ardennen

Na het afscheid van mijn maatje waren er ineens veel dingen waar ik een beslissing over moest nemen. Of ik wilde of niet. Eén daarvan was de caravan die wij hebben in de Ardennen. Wat wilde ik daar mee. Mijn eerste ingeving was; “die ga ik verkopen, ik ga nooit meer naar de Ardennen.” Ik was bang dat daar veel te veel herinneringen zouden liggen. Te veel mooie dingen meegemaakt, samen met mijn maatje. Het was zijn plekje, hij was daar gelukkig. Niet dat hij dat thuis niet was, maar dat plekje zat toch wel heel stevig in zijn hart. Achteraf gelukkig, verliep het verkopen van een Nederlandse caravan in de Belgische Ardennen niet zo snel als ik had gedacht. Het was ook niet echt het juiste seizoen. Er ging een aantal weken overheen en ik begon wat meer rust te vinden en wat meer mijn eigen draai. En ik merkte dat ik toch wat anders ging denken over een aantal zaken. Want waarom zou ik niet proberen een keer terug te gaan naar de camping. Stef had het daar ook altijd enorm naar zijn zin. En ik ken daar veel mensen. Mensen die ook nu vaak contact zoeken om te vragen hoe het met me gaat. Alleen dat plekje, helemaal in de middle of nowhere, waar wij samen ‘alleen op de wereld’ konden zijn. Dat was wel heel erg eenzaam. Nu is er op die camping ook een gedeelte dat Het Dorp wordt genoemd. Niet direct aan het water maar wel wat drukker bevolkt en dichter bij het chateau en de taverne. Tijdens de wateroverlast van vorig jaar is een aantal caravans ook daar vernield en sommige mensen hadden toen de moed of zin niet meer om opnieuw te beginnen. Wie weet. Misschien was er een plekje voor mij. Na overleg met de eigenaren kon ik zelfs kiezen uit een aantal nieuwe plaatsjes. En die keuze was snel gemaakt. Er is een nieuw beukenhaagje geplant en zij zetten mijn caravan zelfs voor mij op zijn plek. Ok, het is kleiner en niet naast de rivier, maar ik ben er wel heel erg blij mee. Want ik ga me daar denk ik wel veiliger voelen. Zo in mijn uppie. Tenslotte vind ik het sowieso al rete-eng om terug te gaan. Niet zozeer uit praktisch oogpunt maar toch wel om alle herinneringen. De foto van mijn maatje ligt al klaar, die gaat in ieder geval ook mee.    

Machteld
7 0

Angsthaas

In de ogen van dochterlief is de spanning te lezen. Alleen kan ik er niet in zien of het door de harde windhoos is die de takken onze stadstuin in blaast. Of door de opwinding. Omdat zij nog het minst blokjes te leggen heeft. Nog twee en zij wint. De winnaar mag een snoepje kiezen. En wat nog rest is voor de verliezer. In de blikken doos liggen de laatste twee lekkernijen die ons troost bieden op natte koude winterdagen. De zoete geur komt me tegemoet. Ook dat van haar lievelingssnoepje. De blokjes van het gezelschapsspel vullen de eettafel. Netjes gerangschikt in rijen van opeenvolgende cijfers. Of in groepjes van drie dezelfde. Maar dan in een andere kleur. Het rangschikken zorgt voor rust. En afleiding. Want door het spelen merken we minder van de storm die al enkele uren huis houdt. Als kind was ik niet bang voor stormen of bliksem. En ook niet voor het donker. In de natuur zag ik geen gevaar. Bij haar is het anders. Hoe ik haar ook probeer te overtuigen – we zitten veilig in ons huis, alles wat weg kan waaien is vastgebonden en als de kerktoren omvalt is dat net niet op ons dak – niets stelt haar gerust. De wind fluit tussen de kieren en blaast zich een weg onder de deuren. Ik voel voor het eerst dat de luchtverplaatsingen me ook onrustig maken. Mijn adem zit hoog en maakt me duizelig. Samen met dochterlief is de angsthaas in mij geboren. Overal waar ik kijk zie ik gevaar. Niet voor mezelf maar voor haar. Net als ik de grond terug onder mijn voeten voel en denk dat de wind aan mijn aandacht is ontsnapt bonkt ze op het grote raam. De dakgoot van de buren raast door de tuin. De onrust bij dochterlief laait op. Nog één blokje te gaan. Zelf zie ik het niet meer goed komen. Met onze angsten en mijn tien blokjes op mijn spelbord. Ze legt haar laatste blokje tussen de vijf en zeven. Voor ik het besef is de sneeuwbal in haar mond verdwenen. Lachend biedt ze me de blikken doos met de cuberdon aan. De poedersuiker kleurt haar roze lippen wit en dwarrelt op haar zwarte trui. Sneeuwde het maar. Dan hadden we sneeuwengelen gemaakt en genoten van de stilte die over de wereld viel. Nu ging er alleen maar spanning in de lucht.

ZINinZICHT.
0 0

Dubbele oorontsteking

Hij had al een tijdje pijn aan zijn oren. Aan een kant was het wat meer dan aan de andere kant maar het bleef wel heel vervelend. Als hij schudde met zijn kop was het af en toe wel wat minder maar het kwam toch steeds terug. En het meest vervelende was nog dat als mensen zijn kop aaiden en zijn oren aanraakten, dat hij dan onbewust piepte. Daar schaamde hij zich toch wel een beetje voor. Het vrouwtje had het ook wel in de gaten. Ze had al een keer van dat vieze spul in zijn oren gespoten maar dat hielp ook maar één dag. Hij hoopte wel dat het snel over zou gaan. Hij had deze week ook nog niet veel mee gemogen. Ja, voor de wandelrondjes wel maar verder niet. Nou was het vrouwtje ook niet veel weggeweest maar toch. Maar nu ging ze dan toch zijn tuigje pakken, ah, ze gingen ergens heen. Hij sprong van de bank en hielp door vast zijn riem te pakken. Het vrouwtje lachte en ze gingen samen naar de auto. Het was maar een klein stukje hobbelen en toen zag hij waar ze waren. Bij dat grote huis waar ze echt heel veel hondensnoepjes hadden. Hij was er wel eens eerder geweest, ze hadden hier zijn behendigheidstuigje en dat stomme jasje gehaald. Kijken wat hij nu zou krijgen. Het vrouwtje ging even zitten, dat was wel een beetje raar, en na een tijdje gingen ze samen een hokje in. Toen rook hij het al, hij was weer voor de gek gehouden. Dit was de geur van die mensen die hem een zere poot hadden bezorgd en wel eens met van die rare dingen in zijn oren hadden gepord. Jawel hoor, hij moest weer op de tafel en daar kwam dat stokje weer. Hij wrong om los te komen maar het vrouwtje hield hem stevig vast. Dat hij er toch zo ingetrapt was. Maar ja, normaal ging het baasje altijd met hem naar zo’n huis. En nu was hij met het vrouwtje. Hij begreep er weinig van. Die dierenarts ging onderzoeken wat er uit zijn oor kwam. Bah bah, dat doe je toch niet. Hij vond het zelf al vies als hij met zijn pootje zijn oor schoonmaakte. Hmm, ze vond het toch niet goed, wat ze daarin zag. Dubbele oorontsteking, geen idee maar als dat was wat hij had, was het niet fijn. Pfff, het vrouwtje maakte een nieuwe afspraak voor volgende week. Moesten ze weer terug zeg. En er werd vieze smurrie in zijn oren gesmeerd. Jakkie. En hij mocht voorlopig niet zwemmen. Tsss, net of hij daar ooit een fan van was geweest. Hij was er weer mooi klaar mee.    

Machteld
1 0

Parabel van de Burn-out

Nog niet zo lang geleden werd J. Elle op de bergketen “Bergen van Werk” gedropt. Deze te ontdekken bergketen hield talloze beloften in. Het reisbureau “Ver weg van jezelf” vanwaar Elle steeds werd uitgestuurd zag dit als een unieke kans voor hen: “Dit past bij je karakter, good luck!” J.Elle is een echte avonturier, dus die ging er een beetje naïef en vol vertrouwen op in. Onbeantwoorde vragen zouden zich later wel vanzelf oplossen, dat was nu eenmaal een deel van de uitdaging. J. Elle mocht beginnen in het stadje “Ad. Ministratie” en kreeg er logement in hotel “OW, Overwerk”. Een deftig maar veel bezocht hotel met gratis vervoer naar werk en terug. Doordat het er zo druk was en Elle er moeilijk tot rust kwam werd het na enige tijd slopend: slapeloze nachten en dagen waarin cafeïne en vitaminepillen de verdoken pepmiddelen waren voor de marathon waaraan die meedeed. De kamer “Ploeteren” was te klein, te luidruchtig en dus vroeg Elle aan de baliedame, mevrouw Belletjes, of er niet elders in het hotel een rustiger kamer was. Mevrouw Belletjes vond op de zolderverdieping nog een kamertje “IK. Moeten” met een ruim bed en luxe bureau. Maar ook daar priemden geluiden en berichten door tot aan het dakvenster. Rust vond J. Elle niet. Op een gegeven moment besloot Elle om te vertrekken: “Dag dame Belletjes, je hoeft geen rekening meer te houden met me, ik zoek een ander hotel in een andere stad. Merci en tot nooit meer!”    Smoezen  Kordaat stapte Elle naar buiten, nam een Uber richting het nabije dorp en kwam zo terecht in “Smoezen”. Het leek er rustiger en er was een rivier met een grote brug “Klachten”. Er leefden twee soorten bewoners: de sarcasten aan de ene kant van de brug en de roddelaars aan de andere kant. Ze heetten J. Elle welkom, de enen met een korte strakke groet en de anderen met een praatje waar geen eind aan leek te komen. Ze nodigden die ook meteen uit voor de wekelijkse vergaderingen van het dorp.  Elle ging hier dankbaar op in. Wat die zich later nog zou berouwen. Niet ver van de dorpskern was een mooi gebouw met grote kamers, daar nam Elle intrek in de dure loft “Hou vol, en blijf in je hol”, dit ter beschikking voor tijdelijken die rustig wilden wonen en werken. Voor J. Elle het zelf goed en wel besefte was het nu meer dan drie jaar later en leek het avontuur in deze ontzettend grote bergketen oneindig. Maar dat zou niet blijven duren. Na lang aarzelen durfde Elle de vraag te stellen of diens werk wat meer afgebakend kon worden. Snel kwam er een boodschap van het reisagentschap: “Je werkt goed, doe gewoon zo voort, als beloning hebben we nog een extra project voor je met een korte uitstap naar een van de bergtoppen, zie bijlage.” Neen, zeggen vond Elle erg moeilijk. De uitdagingen leken wel steeds de moeite; ja hoor we gaan ervoor, forceerde diens gedachten. Zo werd J. Elle jaren aan een stuk van Kastje naar Muur gestuurd, de twee belangrijkste klanten. Tijdens de vrije momenten, die zeldzaam en dus kostbaar waren, nam Elle regelmatig de afvaart naar “Decadentie”. Een schijnbaar gezellig en aanstekelijk plaatsje met tafels bestaande uit gigantische houten hoofden waar het goddelijke drankje Meer is Beter rijkelijk uit spoot, terwijl artiesten zoals Geen Inkomen Meer en 'T Moet Hier Gedaan Zijn opzwepende ritmes uit hun lijf persten. Samen met lotgenoten trachtte Elle zich daar te ontspannen om tot slot op het eilandje “uitgeput” in de buurt te eindigen, vaak met een kater of ruzie met geliefde, K. Lontje, die al snel diens ex werd.   Nieuwe wending   Dit bleef zich herhalen tot op een dag oude vriend, B. Razernij, op bezoek kwam. Die zag hoe Elle veranderd was: kilo’s bijgekomen, wallen onder de ogen en een radeloze blik. Een normaal gesprek was met hen niet meer mogelijk. Razernij kon hier behoorlijk boos van worden en spijkerde Elle met geweld tegen de muur van de loft, die op losse schroeven stond, waarna het dure kamertje in elkaar stuikte. Razernij nam Elle uit het puin, sleurde die vanuit het dorp Smoezen naar rivier “Geen Excuses” en zette die op een vlot: “Verdwijn hier, laat je drijven naar Rondkomen en tracht via Nieuwe Wending tot bij standbeeld Zin Geven te geraken. Ik wil je niet meer zien voor je je herpakt en met me een redelijk gesprek kan aangaan!” riep Razernij nog na. Tijdens de zware tocht doorheen het gebergte op koud hout en met een kleine knapzak overschreed hen hier en daar de limieten, maar hield vol. Vooral de nachten waren kil en leken eindeloos. Toch bleef Elle peddelend op het vlot zoeken naar het standbeeld. Na lang dobberen zag die vanachter een oude kastanjeboom een beeld opduiken in de vorm van een omega teken. Dit moest het zijn, Nieuwe Wending! J. Elle meerde aan, tien kilo lichter ondertussen en een beetje verwilderd, maar de blik zachter, de ademhaling dieper en de ogen helderder. Terwijl die neerzat en wat noten at onder de boom, keek hen vredig om zich heen. Elle besefte voor het eerst sinds lang dat die genoot, dit was de avonturier die hen wilde zijn. Een zacht gezang steeg op. In de verte zag die een schim. Het had lange witte haren, een lang smal mosgroen gewaad en naderde voorzichtig. J. Elle keek op.“Wie ben jij?” “Wie ben jij?”, antwoordde het.“Ik ben, op zoek, en ik hou ervan om te zoeken, te ontdekken en verder te gaan. Ik ben ik, maar ik wil me niet meer zo lang verliezen.” “Ik ben Lot,” antwoordde het, “maar je mag me Lotte noemen. Ik kom uit het stadje In de Wolken, het is er kalm en aangenaam vertoeven. We zijn een nogal eigenzinnig volkje en werken aan dromen. We geven ze gratis weg en hopen in stilte dat de mensen uit de andere steden en dorpen ermee aan de slag gaan.” “Wat mooi!”, antwoordde Elle.  “Kan jij mij ook helpen?” Het knikte. “Ik kan je dromen meegeven, er iets mee doen ligt aan jezelf.” “Hoe?” “Daal hier wat naar beneden, voorbij Eenzame Vlakte, daar kom je uit op het snelstromend riviertje De Voeling, volg dit tot je op een stationnetje uitkomt. Midden in de natuur, station Focus. Wacht daar op de trein. Het zal niet lang duren. Je bent er klaar voor. Neem de trein en stel geen vragen, de bestuurder neemt je mee naar daar waar je op focust.” J. Elle dankte Lot, vulde de zakken nog met enkele kastanjes en vertrok.   Dromen  Enkele kilometers verder vond die de rivier en volgde deze voorbij de vlakte tot aan het station. Daar wachtte Elle geduldig, deelde er de momenten in met ademhalingsoefeningen, wat schrijfwerk en kleine tekeningen tot er puffend een oude trein aankwam. De machinist keek even uit het raampje en deed teken dat Elle mocht opstappen. J. Elle zou zich nu focussen op rust en op een nieuwe droom. Een nieuw avontuur waar die helemaal zichzelf kon zijn en blijven. De trein reed voorbij verschillende Bergen van Werk en pikte onderweg nog enkele passagiers op waarvoor hij stopte langs “Vergeten eilanden”, “Leegte” en “Herstel”. Dan nam de trein een grote bocht en denderde naar beneden voorbij "Ideeënstroom" om tot slot te stoppen bij “Passie”. Daar stapte Elle af en wandelde richting het huis van hun voorouders. Een wat verwaarloosde plaats met daarachter de tuin der aangename lusten en middenin de bron der gedrevenheid. Iets waar die nu tijd voor zou nemen om het te onderzoeken, af te bakenen en er ideeën te laten groeien.  Vanachter een hoge muur gezeten overdacht J. Elle de afgelopen periode, een beetje schuw en verdoken nog, want die voelde hoe het reisbureau “Ver weg van jezelf” en het bureau “Ad. Ministratie” hen nog op de hielen zat. Misschien moest Elle hun maar voorgoed verlaten en een eigen bureau beginnen of een bureau zoeken waar die zich beter voelde, samen met anderen.  Niet veel later verscheen ‘s nachts de witharige Lot voor diens ogen en fluisterde heel helder een droom in. Ja, juist. Daar moet J. Elle zijn.     NotaDeze parabel is genderneutraal geschreven. Als ik toch fouten gemaakt heb, mag je me corrigeren. Een schriftuur waar hij/zij vervangen wordt door hen/hun en die/diens. Ik ben zelf een kind van de jaren tachtig en merk dat de jongeren van nu veel bewuster omgaan met zichzelf en het genderaspect. Dat kan ik alleen maar toejuichen en zijn dingen waar ik rekening mee wil houden. Zeker als het een parabel is zoals deze. Iets waarvan ik hoop dat iedereen die het ooit meemaakte of erin zit zich herkent en mag erkennen. De inspiratie voor de parabel haalde ik uit een labo “Schrijven uit beleving”, gegeven tijdens mijn schrijfdocentenopleiding door collega Wim Vercauteren en het boekje “Zakatlas van de Belevingswereld.” Dit is Versie 2, na enkele kleine correcties. Met dank aan de feedback van Vitalski.

Bart Vermeer
180 2

Stil in mij

Soms zit er ineens een zinnetje uit een liedje in je hoofd. Als een mantra. Het blijft een hele tijd hangen, soms wel een hele dag. Dan is het ineens weg om een paar dagen later als een duveltje uit een doosje weer omhoog te ploppen. Geen idee wat de trigger is. Mijn mantra is al een paar dagen “Het is zo stil in mij, ik heb nergens woorden voor.” Een prachtig nummer van Van Dik Hout. De zanger, Martin Buitenhuis, zingt over het verlangen naar warmte en troost op momenten dat het van binnen zo koud en stil kan voelen. Ik probeer door te schudden met mijn hoofd het liedje kwijt te raken. Vaak te vergeefs. Maar gelukkig is er ook afleiding en raak ik dat gevoel weer kwijt. Het zijn die onbewaakte momenten waarop het weer toeslaat. Ik heb inmiddels ook geleerd om dat gevoel te omarmen. Om het niet weg te stoppen. Tenslotte moet ik ook de liefde van mijn leven, waar ik 35 jaar lang mee samen ben geweest missen. En daar mag ik verdriet om hebben, daar mag ik om rouwen. Dat wil niet zeggen dat ik de hele dag loop te huilen. Gelukkig niet zeg, ik zou er geen gezellig mens van worden. Bovendien zou het me ook niet helpen. En zou mijn maatje dat ook niet willen. Maar soms is het gewoon nodig. De tranen zitten gewoon nog heel erg hoog. Soms vind ik dat zelf lastig maar vaak laat ik het ook maar gebeuren. Schrijven over dit soort gevoelens en gebeurtenissen helpt mij. Wel denk ik soms “moet ik daar iedereen wel mee lastig vallen?” Maar ja, van de andere kant, je hoeft het natuurlijk ook niet te lezen. Hoewel ik merk dat veel mensen die mijn blogs lezen ook een lief bericht achter laten om mij een hart onder de riem te steken. En dat helpt ook. Het is een bizarre reis, die ik maak. Vooral ook omdat ik alleen op reis ben. Met de gedachte aan mijn lieve maatje, de steun van heel veel lieve mensen en natuurlijk het gezelschap van mijn kleine Stef. Het komt wel goed.      

Machteld
6 0

Piepjong

Ik ben gewaarschuwd. Door het gepiep van de schurende scharnieren die stipt om kwart over zes de harde knal aankondigen. Gevolgd door het trillen van de ramen en een nagolf van contrasterende stilte. Net op tijd trek ik mijn dikke winterdekbed tot over mijn hoofd. Ik heb het zomer- en herfstdeel op elkaar gelegd om mijn steeds kouder wordende voeten te verwarmen. Uit het dekbed ontsnapt de lucht waardoor de opgeschudde veren als een heerlijke laag zachtheid op me komen liggen. De harde knal van de met slaande deuren vertrekkende buurman is door het dons afgezwakt tot een doffe plof in de verte. Alsof een klein donzig kuikentje uit bed valt. Ik heb nog welgeteld vijftien minuten voor ik zelf uit de veren moet. Dagelijks geniet ik van die heerlijke tussentijd waarop ik nog even in het kuiltje van de matras mag wegzinken. Het kuiltje dat verraadt aan welke kant ik in bed lig. Toch lukt het me niet de slaap terug te vatten. Ik draai me om en voel de zeurende pijn in mijn benen. Iedere spier verkrampt bij elke poging me terug te nestelen. Het herinnert me aan mijn poging van de dag voordien om mijn ouder wordende lichaam jong te houden. Door mezelf wekelijks een uurtje te kwellen met sit-ups, squads en cardiotraining. Hoewel het eerder de up-tempo foute muziek is die mijn uithoudingsvermogen sterk op de proef stelt. Ik maak een gaatje vrij om onder het verendekbed wat meer zuurstof te krijgen. De geur van baardshampoo met sandelhout verraadt dat mijn wederhelft ook nog slaapt. Zo kan ik hem nu wel noemen. Dit jaar ken ik hem de helft van mijn leven. Sinds de avond van zijn vierentwintigste verjaardag. Toen hij niet meer op te beuren was door het idee dat hij de dertig naderde. De verjaardagen erna ontdekte ik dat zijn emotionele uitlating die avond niet aan de hoeveelheid alcohol lag. Maar aan een echte vrees om ouder te worden. Zijn vrees is ondertussen werkelijkheid geworden sinds allerlei ouderdomskwaaltjes hem uit zijn slaap houden. Iedere nacht ligt hij woelend naast me en maakt zo van zijn kuiltje een krater. Zelf blijf ik gespaard van het euvel die mijn leeftijd kan verraden. Het enige wat mij uit mijn slaap houdt is zijn gesnurk. Dat steeds begint als zijn uiteindelijk slapend lichaam in de krater rolt. Ik begreep nooit goed waarom hij zo’n last heeft van de wegtikkende tijd. Ik lig er niet wakker van. Iedere rimpel die ik op de spiegel kan aftekenen is gevormd door mijn lach van de voorbije jaren. De bredere heupen zijn getuigen van het dragen van ons kind. En elk grijs haar bevat wat wijsheid in mijn leven. Verder voel ik me nog steeds, zoals op die avond van zijn vierentwintigste verjaardag, twintig. Tot deze ochtend. Mijn op elkaar schurende gewrichten kondigen een stugge dag aan. Ik voel dat ik niet als andere dagen uit bed zal veren. Door het gebrek aan kracht in mijn verkrampte benen, mijn slapende koude voeten en verzwolgen in het veel te dikke winterdekbed laat ik me uit het kuiltje rollen. Om als een uilskuiken met een harde doffe knal op de grond te vallen. Ik was nochtans gewaarschuwd, door mijn wederhelft in zijn krater, dat deze dag ooit zou aanbreken. De eerste dag van mijn midlifecrisis. Voor de andere helft van mijn leven zou ik me iedere ochtend afvragen hoe ik heelhuids uit bed geraak.

ZINinZICHT.
0 0