Aline S

Gebruikersnaam Aline S

Teksten

Als muziek in de oren

Met licht bevende handen steek ik de theelichtjes aan. Hun warme gloed verspreidt zich door de woonkamer. Al maanden staat mijn hart in vuur en vlam voor jou. Je belt aan. Mijn hartslag schiet de hoogte in. Ik doe open en word vertederd door de manier waarop je jouw handen warm blaast. Glimlachend laat ik je binnen. Wanneer je mij jouw winterjas geeft en ik die over de stoel hang, dansen er lichtjes in jouw ogen. Je gaat zitten. Ik neem plaats naast jou. Na al die tijd van verlangen, twijfel, wanhoop zit je plots op een meter afstand van mij in de blauwgrijze Scandinavische zetel met kleurrijke kussens. Jouw blik boort zich in de mijne. Ik kleef erin vast en hou mijn adem in. Je slaat jouw ogen neer en leunt zo nonchalant mogelijk naar achter alsof de elektriciteit tussen ons voor jou niet tastbaar is. Je stelt wat haperend een vraag, wil een gesprek aanknopen, maar ik kan niet antwoorden. Woorden blijven steken in mijn keel. Ik kijk je smekend aan, heb lang genoeg gewacht. Geen tijd meer voor praatjes. Je schuift dichterbij. Ik leg mijn hoofd op jouw schouder, glijdt af naar jouw borstkas, nestel me daar in de warmte van jouw hart. Je slaat jouw armen om me heen en wrijft over mijn rug. Er spreekt stroom uit jouw streling. Ik streel jouw gespierde drummers-arm die geoefend is in het langzaam opdrijven van het tempo. De kleinste geluidjes die je maakt, ademen muziek uit. De kaarsjes knisperen op het ritme van onze ademhaling. Ze houden de donkere wolk van het onuitgesprokene op afstand. Vanavond zullen we het er niet over hebben. Er is geen weg meer terug. Dan raak je mijn bil aan. Vonken stromen uit jouw handen. Ze zetten mijn bil in brand. Mijn ademhaling wordt luider. We maken ons los uit de omhelzing en kijken elkaar aan. Jouw vlezige lippen oefenen een magnetische aantrekkingskracht op me uit. Behoedzaam, adagio, haken ze zich vast in de mijne. Ik smelt in jouw armen en voel bliksemschichten in mijn hart. Je smaakt naar alcohol en muntjes. Jouw liefkozing is hemels, bijna te mooi om waar te zijn. ‘Ik heb er dorst van gekregen’, zeg je. Ik haal een glas water en zet me naast jou, dit keer op 2 meter afstand, zoals het eigenlijk hoort volgens de huidige coronamaatregelen. De vragen die ik je moet stellen over jouw nakende scheiding branden op mijn lippen. Ik maak aanstalten om erover te beginnen. De wolk komt dichterbij. Je blaast ze weg en vraagt, met puppy-achtige ogen en een pruillip: ‘waarom zit je zo ver van mij?’ Ik haal mijn schouders op en zucht, schuif dichter naar je toe en versmelt in een mum van tijd weer met jou. Meesterlijk bespeel je de cymbalen van mijn hart. Liefdevol kus je mijn hals, mijn wang, mijn mond. Jouw vingers raken zachtjes mijn gloeiende wang aan. Ik leg mijn wang in jouw hand. Je kijkt in mijn ziel die jou zonder woorden haar geheimen onthult. ‘Je ziet er zo mooi uit’, zeg je. Jouw woorden resoneren in mijn lichaam. Ik glimlach en weet zeker dat jij de aantrekkelijkste man op aarde bent. Het kussen wordt vuriger. Tot je een bericht krijgt, van haar. Eén van jouw dochtertjes heeft hoge koorts. ‘Ik moet gaan’, zeg je. ‘Weet ze dat je hier bent?’ vraag ik. Nu is het jouw beurt om er het zwijgen toe te doen. ‘Jullie zijn toch aan het scheiden?’ De donkere wolk drijft dichterbij. ‘Het is ingewikkeld, Marthe.’ De wolk hangt nu vlak boven ons. ‘Maar gaat zij hier dan niet door gekwetst worden? Ze weet toch wel dat jullie gaan scheiden?’ De wanhoop in jouw blik verraadt het antwoord op mijn vragen. De wolk barst open. Het regent in mijn hart. ‘Hier heb ik dan wel een heel dubbel gevoel bij’, zucht ik. Je zet je recht met een gepijnigde blik in jouw onweerstaanbare ogen. Misschien zou ik kwaad moeten zijn. Je hebt tegen me gelogen. Je doet jouw jas aan. Ik loop achter je aan de gang in. Onbeholpen sta ik daar naast je. Alle plaatsen die je gekoesterd hebt, staan nog steeds in brand. Met de snelheid waarmee een geoefende cowboy zijn lasso werpt, trek je me opnieuw naar je toe en kust me passioneler dan ooit tevoren. Ik smelt weer. Dan wandel je de koude nacht in. Ik sluit de deur achter je, ga er met mijn rug tegen staan en glijdt naar beneden. Als een hoopje as zak ik in elkaar.  

Aline S
0 0

Zotte kuren en diepe ernst

Een amusante glimlach verscheen op haar gelaat toen ze hem binnen zag komen in het studentencafé waar toen nog naar hartenlust binnen gerookt mocht worden. Zijn pruik stond scheef en zijn lange vrouwenkleed was vurig rood. Hij zette zijn bril wat rechter en trok zijn kleed goed voor hij zich neerplofte op de barkruk en een frisse pint bestelde. Het gezelschap waarin ze vertoefde leek aan kleur en helderheid in te boeten nu deze verschijning aan de toog had plaats genomen. Ze dronk snel het laatste bodempje van haar glas rode wijn leeg om in de buurt van de verklede man een nieuw glas te kunnen bestellen. Hoewel hij verre van mooi was, intrigeerde hij haar. Zijn nonchalance en grappige manier van doen wekten haar nieuwsgierigheid en deden een bruisend verlangen in haar opwellen. Ze verontschuldigde zich bij haar vrienden en liep langzaam in de richting van de mysterieuze onbekende.   Ze ging naast hem aan de toog staan tussen twee barkrukken in. Voor ze de aandacht van de barman probeerde te trekken om haar bestelling door te geven, wendde ze zich naar de jongeman naast haar. ‘Uw pruik staat scheef. Zal ik ze terug wat rechter zetten?’ Geprikkeld en geamuseerd keek hij haar aan. ‘Graag.’ zei hij en hij genoot van de manier waarop deze jongedame ongegeneerd en met opperste concentratie de asblonde pruik die hij uit de verkleedkoffer van zijn oma had opgedist, weer op haar plaats schoof.   ‘Vandaag is mijn naam Georgette by the way. Wie ben jij?’ voegde hij eraan toe. Even aarzelde Emma. Zou ze hem naar zijn naam-van-alle-andere-dagen-dan-vandaag vragen of zou ze het spelletje een tijdje meespelen? Ze koos de tweede optie. ‘Mijn naam is Emma. Dat kleedje staat u beeldig, Georgette. Het accentueert uw bierbuik en platte boezem zo mooi.’ Ze probeerde het zo oprecht mogelijk te laten klinken en haar lachspieren onder controle te houden. ‘Ja, ik weet het’, zei Georgette die zijn stem voor de gelegenheid wat hoger deed uitvallen, ‘ik heb dat compliment vandaag al een paar keer gekregen.’ En hij knipperde op zeer verleidelijke wijze met zijn donkere ogen die achter twee brilglazen verscholen zaten. Op beider gezichten verscheen een glimlach van verstandhouding, een glimlach van speelsheid en ondeugendheid, een glimlach van herkenning.   ‘Wat drinkt de mooie dame?’ vroeg de verklede jongeman. ‘Rode wijn graag. Zijt gij hier trouwens helemaal alleen, bevallige dame?’ antwoordde Emma. ‘Ja, ik kom rechtsreeks van een verkleedfeestje van de scouts’, viel Georgette nu uit zijn rol. ‘Het thema was diva’s en glamourkings. Een aantal van mijn vrienden konden het plots niet laten om me af en toe in mijn achterwerk te knijpen,’ zei hij, gespeeld verbouwereerd. ‘Tja, ik voel die drang ook, Georgette, als ik u in uw sexy rode jurkje zie.’ Emma liet deze woorden gepaard gaan met een op- en neergaande beweging van haar wenkbrauwen en een overdreven smachtende blik. Haar nieuwe vriend deed op vrouwelijke wijze alsof hij lichtjes geshockeerd was door haar opmerking.   In het lange smalle café waar in de late uurtjes vooraan soms gedanst werd, werd de stemming ondertussen wat meer uitgelaten en het gepraat luidruchtiger. De nicht van Emma en hun gemeenschappelijke vrienden probeerden tevergeefs Emma’s blik te vangen om haar terug in hun richting te lokken. Vanuit haar ooghoeken zag Emma hen soms zwaaien en wenkende gebaren maken, maar ze deed net alsof ze het niet zag.   ‘Maar nu serieus’, zei Emma. ‘Wat is eigenlijk jouw echte naam?’ Thijs nam de pruik van zijn hoofd waardoor zijn kort warrig donker kapsel tevoorschijn kwam. ‘Mijn echte naam is Thijs.’ zei hij en hij keek haar doordringend aan wat haar tegelijkertijd een oncomfortabel en een opgewonden gevoel gaf. Even staarde ze zwijgend terug. Thijs zei: ‘Aangezien ik de zin van het bestaan nog steeds niet ontdekt heb, maar er wel naar op zoek ben, dood ik mijn tijd dan maar met mij te verkleden. Misschien draait het leven wel gewoon daarom: u amuseren.’ ‘Ja, misschien wel’, zei Emma en ze hield haar glas in de lucht om op deze conclusie te proosten. Het oogcontact gaf haar een warm gevoel. ‘Ik heb ooit eens ergens gelezen dat de zin van het leven de zin óm te leven is. Maar vraag me niet wie het geschreven heeft want dat weet ik niet.’ ‘Ja, daar zit iets in’, antwoordde Thijs. ‘En als dat waar is, waarom in godsnaam ontnemen sommige leerkrachten de kinderen dan de zin om te leven? Zeg nu eens eerlijk, iedereen heeft toch een verhaal over een leerkracht die hem of haar het leven zuur heeft gemaakt.’ Je zag aan zijn gezicht dat hij zich de woede op die ene leraar nog steeds gemakkelijk voor de geest kon halen. ‘Wel, dat klopt, maar sommige leerkrachten hebben zo’n aanstekelijk enthousiasme dat zij je juist zin doen krijgen om op ontdekkingstocht te gaan, om bij te leren,… Ze zijn helaas zeldzamer dan die waar jij het over hebt, maar ze zijn er gelukkig toch ook…’ Thijs knikte ter bevestiging en zweeg toen, was even in gedachten verzonken. Haar ogen zochten de zijne en vonden die.   In zijn ogen zag ze een diepte weerspiegeld die ze maar zelden tegenkwam. In zijn ogen ontmoette ze een gelijkgestemde die de dingen niet zomaar voor waar aannam maar in vraag stelde, die er niet van hield aan de oppervlakte te blijven en over koetjes en kalfjes te praten, iemand waarvan ze vermoedde dat hij samen met haar de mysteries van het leven wilde verkennen, iemand met wie ze uren aan een stuk wou filosoferen. Het was een diepte die ze niet terugvond in haar gezin van afkomst, maar waarnaar ze al haar hele leven verlangde. Het was een diepte die ze enkel tegenkwam in de boeken die ze las maar te zelden in het echte leven. Bij haar thuis gingen de gesprekken enkel over de keuze van gerechten, de combineerbaarheid van kleren, over televisieprogramma’s, over de onhebbelijkheden van anderen maar nooit over de dingen die er echt toe deden.    ‘Is het een hobby van u om verkleed als vrouw door het leven te gaan?’ vroeg Emma. ‘Wel, ik moet zeggen dat het wel prettig voelt om deze rode stof rond mijn lichaam te voelen. Maar ik verkies toch een vrouwenlichaam tegen het mijne.’ Even sloeg Emma’s fantasie op hol en lag ze naakt naast hem onder de donkere sterrenhemel op een dekentje in het gras na een wild avontuur van zuchten, kreunen en genot. Maar al snel herpakte ze zich. Ze kende deze jongeman niet, wist niet eens of hij al dan niet vrijgezel was. Die vraag zou ze hem vanavond onder geen beding stellen want ze wilde de betovering niet verbreken. Om de beladen stilte een halt toe te roepen, ging Thijs verder: ‘Ik ben eigenlijk heel moe en kwam hier gewoon nog een pintje drinken voor ik mijn bed in zou kruipen.’ Hij kon de teleurstelling van haar gezicht aflezen en stiekem hoopte hij dat ze hem zou smeken om te blijven. Het was kinderachtig van hem, dat wist hij, maar hij kon het niet laten. ‘Ik ga onder de wol kruipen. Het was zeer aangenaam om u te leren kennen, Emma. Misschien treffen we elkaar hier nog wel eens een keer.’ Emma stond met haar mond vol tanden. ‘Oh wat jammer’, stamelde ze. ‘Ik vond het net zo gezellig. Maar als uw bed u roept, dan moet je maar gaan hé. Al had ik het wel fijn gevonden om nog wat te praten en dan misschien nog wat te dansen..’   Thijs die al lang overtuigd was en voor wie op tijd gaan slapen al lang geen optie meer was, wou het onderste uit de kan halen door nu nog niet toe te geven, door nog even de plichtsbewuste te spelen die prat ging op een goede nachtrust. ‘Het spijt me, Emma. Mijn ogen vallen bijna dicht van de vaak. Mag ik uw hand kussen, lieve dame?’ en hij nam haar hand in de zijne en bracht die naar zijn lippen. Ze trok haar hand weg en sprak hem heel kordaat aan. ‘Blijf’, zei ze op bijna gebiedende toon. ‘Drink nog één pint met mij. En ga dan slapen. Oké?’ smeekte Emma toen. Thijs deed net of hij aarzelde, of hij met één voet binnen en met de andere reeds buiten stond. Hij keek naar de klok die boven de deur prijkte, liet zijn hoofd en schouders heen en weer gaan om zijn geveinsde twijfel wat extra gewicht te geven, keek Emma onderzoekend aan. En pas toen haar blik steeds smekender werd, ze haar hoofd lichtjes schuin hield en één vinger omhoog hield, ging hij duidelijk merkbaar door de knieën. ‘Oké, nog één pintje dan.’ ‘Goed, ik trakteer’, zei Emma die haar enthousiasme niet onder stoelen of banken kon steken.

Aline S
0 1

Eruptie.

Hij.  Zwijgzaam. Stil en onrustig. Stil, onrustig en onopvallend. Volgt de modetrends niet. Een paar neutrale donkere schoenen, een jeansbroek en een trui zoals er nog vijf andere in zijn kast hangen. Een bril die hij tien jaar geleden gekocht heeft en die nog steeds functioneel is. Een krullende bos haar op zijn hoofd waaraan hij nooit aandacht heeft besteed. Het uiterlijk van een professor, maar dan niet van het verstrooide type. Eerder van het type dat goed georganiseerd is en welbespraakt wat het eigen vakgebied betreft. Zwijgzaam echter wat alles buiten het eigen vakgebied betreft. Een vulkaan die op uitbarsten staat.   Zij  Spreekt voor twee. Praatziek en heel aanwezig. Als hij een zin begint, maakt zij die voor hem af. Het gezicht onopgemaakt. Draag neutrale kleren. Heeft wel schoenen met hakken aan.  Waarschijnlijk ter compensatie van haar kleine gestalte. Een kwetterende vogel die theatraal boven op een tak zit. Die niet kan begrijpen dat andere mensen andere voor- en afkeuren hebben dan zijzelf, die het moeilijk heeft met veranderingen, die voldoende heeft aan haar werk en haar gezin. Heeft er geen idee van dat ze naast haar eigen woorden, ook de onuitgesproken onrust van haar man braakt. Een vulkaan die een deksel nodig heeft.   Zo noteerde Emma, een gerespecteerde relatietherapeute, haar bevindingen van het koppel dat voor haar zat in haar notitieschrift. Dit koppel helpen om gewoontepatronen te doorbreken zou een harde noot worden om te kraken, maar ze had al moeilijkere gevallen over de vloer gekregen en had vertrouwen in zichzelf en in het proces dat ze zouden gaan. Toen ze vertrokken waren, schreef ze verder. Ze maakte graag gebruik van beelden in haar beschrijvingen van vastgeroeste patronen en bezat de gave om deze beelden ten gepaste tijde in te zetten in de therapie.   Reden van aanmelding. Hij. De vulkaan die twee weken geleden tot een gigantische uitbarsting was gekomen. De lava die zo lang had liggen smeulen, was met een enorme kracht naar buiten getreden en had meer dan honderd huizen naar de vernieling geholpen. Hij was geschrokken van zichzelf. De uitbarsting duurde welgeteld 10 minuten maar voor hem leek het alsof het een eeuwigheid had geduurd. Na 10 minuten waren schaamte en schuldgevoel hem ter hulp gekomen. Zij hadden het puin opgeruimd en waren op zoek gegaan naar een reusachtig deksel. Toen ze dat gevonden hadden, hadden ze het op de top van de vulkaan geplaatst. Ze drukten het na twee weken nog altijd stevig op zijn plaats en kregen hierbij ook nog de steun van angst, angst voor een nieuwe uitbarsting. Zij. Hevig ontregeld door zijn uitbarsting. Ontdaan door de agressieve klanken die hij had gespoten en de heftige beschuldigingen die uit hem waren gestroomd. Geschrokken van hoe de fundamenten onder haar voeten waren gaan trillen en hoe haar ramen aan diggelen waren geslagen. Ze had zich klein en nietig gevoeld in zijn aanwezigheid, iets wat hij háár verweet. Ze had zich monddood gevoeld, ook een verwijt aan haar adres. Ze was bedolven geweest onder het puin en had nadien nog heftige naschokken gevoeld. Beetje bij beetje had ze zichzelf opgeraapt, was ze opnieuw begonnen met adem te halen. En toen hij voor de vijfde keer sorry had gezegd, dacht ze het hele voorval voor eens en altijd terug op te kunnen bergen. Ze had het graag in een doosje met slot gestopt en het veilig weggeborgen in een kast. Als niet...

Aline S
0 0

Onzichtbaar

Elke keer als ze naar de stad gaat, hoopt ze hen niet tegen te komen. Als ze de aasgieren op haar ziet afkomen, probeert ze weg te duiken of zich onzichtbaar te maken. Eigenlijk is het frappant dat ze tijdens de vergaderingen op haar vorig werk meestal onzichtbaar was terwijl ze door de aasgieren wonderbaarlijk snel wordt opgemerkt en deze roofvogels in haar een ideale prooi zien.   Ze weet ondertussen heel goed waar de bloeddorstigen die geld proberen te ronselen zich ophouden. En als het ook maar even kan, vermijdt ze die plaatsen.  Vandaag echter wil ze in die ene winkel, waar er vaak twee haar staan op te wachten als ze buitenkomt, ondergoed kopen voor haar vierjarige dochter.   Ze speurt in het rond als ze haar sleutel in het fietsslot steekt, is opgelucht niemand met een duidelijk opschrift op zijn borst te bemerken en is van plan zich snel naar binnen te haasten. Doen alsof je gehaast bent, is altijd een goede tactiek. Ze heeft het al vaak gezien: mensen die op hun duizendste gemak aan het winkelen zijn en die dan plots zeer dringend ergens moeten zijn als ze aangesproken worden door een man of vrouw van het goede doel. Wanneer ze zich terug opricht, staat hij al naast haar. Als een schim lijkt hij uit het niets te zijn opgedoken. 'Dag mevrouw, er is mij verteld dat mensen met coole mutsen met veel plezier geld schenken aan het goede doel. Hebt u even tijd voor mij?' Zijn woorden vormen wolkjes in de koude lucht.   Ze aarzelt en maakt aanstalten om verder te gaan. Het is ijzig koud en ze wil eigenlijk gewoon naar binnen. Ergens voelt ze zich ook wel gevleid en zet ze haar hippe muts wat rechter. De niet onaardig uitziende jongeman, op de been voor Oxfam, speelt gretig in op het moment van twijfel. 'Zal ik u even vertellen wat wij allemaal doen en hoe u ons daarbij kan helpen?' vraagt hij met het enthousiasme van iemand die geroutineerd is en die al menig persoon heeft weten te overtuigen.   Ze voelt zich schaakmat gezet. Nu nog zeggen dat ze geen tijd heeft, is ondertussen geen optie meer. 'Ja, heel even dan,' zegt ze snel met een half oog op de winkel en een half oog op hem gericht. 'Wat vindt u ervan, mevrouw, dat er boeren zijn in het Zuiden die meer dan 10 uur per dag werken en dan toch in armoede leven?' 'Dat is niet eerlijk,' antwoordt ze zacht. En ze vindt het ook echt niet eerlijk en zeer onrechtvaardig en het is ook helemaal niet dat het haar niet raakt, maar op dit moment is ze zelf op zoek naar een nieuwe job en moet ze rondkomen van een werkloosheidsuitkering die na een jaar nog amper 300 euro per maand bedraagt omdat ze samenwonend is. In tegenstelling tot wat haar familieleden denken, is dit een extreem laag bedrag voor iemand die op één jaar tijd duizenden sollicitatiebrieven verstuurd heeft, honderd antwoorden heeft gekregen waarvan 80 negatief; voor iemand die 20 gesprekken heeft gevoerd waarvan twee met positieve feedback maar met geschiktere kandidaten. Dus voelt ze zich ongemakkelijk en wenst ze dat ze assertiever kon zijn en hem zou durven onderbreken, maar dat durft ze niet.   'Nee mevrouw, zo zou het inderdaad niet mogen zijn. En daarom zijn wij er, mevrouw. Wij zijn er om dit onrecht uit de wereld te helpen. Zoals u wellicht weet, gaat een product door heel wat verschillende handen voor het in die van u terechtkomt. Wij willen ervoor zorgen dat elke schakel in dat proces, elke persoon die erin betrokken is, een eerlijke kans krijgt en dus ook een eerlijk loon. Zou het niet mooi zijn, mevrouw, indien u, door ons maandelijks een gift te schenken, uw steentje kan bijdragen op weg naar een betere wereld?' 'Euh ja, inderdaad. Ik zal er eens over nadenken', zegt ze dan. Op het moment dat ze zich wil omdraaien, houdt hij het formulier dat ingevuld moet worden onder haar neus. 'Nu inschrijven, bespaart u heel wat administratieve rompslomp, mevrouw. U kunt uw bijdrage op elk moment stopzetten en uw gift is bovendien fiscaal aftrekbaar. Waarom zou u nog twijfelen, mevrouw met de coole muts, de luisterbereidheid en de mooie ogen?' probeert hij nu het onderste uit de kan te halen. Ze wil zo graag geliefd zijn. Ze is het laatste jaar zo vaak afgewezen geweest dat ze het niet over haar hart krijgt deze jongeman die het hart op de goede plaats heeft en die opkomt voor mensen in moeilijke situaties zoals zijzelf, de rug toe te keren. Voor ze het goed en wel beseft, heeft ze het formulier ingevuld, met een week gevoel in haar maag, dat wel. En hij bedankt haar met zijn jeugdig enthousiasme. Hij neemt haar hand vast en kijkt haar in de ogen. 'U maakt zoveel mensen gelukkig door dit te doen, mevrouw', zegt hij. 'U zal het zich niet beklagen.' En weg is hij, op zoek naar een nieuwe prooi.    In de winkel gaan haar gedachten alle kanten op. Ze overtuigt zichzelf ervan dat ze dit gedaan heeft omdat ze nu eenmaal in een betere wereld wil wonen. Ze probeert zichzelf ervan te overtuigen dat er nog mensen zijn die én aan Oxfam én aan Amnesty én aan Artsen zonder grenzen, geld doneren. Ze maakt zich sterk dat het telkens om een zeer minieme bijdrage gaat en dat het beter is aan elke organisatie iets te geven dan veel aan één enkele. Ze weet alleen nog niet zo goed hoe ze dit nu straks thuis aan haar man zal moeten uitleggen. Misschien kan ze er wel voor zorgen dat hij het niet te weten komt. Tenslotte is zij degene die de geldzaken beheert.   Ze besluit alvast wel om vandaag geen geld meer te geven aan bedelaars. Onderweg naar de stad heeft ze immers al 2 euro in totaal uitgegeven aan bedelende daklozen: een halve euro aan de man die een been miste en toch hoopvol leek, 1 euro aan de vrouw met de meest gepijnigde blik in haar ogen die ze ooit had gezien, en nog een halve euro aan drie sjofel geklede straatmuzikanten waarvan er twee een paar tanden misten. Ze durfde al deze mensen nooit lang aan te kijken, als schaamde ze zich in hun plaats. Met het hoofd naar beneden, ineengedoken, wierp ze snel en behendig het muntstuk in hun hoed of kommetje zonder hun eventuele blijk van dankbaarheid af te wachten.   Maar haar besluit voor vandaag staat vast: haar geldbuidel gaat na deze aankoop voor haar dochter definitief dicht, hoe behoeftig iemand ook naar haar mag kijken. De aasgieren buiten vormen nu geen bedreiging meer. Eens ze jou als prooi gehad hebben, laten ze je gerust en gaan ze cirkelen rond andere bereidwilligen. Ze is dan wel werkloos, maar ze doet vrijwilligerswerk, doneert aan goede doelen en geeft geld aan bedelaars. Jammer dat niemand haar daar ooit eens een pluim voor geeft, dat dat geen kwaliteit is die gewaardeerd wordt in haar zoektocht naar werk. Jammer dat niemand voor haar doet wat zij voor anderen doet. Jammer dat ze onzichtbaar is.

Aline S
0 0

Die eerste glimlach

We noemden jou ons geschenk uit de hemel. Het was een lange pijnlijke bevalling geweest waarbij je koppig naar de verkeerde kant bleef kijken - en de vroedvrouw zat te draaien en te wroeten in mijn lijf om je goed te draaien. Ook ik was koppig en duidelijk overmoedig om jou zonder epidurale uit mijn lijf te persen. En toen was je daar, het schoonste en meest kwetsbare wezen op deze planeet. De werkelijkheid verdween naar de achtergrond. De sneeuw en de koude buiten stonden in schril contrast met de gloed van warmte, licht en liefde waarin wij werden opgenomen toen jij ter wereld kwam. De gynaecoloog was nooit helemaal zeker van haar stuk geweest toen ze jouw geslacht bepaald had. Ook tijdens de echo's al had je een sterke wil getoond en was je niet van plan zomaar te tonen wat wij wilden zien. Dus toen de vroedvrouw jou in mijn armen legde, werd mijn blik automatisch naar de plaats tussen jouw benen getrokken en zag ik daar dat je zonder enige twijfel een jongen was. Mijn jongen, wat heb je ons vele slapeloze nachten bezorgd. Iedereen die op kraambezoek kwam in het ziekenhuis schrok van de felheid van jouw gekrijs. In de rest van de gang was het stil, op een kreetje van een enkeling na die honger had of een vuile luier. Jouw honger kon echter op geen enkele manier gestild worden en zelfs als je een verse luier droeg en dicht bij mij of jouw papa lag, bleef je vaak schreeuwen, uren aan een stuk. De meeste verpleegsters waren erg lief en behulpzaam, maar er was ook een harde tante bij die jouw papa en ik Cruella hadden gedoopt. Zij sprak ons vermanend aan alsof het onze schuld was dat je van geen ophouden wist. Eén keer wou ik jou een badje geven, maar dat was zonder Cruella gerekend. Zij trok jou uit mijn armen omdat zìj, degene met bakken ervaring, mij eens ging tonen hoe het moest. Wat was ik je toen dankbaar dat je het op een nog harder krijsen zette en je uiteindelijk toch een beetje kalmeerde toen ik je opnieuw in mijn armen hield. We deden er alles aan om je te troosten lieve jongen en eerlijk waar, op geen enkel moment verloren wij ons geduld. We werden het gewoon dat je het gros van de dag schreeuwend doorbracht, lieten je op onze buik slapen omdat dat de enige manier was om je even naar dromenland te laten vertrekken. We droegen je in een draagdoek omdat je rechtop zittend duidelijk minder last had van jouw maag en darmen - de oorzaak van jouw gehuil. We verloren ons geduld niet want jij was ons geschenk uit de hemel. Papa verloor wel heel wat van zijn haren en mijn rug werd steeds pijnlijker, maar we hadden het allemaal over voor jou, lieve schat. En op een keer, toen je me weer midden in de nacht gewekt had, ik de uitputting nabij was en op het punt stond om uiteindelijk toch mijn geduld te verliezen, toen krulden jouw twee mondhoeken zich naar boven en keek je me doordringend aan. Een warmte welde op in mijn hart en ik glimlachte terug naar jou, vol ontroering. Veel vroeger dan de gemiddelde baby maakte jij glimlachend contact met mij. Daarom dacht ik eerst dat het toeval was, maar toen je mijn glimlach beantwoordde met een mimiek die nog duidelijker was dan voordien wist ik dat jij niet alleen een geschenk maar ook een wonder was dat ik altijd zou blijven koesteren. 

Aline S
27 1

Theofiel en het Tijdmannetje

Er was eens, niet zo lang geleden, in het koninkrijk Pendule, een man die zo gestresseerd en gehaast was dat hij vaak over zijn eigen voeten struikelde en overal tegenaan liep. Theofiel was zijn naam. Hij was lang en slank met een rechthoekig gezicht en een zwarte bos haar op zijn hoofd. Zijn ogen waren dollartekens. ‘Time is money’ was immers zijn motto. Wanneer hij een kostuum droeg – wat hij meestal droeg want hij was de directeur van een groot nietjesfabriek- zag hij er volkomen normaal uit. Wat echter niemand wist, behalve zijn ex-vrouw, was dat hij geen mensenbenen had, maar grote hazenpoten onder zijn broek verborg. Toch gaven deze uitzonderlijke ledematen hem nog niet de kracht om zich sneller voort te bewegen dan het Tijdmannetje.   Het Tijdmannetje was altijd in de buurt van Theofiel. Met een wekker als hoofd, wijzers als ogen en grote, voortdurend flapperende vleugels vloog het Tijdmannetje zó snel dat hij voor iedereen ongrijpbaar was. Toch deed Theofiel poging na poging na poging om het Tijdmannetje in te halen.   Elke ochtend om klokslag 7u rinkelde het Tijdmannetje om Theofiel te wekken. Vervolgens vloog het Tijdmannetje naar de douche met Theofiel in zijn kielzog. Voor het douchen gaf hij Theofiel 15 minuten alvorens hij opnieuw rinkelend wegvloog in de richting van de auto. Theofiel had nog net de tijd om een banaan mee te graaien vóór hij in de auto stapte. Telkens wanneer hij het Tijdmannetje probeerde te vangen, was deze snelheidsduivel hem te snel af. Het Tijdmannetje vloog voor de auto uit en nam in het nietjesfabriek onmiddellijk de lift naar de derde verdieping waar het kantoor van Theofiel, de directeur, gevestigd was. Theofiel stormde zijn kantoor binnen en at zijn banaan op terwijl hij zijn PC opstartte om zijn mails te checken. De dollartekens in de ogen van Theofiel werden groter en groter. Het Tijdmannetje gaf hem tijd van 8u tot 8u30 om zijn mails te lezen, te filteren op  belangrijkheid en de meest dringende onmiddellijk te beantwoorden. Van 8u30 tot 9u bereidde Theofiel de dagelijkse hoge pieten- en mietenvergadering voor. Om 9u holde hij het rinkelende Tijdmannetje achterna naar de vergaderzaal. Van 9u tot 11u vergaderde Theofiel met de grootste nietjesexperts van het land. Wanneer de vergadering afgelopen was, probeerde Theofiel elke dag weer het Tijdmannetje te vangen met een grote lasso om even de tijd te hebben voor een pauze. Maar elke dag opnieuw ontsnapte het Tijdmannetje aan zijn worp en vloog hij vliegensvlug van de vergaderzaal naar het kantoor van Theofiel. Er moest immers ook een verslag gemaakt worden van de vergadering én er moesten actiepunten genoteerd worden. Dus Theofiel had geen tijd te verliezen en kreeg van het Tijdmannetje welgeteld een uur om dit af te werken. De kleine snelheidsduivel fladderde hevig van de ene kant van het bureau naar de andere kant en maande Theofiel regelmatig aan voort te maken. Theofiel werd bloednerveus van het luide kabaal dat het Tijdmannetje maakte. Om klokslag 12u begon het hyperactieve mannetje alweer te rinkelen omdat het dan tijd was voor een korte lunch met collega’s. En zo ging het maar door en door en door, dag in dag uit, week in week uit.   Ook ’s avonds gunde het Tijdmannetje Theofiel geen rust want maandagavond rende Theofiel het Tijdmannetje zo snel hij kon achterna op het voetbalveld. Op dinsdagavond achtervolgde Theofiel het Tijdmannetje naar een gezellig restaurantje voor een date met een blondine, niet groter dan 1m70, leeftijd: tussen 30 en 40 jaar, hoogopgeleid en sportief; voor onze goede vriend Theofiel uitgekozen door het datingbureau waarbij hij zich na zijn scheiding had laten inschrijven. Geen enkele van de blondines tot hiertoe had hem echter genoeg kunnen bekoren om een tweede date te overwegen en de blondines die aan zijn strenge kwaliteitseisen voldeden, geraakten dan ook steeds meer uitgeput. Op woensdagavond ging Theofiel op café met vrienden en telde het Tijdmannetje nauwlettend het aantal pinten dat hem toegestaan was te drinken, namelijk 3, alvorens te rinkelen en hem eraan te herinneren dat hij morgen alweer vroeg uit de veren moest. En telkens weer deed Theofiel pogingen om het Tijdmannetje te grijpen en telkens weer was het Tijdmannetje hem te snel af.   Soms probeerde Theofiel ook te onderhandelen met de snelle spring-in-‘t-veld over 5 minuten langer of een halfuurtje extra maar het Tijdmannetje was koppig en vastberaden en had geen oren naar argumenten als ‘nood aan rust’ of ‘nood aan ontspanning’.   Ook op donderdag, vrijdag, zaterdag en zelfs zondag was Theofiel gebonden aan een strakke planning. En dat was dan nog maar de planning voor de week waarin zijn twee kinderen niet thuis waren. Theofiel ging maar door en door en door en was op den duur zo moegerend, zo leeg, zo gespannen. En wanneer zijn zoon of dochter hem vroegen om met hem te spelen of om een uitstapje te maken, zonder dat dit vooraf gepland was, was het antwoord steeds: ‘Geen tijd, een andere keer’. Hij was vaak zo in gedachten verzonken dat hij niet eens opmerkte hoe verdrietig zijn kinderen waren telkens hij zei ‘Geen tijd, een andere keer’. Zelfs ’s nachts kon Theofiel niet ontsnappen aan het zenuwachtige gefladder van het Tijdmannetje. Theofiel had oordopjes nodig om de slaap te kunnen vatten.   Op een zonnige lentedag, terwijl de vogels met hun mooiste lied tevergeefs Theofiels aandacht probeerden te trekken, zag Theofiel tien van zijn zwarte hoofdharen in de soep vallen die hij snel snel aan het opeten was. De haren keken Theofiel lachend aan en deelden hem mee dat ze in staking waren. ‘Wij zwemmen nog liever in de soep dan dat we één dag langer op jouw hoofd moeten doorbrengen. Die ‘moetens’ in dat hoofd van jou verhinderen ons te ademen. Hol jij maar verder, maar dan zonder ons.’ Theofiel voelde hoe zijn hart sneller begon te kloppen, het bloed naar zijn wangen steeg, zijn handen zich tot vuisten balden en zijn poten op de grond stampten. Hij was zó kwaad op de haren dat hij ze één voor één uit de soep haalde en tegen de muur smeet.   ‘Kom, snel naar een dokter’ hoorde Theofiel het Tijdmannetje nog zeggen. Even later rende hij alweer de snelheidsduivel achterna, wanhopig op zoek naar een dokter die kon verhinderen dat er nog meer haren uitvielen. De zoektocht naar een dokter gebeurde op een dinsdagavond en Theofiel moest noodgedwongen zijn date met blondine nummer 11 annuleren om op consultatie te gaan bij dokter Goedgemoed, een dokter die volgens haar website gespecialiseerd was in problemen als stress en haaruitval. De praktijk van dokter Goedgemoed was gevestigd midden in de stad, op de 53ste verdieping van een wolkenkrabber. Gelukkig bleek dokter Goedgemoed ook een knappe blondine te zijn zodat Theofiels dinsdagavond niet volledig verpest was. Na heel wat consultaties had hij al oranje rustpilletjes, stinkende haargroeimiddeltjes en blauwe slaappilletjes uitgeprobeerd… Tevergeefs. Hij bleef haren verliezen.   Omdat er maar geen oplossing kwam en het Tijdmannetje vond dat er geen tijd te verliezen was, begon hij zo hevig met zijn vleugels te flapperen dat er een grote vleugel van zijn lichaam werd afgerukt. Dokter Goedgemoed zat met haar goed gemanicuurde handen in haar geblondeerde extensions en stuurde Theofiel door naar een praatdokter. Dokter ‘Why’ liet Theofiel binnen in zijn strak design kabinet. Aan de muur prijkte een geprojecteerd beeld van een groot horloge. Theofiel kreeg van het Tijdmannetje en van dokter ‘Why’ welgeteld 60 minuten om zijn probleem uit de doeken te doen. Theofiel had nog maar net het woord ‘haaruitval’ uitgesproken of de praatdokter kreeg al telefoon. ‘Excuseer, een minuutje’, zei de praatdokter en handelde het telefoontje in een sneltempo af. Vervolgens vertelde Theofiel over zijn trouwe vriend, het Tijdmannetje. En nog voor dokter Why dieper kon ingaan op het onderwerp, rinkelde alweer de telefoon. Het Tijdmannetje werd zo zenuwachtig van al het gerinkel, dat hij abrupt ook nog een wijzer verloor. Met nog één vleugel en één wijzer over probeerde het Tijdmannetje zich krampachtig staande (of eerder: vliegende) te houden. Na veel blablabla en tatata, maar weinig dadada stapte Theofiel 60 minuten later en heel wat dollars lichter met een rugzakje vol zorgen terug buiten. Hij keek naar zijn goede snelle vriend en zag tot zijn verbazing dat het Tijdmannetje maar op halve krachten meer functioneerde. Zwakjes herinnerde het Tijdmannetje Theofiel aan zijn afspraak in restaurant ‘Stildetijd’ om de verjaardag van zijn dochter ‘Lotte’ te vieren.    ‘Ik moet eerst nog even thuis passeren want ben het cadeau’tje voor Lotte vergeten’, zei de man met de hazenpoten. Het Tijdmannetje kon niet meer zo snel vliegen en toch kostte het Theofiel de grootste moeite om hem bij te houden. Hij slenterde achter zijn trouwe vriend aan. Thuis aangekomen ging Theofiel op zoek naar het paar oorringetjes dat hij voor zijn dochter gekocht had. Hij wou even uitrusten op zijn grote bed, en voor hij het wist, viel hij als een blok in slaap. Hij sliep en sliep en sliep. Het Tijdmannetje probeerde angstvallig te rinkelen om Theofiel tijdig op de afspraak te krijgen, maar Theofiel hoorde het niet.   De volgende ochtend om klokslag 7u rinkelde het Tijdmannetje naar goede gewoonte opnieuw om Theofiel te wekken. Theofiel was echter zo moe en uitgeblust dat hij zich omdraaide en opnieuw in een diepe slaap viel. Het Tijdmannetje rinkelde opnieuw. En weer gebeurde hetzelfde. Het Tijdmannetje was op den duur zo opgewonden dat hij nu ook zijn tweede wijzer verloor. Met zijn laatste vleugel bleef hij halsstarrig wapperen. Drie dagen en drie nachten later werd Theofiel wakker met een schok. Hij had er totaal geen idee van hoe lang hij geslapen had. Toen hij aan het Tijdmannetje wou vragen hoe laat het was, kon hij zijn trouwe vriend nergens vinden. Hij ging rechtop zitten in zijn bed en tot zijn grote ontsteltenis zag hij zijn geliefde spring-in-‘t-veld in stukken en brokken op de grond liggen. Theofiel voelde plotseling hoe elke spier in zijn lichaam pijn deed. Hij zag ook dat hij heel wat haren verloren had. De haren die op zijn kussen verspreid lagen, keken hem verwijtend en somber aan. Langzaam strompelde Theofiel uit zijn bed. Zonder benul van tijd, zonder te weten welke afspraken hem die dag allemaal boven het hoofd hingen, begaf hij zich naar de badkamer. Daar aangekomen staarde hij vol ongeloof naar zijn spiegelbeeld. De wallen onder zijn ogen waren gedeeltelijk verdwenen, maar op zijn hoofd stond niet één enkel haar meer. Hij was volledig kaal. Vanuit het diepste van zijn ziel voelde hij een intense, hevige neiging tot schreeuwen opkomen, maar toen hij zijn mond opende om een klank te produceren, bleef het stil. Toen hij de trap wou afrennen naar buiten toe voelde hij dat hij zo stijf was dat hij nauwelijks kon bewegen. Theofiel viel neer op zijn knieën en begon hevig te snikken van verdriet. Het leek wel alsof de tranen met de kracht van de Niagarawatervallen uit zijn ogen stroomden.   Toen Theofiels tranen opgedroogd waren, keek hij angstig om zich heen. Nu zijn trouwe vriend hem niet meer aanmaande om vanalles te doen, wist Theofiel geen raad met zichzelf. Uiteindelijk slaagde hij erin om recht te strompelen. Zijn spiegelbeeld durfde hij niet meer te aanschouwen. Hij ging op zoek naar een oude hoed die in een stoffige kast lag op een stoffige kamer die hij sinds lang niet meer betreden had.   Toen hij naar buiten wandelde, hoorde hij voor het eerst sinds jaren de vogeltjes fluiten. Hij zag hoe de bloesems van de bomen in volle bloei stonden en hij voelde hoe de zon zijn huid verwarmde. Hij strompelde naar het park en rustte uit onder een boom. De boom begon hem te wiegen als een klein kind. Ook de andere bomen in het park begonnen mee te wiegen op het ritme van Theofiels ademhaling. ‘Blijven ademen, Theofiel’, fluisterden de bomen liefdevol. De bomen begonnen trager te wiegen toen Theofiels ademhaling rustiger werd. ‘Adem in en uit’, fluisterden de bomen, ‘concentreer je op je ademhaling. Laat je gedachten komen en weer gaan.’ Theofiel deed wat de bomen hem influisterden en omarmde zijn wanhoop. Na enige tijd stond hij met hernieuwde energie op en danste met de wanhoop in het rond. De bomen dansten met hem mee. Even later wandelde hij door het park en snoof hij de geur op van elke bloem op die hij tegenkwam. Hij hoorde het gekwaak van de eendjes in de vijver. Hij had oog voor de pracht aan kleuren die het park rijk was. Met hernieuwde krachten wandelde hij naar huis om de oorringetjes voor zijn dochter op te halen. Hij nodigde zijn kinderen uit naar het park te komen.   Toen zijn kinderen hem in het park troffen, herkenden ze hun vader bijna niet. Wat een rare hoed had hij op en wat een rust straalde hij plots uit. En alsof dat nog niet gek genoeg was, vroeg hij hen ook om samen met hem in het rond te dansen. De kinderen aarzelden even en vroegen zich af of ze geen gek figuur zouden slaan, maar dan begonnen ze zachtjes mee te dansen en algauw lieten ze zich helemaal gaan. Het werd een fijne middag. Theofiel en zijn kinderen genoten met volle teugen. De volgende dag belde Theofiel naar zijn werk met de mededeling dat hij er een tijdje tussenuit ging. In de periode die volgde, begon hij plannen te maken voor de toekomst: een huisje in het groen met een moestuin en wat dieren, elke dag even naar het park gaan om bij zichzelf te komen, meer tijd voor zijn kinderen, … En voor even werd het komkommertijd…

Aline S
19 1

Opleiding

klinisch psycholoog

mindfulnesstrainer