Hilde Devoghel

Gebruikersnaam Hilde Devoghel

Teksten

Eerste persoon meervoud

  Het is ongewoon stoffig in de hoek van de turnzaal. Bij het boenen van de springbok voel ik in mijn achterhoofd een kleine snok, een elektrische stroomstoot. Zo’n pijnscheut die je krijgt als je je hoofd bruusk een kwartslag naar rechts of links draait. Ik wrijf de tinteling met mijn hand in de nek weg. Een scherpe toon suist een paar tellen na in mijn beide oren.   Twaalf jaar al werk ik dagelijks mijn stofronde secuur af. In de voormiddag de gangen en de refter, in de namiddag de turnzaal en de klassen. Klusjesman, conciërge, poetsploeg, in het college ben ik het allemaal. Het is niet zo dat ik mijn job niet graag doe of dat ik ermee aan het maximum van mijn capaciteiten zit. Neen, gewoon, ik maakte mijn school niet af. Dit is het alternatief.   Als ik na mijn ronde mijn werkplunje uittrek, loopt het goed mis. Een intense toon doet me een paar seconden het bewustzijn verliezen. Thuis verzwijg ik de uitval wijselijk en surf ik er in het wilde weg wat op los, op zoek naar een verklaring. Vergeefs. Morgen in alle stilte naar de huisarts dan maar.   De wachtzaal zit propvol. Fijn, denk ik terwijl ik wat onderuitzak, in een consultatie van hoogstens tien minuten zal ik een voorschrift op zak hebben. Wat pijnstillers of relaxatieoefeningen, meer hoef ik niet.   Mijn arts luistert amper als ik mijn symptomen beschrijf, ze vult gejaagd mijn elektronisch patiëntendossier aan. Naarmate ik meer details geef, stopt ze abrupt en vraagt me ietwat opgejaagd: “Wat is uw beroep ook weer, meneer Novak? Zou u kunnen zeggen dat u dagelijks veel van uw brein vraagt?” Ik antwoord oprecht neen en heb er meteen spijt van. Ze is op haar hoede. De volgende vraag stelt ze achteloos maar ik zie dat ze het antwoord belangrijk zal gaan vinden. “U hebt onlangs een ongewone, indringende toon gehoord?” Ik knik. “Een kleine schok gekregen?” Ik knik. Opnieuw.   “Geen reden tot ongerustheid, Dennis.” Ze gebruikt met klem mijn voornaam. “Maar ik denk dat we even je”- ze tutoyeert me – “breinprofiel en biostatistieken moeten uitlezen. Plaats je even deze chip achter je linkeroor? Druk maar hard aan. Zo. Het afgelopen jaar staarde je exact 2313 keer zonder noemenswaardige gedachten in de verte. Je aantal inactieve breinuren is zienderogen opgelopen. Dat kan maar één ding betekenen, Dennis. Je bent op dit moment deel van een globaal, neuraal netwerk. In mijn praktijk de eerste.“ voegt ze er fijntjes aan toe.   “Wie het geluid oppikt” gaat ze zonder verpinken verder “beschikt over een gezond brein, maar eentje, laten we het maar uitdrukkelijk zeggen met onbenutte capaciteit. Het Brain4all project benut ongebruikte synapsen – dit zegt ze echt! – en brengt ze samen in een krachtige, humanoïde supercomputer. Na de eerste toonwaarneming verlopen er exact 24u voor je integraal deel bent van een gigantisch, neurologisch netwerk van individuele breinen.” Ze sluit het scherm met een klap dicht.   “Fantastisch toch! De mensheid vergroot zo zijn rekenkracht én redeneercapaciteit. Aanzienlijk. Een logische stap in de evolutie. Stel het je voor, Dennis, als een vlucht spreeuwen die samen in de lucht immens mooie figuren maken, waarbij nu eens de een dan weer de ander de leider is. Je synapsen zijn,” ze checkt het uur, “over exact 90 minuten jouw gift aan de mensheid.” Ze besluit koel: “Je hebt daarnet trouwens zelf achter je linkeroor een kleine sensor aangebracht, daarmee monitoren we continu je biologische processen.”   Ik, Dennis Novak, voel me onwezenlijk. Nog 90 minuten puur mezelf, daarna één met de breinmassa. Wat zei ze weer? Over de vlucht spreeuwen, nu eens de een dan weer de ander de leider. Een leider zijn, iemand die het voortouw neemt. Ik deed het nooit. Was dat verkeerd? Elke mens denkt elke dag zo’n 50.000 gedachten. Zit de essentie van mijn zijn in die gedachten? Ben ik die gedachten? Mijn eerste persoon is zo meteen een eerste persoon meervoud. De plek achter mijn linkeroor jeukt. Is dit een zinvolle gedachte?

Hilde Devoghel
0 1

TOEVAL

Wat was de lente ongewoon mild dit voorjaar. Dave neuriede zachtjes terwijl hij zorgvuldig een plekje avondzon op de stadsbank uitzocht. Van hieruit kon hij de bushalte in de gaten houden. Mooi meegnomen, dacht hij.   Zijn werkdag bij het Departement zat er op en nu volgde de uitdaging om de avonduren die zich voor hem uitstrekten zinvol in te vullen. Dave woonde op kamers in de studentenstad, hoewel hij al ver in de dertig was. Zijn huisgenoten, die hij ’s avonds slechts vluchtig in de gangen voorbij liep, vonden hem wellicht een wereldvreemde, enge man. Het liet hem onverschillig. Tenslotte zagen zij in hun bestaan slechts een fractie van het leven, hij daarentegen overzag het geheel.   Op de bank hield Dave zijn bruine tas strak tussen zijn knieën geklemd, hij haalde de restanten van zijn lunch uit zijn jaszak en begon langzaam de twee broodjes met kaas uit hun folie te wikkelen. De lauwe kaas rook muf, maar Dave at met smaak. Zijn metalen montuur bewoog opvallend mee met zijn kaken, terwijl hij bewust elke hap naar binnen kauwde. De straten en pleinen vulden zich intussen met flanerende mensen, vaak met een zalige glimlach om de lippen. Er hingen beloftes in de lucht. Hier en daar pikte Dave een flard van een gesprek op. ‘Dat meen je niet, echt?’ ‘Zullen we op het terras afspreken?’ ‘Een gin –tonic? Ja, dat zie ik wel zitten....’   Voor hem op de brede trappen zaten vier tienermeisjes, strak in jeans en met korte topjes aan. Ze droegen hun haar in een wrong in de nek. Ze leken wel inwisselbaar, zo sterk kopieerden ze elkaars gedrag en uiterlijk. In gedachten schepte hij ze alle vier met een reuzenhand op, schudde ze door elkaar als dobbelstenen en strooide ze dan opnieuw over het plein uit. Ze zouden dan elk een stukje van de ander hebben. De blonde op de benen van de zwarte, de zwarte met de borsten en het topje van de bruine krullenbol…Hij zou ook hun levens en liefdes kunnen inwisselen, omgooien, omruilen. Zorgen voor een tragische noot.   De laatste stukjes kaas en brood bleven aan zijn gehemelte plakken. Hij probeerde ze verwoed met zijn tong weg te halen, frommelde de folie in elkaar en kruiste de armen. Ja, het was ook voor hem een mooie dag geweest. Een vruchtbare ook voor het Departement. Zeven levens had hij vandaag met zijn momenten overhoop gehaald. Er zaten zelfs een vijftal geluksmomenten bij, de bazen waren kwistig geweest.   Op zijn twintigste was Dave begonnen op de sectie ‘Angstaanvallen’ en nu was hij na jaren inzet opgeklommen tot de afdeling ‘Cruciale, levensbepalende momenten’. Hij koos ze met zorg die momenten, hij had zich een reputatie opgebouwd.   Zijn collega’s maakten er zich snel vanaf met slordige verkeersongelukken, mailtjes of gsmgesprekken. Zo niet Dave. Hij orchestreerde zorgvuldig de cruciale dagen. Hij bestudeerde de profielen van de levens die hem door zijn werkgever werden bezorgd en zorgde voor een creatieve invulling, voor afwisseling. Voor verwarring ook. Profielen en momenten paste hij naadloos in elkaar.   Barensweeën liet hij bijvoorbeeld beginnen op het moment dat de toekomstige vader, met een passie voor vliegen, op zakenreis onbereikbaar boven in de lucht hing. Of hij orchestreerde een spontane treinstaking op het moment dat zijn profiel op weg was naar een doorslaggevend sollicitatie-interview bij de spoorwegmaatschappij. Of hij liet een anesthesist 1 minuutje het operatiekwartier verlaten om op zijn smartphone wedstrijdresultaten te raadplegen. 1 fatale minuut voor de professionele voetballer die binnen op de operatietafel lag.   Coherentie én variatie in de dramatiek dat was de sleutel tot zijn succes. Op het Departement herkenden ze intussen ‘de hand van de meester’. Dave grinnikte en wiebelde met zijn benen, een kleine frivoliteit die hij zichzelf die avond toe stond. Bijzonder tevreden was hij met de enscenering van zijn afsluiter voor vandaag: een 17-jarige overmoedige jongen uit het derde jaar Elektriciteit was een stilstaande treinwagon beklommen. Bij het rechtstaan had hij een geladen kabel geraakt. Zijn vrienden hadden de stunt met hun mobieltje vast gelegd. Ja, je kon wel zeggen dat hij zin voor detail had.   Dave stond op, mikte de plastic folie in de overvolle vuilnisbak en liep wijdbeens weg in de richting van de bushalte. De zon ging onder. De overstap naar de afdeling ‘Rampen en genociden’ lag voor hem open. Zijn moment.

Hilde Devoghel
0 0

PLUIMEN

  De oude man zit op de rand van het smalle bed met zijn handpalmen open op zijn knieën. Oplettend bestudeert hij het geschonden parket tussen zijn bed en het raam. In het geometrische patroon van de planken herkent hij het grondplan van zijn leven. Hoe het lot hem aanvankelijk gunstig was met een zwierige krul naar boven en dan ongenadig toesloeg met een diepe kerf, een scheur. Het parket naast de scheur is gekarteld als de groeven in zijn oude buik, de lijnen in zijn knieholte. Hij buigt zich dieper voorover, zijn voorhoofd raakt haast de grond. Uit het uiterste barstje links bij de overgang tussen twee planken, vlakbij een splinter, komt geluid. Hij gaat er langzaam bij liggen en legt zijn oor op het barstje. Hij is verrukt, daar beneden is het leven. Toeterende auto’s, schelle latinomuziek en joelende jongeren, ze springen vol zijn gehoorgang binnen. Daar beneden is Irma en Irma danst de samba, in een paarse Rio de Janeiro bikini, met pluimen, witte en diepblauwe, hyacintblauwe pluimen. Hij sluipt door de barst, zijn hartslag versnelt, zijn armen en benen lenig en soepel als vroeger. Zijn ogen staan donker en diep, zijn verhitte mond is op zoek naar de volle lippen van Irma. Lichtjaren lang is hij op zoek naar die lippen, die mond. En dan stijgt plots klef, zuur slijm naar boven. Hij kokhalst en ligt in bed. Irma schudt de hoofdkussens op. Naast hem in het harde tl-licht staat zijn rollator met vooraan een mandje, daarin zijn opgerolde krant, zijn tanden, een pen, een foto van een vrouw, een leven. Zorgvuldig zichtbaar op de zijstang plakt een bumpersticker, ‘I love samba’ staat er op.  

Hilde Devoghel
4 0

KAMPIOEN

Ontspan je voorhoofd, je wenkbrauwen, je neusbrug, je mond. Je tong neemt ruimte in in je mond. Je hoofd staat los op je lichaam.’ De ritmische opeenvolging van zinnen die de yogaleraar bij het begin van de les uitspreekt, vernauwen mijn bewustzijn. De cadans en het timbre van zijn zinderende stem zorgen voor een vorm van focus. Die van ‘het leven in het nu’. De mantra van het waarachtige. Ik surf er even op mee, doe of ik erin geloof. Ik ben tenslotte een ijverige leerling op mijn lichtblauwe matje. Een adept die zich stiekem meet met de andere yogi in de vrijdagavondklas. Let op, competitie en prestatie, die moet je aan de deur achter laten. In de halfduistere, groezelige gymzaal telt niet wie of wat je daarbuiten bent. Not dus. Het is me al van bij de eerste les duidelijk dat de drie jonge moeders die hun uitgezakte, vermoeide lijf betekenis komen geven, mekaar constant beloeren. Wie van ons krijgt er zijn billen in twee tellen galant in kaars naar omhoog? Geen van de drie zo blijkt. De drie gratiën zijn ook buiten de yogales vriendinnen. Voor de les begint, sluit ik steeds even bij hun groepje aan. Op die manier kan ik in hun wederzijds gekwetter opgaan en moet ik geen details kwijt over leven, kinderen, partner. Vragen beantwoord ik consequent met andere vragen of met een vluchtig ‘Prima, alles ok”. Zo parkeer ik meteen elke mogelijke bemoeienis. Yoga, zo heeft mijn huisarts gezegd zou me helpen om los te laten, om in het nu te leven. Ik laat niet los. Ik ga tot het uiterste. Na drie lessen ken ik de volgorde van de oefeningen. Thuis oefen ik ’s morgens, om 5 u zoals het hoort, met de ipad en een yoga-app naast me. Ik perfectioneer mijn ademhaling. Na 7 lessen klinkt het gechant uit mijn borst als de oerschreeuw van een Tibetaanse monnik. Met precisie en discipline ben ik kampioen loslaten. Ontspanning wanneer gevraagd, opspanning wanneer vereist. Vanavond lig ik vlak achter de vriendinnen, rechts en achter mij liggen nog een tiental slachtoffers van de sleur en de werkvloer. Ed ligt links van me. Ed, zeventig, ligt er al twaalf jaar op zijn grijze matje. Hij is het toonbeeld van een gezonde oudedag, geduldig en soepel zonder protesterende gewrichten. Met de yogaleraar heeft hij een speciale verstandhouding; bij het begin van de les geeft hij aan met welke pose hij het mogelijks moeilijk zal krijgen, waar er zich in zijn oude lijf op dat moment een lichte blokkade bevindt. Ed beheerst de les en geniet ronduit van de bewondering van zijn medeyogi. Ed heeft één onhebbelijkheid. Met de billen hoog laat hij ook zijn darmen meesurfen op de ontspanning. Weke winden ontsnappen aan zijn oude lijf. Ze drijven weg en versterken de misselijkmakende, oude voetzolengeur van de yogamatjes in de bedompte zaal. Ik ken intussen precies het moment waarop het vege lijf van Ed leeg loopt. Tussen de zonnegroet en de giraf, halverwege de Bahasana. Het vergt me elke les weer al mijn zelfcontrole en tolerantie om niet opzichtig te walgen, op te staan en fulminerend de les uit te lopen. De yogaleraar daarentegen accepteert gelukkig en gelaten dat ook organen mee in diepe ontspanning gaan. Nu lig ik gespannen het windenmoment af te wachten. Ik concentreer me, nog twee oefeningen. Tijdens de zonnegroet borrelen de darmen van Ed al van de voorpret. En voor het eerst in 10 lessen voel ik mijn controle verslappen. Woede en taaie walging schieten langs mijn keel omhoog. Ik krijg ze niet weggeslikt. ‘Ga dieper in je ontspanning’ beveelt de leraar. De spiegel breekt. Als een furieuze, Russische judoka stort ik me op Ed. Ik ga schrijlings op hem zitten en prang zijn slappe strottenhoofd tussen mijn opgespannen dijen. Ik pers en blijf persen tot er in de zweterige zaal een droge knak klinkt. En ippon, denk ik, helemaal losgelaten.

Hilde Devoghel
0 0

Opleiding

Stefan Boonen Kinder en Jeugdliteratuur
Ingrid Verhoeven Starten met schrijven Wisper
Joke Depuydt, Sandrine Lambert, Prozaïsten, Wisper
David Troch, Het ultra-korte verhaal Wisper
David Troch, Monologen schrijven
Peter Mangelschots, Van gedachten naar gedichten

Publicaties

Blog: Thisishowweread.be, gastblogger (recensies, events, column)
Eigen blog: www.talesandtalks.com
Redactrice Leuven Leest
Realisatie van het boek ‘Boghe Louis, Oorlogsdagboek van een minderjarige boerenzoon’. Ghostwriting, redactie, begeleiding van plan naar boek, ontcijfering dagboek, Standaard Boekhandel, eerste druk juni 2017, tweede druk september 2017.

Prijzen

Winnares eerste columnwedstrijd Thisishowweread, met column 'Kampioen' selectie door columniste An Olaerts.
Winnares Kortverhalen- wedstrijd UWEL 2015-16 met 'Toeval'.
Eervolle vermelding wedstrijd Poëziepad van Avelgem tot Zwevegem, 2017 met 'Binnenland'.
Eén van de acht laureaten van de dichtwedstrijd Prijs Guy Commerman 2017 met ‘Op bed’ en ‘Icarus’.
Eén van de tien geselecteerden Dichter van Gavere 2018 met 'Pauze'.