Toen ze zei
’t Was pas toen ze zei
Dat alles vergaat
Niets ooit loslaat
De lamp ging branden bij mij
Wat daadwerkelijk bestaat
Vreugde vindt in razernij
Een schep met angst erbij
Vastberadenheid op het gelaat
Dan komt het als je het niet verwacht
Aarzeling wekkend, oorverdovend gefluister
Met moeite zich een weg banen door het duister
Perfecte anomalie die de pijn verzacht
Moed is de lijdende stem die ik beluister
Ze deelt de illusie van allesomvattende kracht
Relatief en retorisch en zoveel juister
Ik verlang het, zij wil het, dat wat voor het grijpen ligt
Streven naar bevestiging die alles vergeldt
Jammer genoeg na veel offers uitgeteld
Ik leek allang voor de schoonheid gezwicht
Toch opgeven niet in de woordenboek vermeld
De zwarte leemte met doorzetting verlicht
Valkuilen, putten moeiteloos gedicht
De vraag om het onmogelijke duizend keer gesteld
En beantwoord, maar niet omdat het klopt
Want twijfels, die doen afwijken
’t Gevoel van moedig en sterk lijken
Vat de chaos samen, beschrijft hem beknopt
Als een mak lammetje in het leven gedropt
Het doen en laten beschrijvend bekijken
Kansen soms wel, of niet binnengekopt
Niet leren van fouten werd schering en inslag
Ze waarschuwde voor alles wat niet kan, niet mag
Niet gezien aan welke nuances het lag
Het sowieso bekocht met een hoog bedrag
Verdrijven, overdrijven, om het gelijk te halen
Kop hard tegen de muur, achteraf pas balen
Met veel getreur toch moeten kunnen stralen
Geloof vertrouwen liefde fijngemalen
De weg nog lang, tot het ultieme zijn
Onderweg vol wanhoop
Met de beste benzine, water bij de wijn
Tot ik met brede glimlach de afgrond in loop