Marthe

Gebruikersnaam Marthe

Teksten

Zotte kuren en diepe ernst

Een amusante glimlach verscheen op haar gelaat toen ze hem binnen zag komen in het studentencafé waar toen nog naar hartenlust binnen gerookt mocht worden. Zijn pruik stond scheef en zijn lange vrouwenkleed was vurig rood. Hij zette zijn bril wat rechter en trok zijn kleed goed voor hij zich neerplofte op de barkruk en een frisse pint bestelde. Het gezelschap waarin ze vertoefde leek aan kleur en helderheid in te boeten nu deze verschijning aan de toog had plaats genomen. Ze dronk snel het laatste bodempje van haar glas rode wijn leeg om in de buurt van de verklede man een nieuw glas te kunnen bestellen. Hoewel hij verre van mooi was, intrigeerde hij haar. Zijn nonchalance en grappige manier van doen wekten haar nieuwsgierigheid en deden een bruisend verlangen in haar opwellen. Ze verontschuldigde zich bij haar vrienden en liep langzaam in de richting van de mysterieuze onbekende.   Ze ging naast hem aan de toog staan tussen twee barkrukken in. Voor ze de aandacht van de barman probeerde te trekken om haar bestelling door te geven, wendde ze zich naar de jongeman naast haar. ‘Uw pruik staat scheef. Zal ik ze terug wat rechter zetten?’ Geprikkeld en geamuseerd keek hij haar aan. ‘Graag.’ zei hij en hij genoot van de manier waarop deze jongedame ongegeneerd en met opperste concentratie de asblonde pruik die hij uit de verkleedkoffer van zijn oma had opgedist, weer op haar plaats schoof.   ‘Vandaag is mijn naam Georgette by the way. Wie ben jij?’ voegde hij eraan toe. Even aarzelde Emma. Zou ze hem naar zijn naam-van-alle-andere-dagen-dan-vandaag vragen of zou ze het spelletje een tijdje meespelen? Ze koos de tweede optie. ‘Mijn naam is Emma. Dat kleedje staat u beeldig, Georgette. Het accentueert uw bierbuik en platte boezem zo mooi.’ Ze probeerde het zo oprecht mogelijk te laten klinken en haar lachspieren onder controle te houden. ‘Ja, ik weet het’, zei Georgette die zijn stem voor de gelegenheid wat hoger deed uitvallen, ‘ik heb dat compliment vandaag al een paar keer gekregen.’ En hij knipperde op zeer verleidelijke wijze met zijn donkere ogen die achter twee brilglazen verscholen zaten. Op beider gezichten verscheen een glimlach van verstandhouding, een glimlach van speelsheid en ondeugendheid, een glimlach van herkenning.   ‘Wat drinkt de mooie dame?’ vroeg de verklede jongeman. ‘Rode wijn graag. Zijt gij hier trouwens helemaal alleen, bevallige dame?’ antwoordde Emma. ‘Ja, ik kom rechtsreeks van een verkleedfeestje van de scouts’, viel Georgette nu uit zijn rol. ‘Het thema was diva’s en glamourkings. Een aantal van mijn vrienden konden het plots niet laten om me af en toe in mijn achterwerk te knijpen,’ zei hij, gespeeld verbouwereerd. ‘Tja, ik voel die drang ook, Georgette, als ik u in uw sexy rode jurkje zie.’ Emma liet deze woorden gepaard gaan met een op- en neergaande beweging van haar wenkbrauwen en een overdreven smachtende blik. Haar nieuwe vriend deed op vrouwelijke wijze alsof hij lichtjes geshockeerd was door haar opmerking.   In het lange smalle café waar in de late uurtjes vooraan soms gedanst werd, werd de stemming ondertussen wat meer uitgelaten en het gepraat luidruchtiger. De nicht van Emma en hun gemeenschappelijke vrienden probeerden tevergeefs Emma’s blik te vangen om haar terug in hun richting te lokken. Vanuit haar ooghoeken zag Emma hen soms zwaaien en wenkende gebaren maken, maar ze deed net alsof ze het niet zag.   ‘Maar nu serieus’, zei Emma. ‘Wat is eigenlijk jouw echte naam?’ Thijs nam de pruik van zijn hoofd waardoor zijn kort warrig donker kapsel tevoorschijn kwam. ‘Mijn echte naam is Thijs.’ zei hij en hij keek haar doordringend aan wat haar tegelijkertijd een oncomfortabel en een opgewonden gevoel gaf. Even staarde ze zwijgend terug. Thijs zei: ‘Aangezien ik de zin van het bestaan nog steeds niet ontdekt heb, maar er wel naar op zoek ben, dood ik mijn tijd dan maar met mij te verkleden. Misschien draait het leven wel gewoon daarom: u amuseren.’ ‘Ja, misschien wel’, zei Emma en ze hield haar glas in de lucht om op deze conclusie te proosten. Het oogcontact gaf haar een warm gevoel. ‘Ik heb ooit eens ergens gelezen dat de zin van het leven de zin óm te leven is. Maar vraag me niet wie het geschreven heeft want dat weet ik niet.’ ‘Ja, daar zit iets in’, antwoordde Thijs. ‘En als dat waar is, waarom in godsnaam ontnemen sommige leerkrachten de kinderen dan de zin om te leven? Zeg nu eens eerlijk, iedereen heeft toch een verhaal over een leerkracht die hem of haar het leven zuur heeft gemaakt.’ Je zag aan zijn gezicht dat hij zich de woede op die ene leraar nog steeds gemakkelijk voor de geest kon halen. ‘Wel, dat klopt, maar sommige leerkrachten hebben zo’n aanstekelijk enthousiasme dat zij je juist zin doen krijgen om op ontdekkingstocht te gaan, om bij te leren,… Ze zijn helaas zeldzamer dan die waar jij het over hebt, maar ze zijn er gelukkig toch ook…’ Thijs knikte ter bevestiging en zweeg toen, was even in gedachten verzonken. Haar ogen zochten de zijne en vonden die.   In zijn ogen zag ze een diepte weerspiegeld die ze maar zelden tegenkwam. In zijn ogen ontmoette ze een gelijkgestemde die de dingen niet zomaar voor waar aannam maar in vraag stelde, die er niet van hield aan de oppervlakte te blijven en over koetjes en kalfjes te praten, iemand waarvan ze vermoedde dat hij samen met haar de mysteries van het leven wilde verkennen, iemand met wie ze uren aan een stuk wou filosoferen. Het was een diepte die ze niet terugvond in haar gezin van afkomst, maar waarnaar ze al haar hele leven verlangde. Het was een diepte die ze enkel tegenkwam in de boeken die ze las maar te zelden in het echte leven. Bij haar thuis gingen de gesprekken enkel over de keuze van gerechten, de combineerbaarheid van kleren, over televisieprogramma’s, over de onhebbelijkheden van anderen maar nooit over de dingen die er echt toe deden.    ‘Is het een hobby van u om verkleed als vrouw door het leven te gaan?’ vroeg Emma. ‘Wel, ik moet zeggen dat het wel prettig voelt om deze rode stof rond mijn lichaam te voelen. Maar ik verkies toch een vrouwenlichaam tegen het mijne.’ Even sloeg Emma’s fantasie op hol en lag ze naakt naast hem onder de donkere sterrenhemel op een dekentje in het gras na een wild avontuur van zuchten, kreunen en genot. Maar al snel herpakte ze zich. Ze kende deze jongeman niet, wist niet eens of hij al dan niet vrijgezel was. Die vraag zou ze hem vanavond onder geen beding stellen want ze wilde de betovering niet verbreken. Om de beladen stilte een halt toe te roepen, ging Thijs verder: ‘Ik ben eigenlijk heel moe en kwam hier gewoon nog een pintje drinken voor ik mijn bed in zou kruipen.’ Hij kon de teleurstelling van haar gezicht aflezen en stiekem hoopte hij dat ze hem zou smeken om te blijven. Het was kinderachtig van hem, dat wist hij, maar hij kon het niet laten. ‘Ik ga onder de wol kruipen. Het was zeer aangenaam om u te leren kennen, Emma. Misschien treffen we elkaar hier nog wel eens een keer.’ Emma stond met haar mond vol tanden. ‘Oh wat jammer’, stamelde ze. ‘Ik vond het net zo gezellig. Maar als uw bed u roept, dan moet je maar gaan hé. Al had ik het wel fijn gevonden om nog wat te praten en dan misschien nog wat te dansen..’   Thijs die al lang overtuigd was en voor wie op tijd gaan slapen al lang geen optie meer was, wou het onderste uit de kan halen door nu nog niet toe te geven, door nog even de plichtsbewuste te spelen die prat ging op een goede nachtrust. ‘Het spijt me, Emma. Mijn ogen vallen bijna dicht van de vaak. Mag ik uw hand kussen, lieve dame?’ en hij nam haar hand in de zijne en bracht die naar zijn lippen. Ze trok haar hand weg en sprak hem heel kordaat aan. ‘Blijf’, zei ze op bijna gebiedende toon. ‘Drink nog één pint met mij. En ga dan slapen. Oké?’ smeekte Emma toen. Thijs deed net of hij aarzelde, of hij met één voet binnen en met de andere reeds buiten stond. Hij keek naar de klok die boven de deur prijkte, liet zijn hoofd en schouders heen en weer gaan om zijn geveinsde twijfel wat extra gewicht te geven, keek Emma onderzoekend aan. En pas toen haar blik steeds smekender werd, ze haar hoofd lichtjes schuin hield en één vinger omhoog hield, ging hij duidelijk merkbaar door de knieën. ‘Oké, nog één pintje dan.’ ‘Goed, ik trakteer’, zei Emma die haar enthousiasme niet onder stoelen of banken kon steken.

Marthe
0 1

Oorlog in kindertaal

'Mama, waarom maken grote mensen oorlog? Ik word daar zo verdrietig van.' Hij kijkt me met grote ogen en een blik vol verwarring en verwachting aan. In zijn ogen zie ik het kleine meisje weerspiegeld dat ik ooit was; het meisje dat niets snapte van de grote mensenwereld. In de vriendenboekjes van mijn vriendinnen - ik zat op een katholieke meisjesschool - schreef ik als antwoord op de vraag 'Wat is jouw grootste wens?' steevast: 'Nooit meer oorlog.'   In mijn kinderjaren had ik nog de naïeve hoop dat er een dag zou komen waarop er overal in de wereld vrede zou heersen. Die hoop is reeds lang vervlogen. Eeuwen en eeuwen voeren mensen al oorlog, soms omdat ze hun rijk willen uitbreiden, soms omdat ze anderen hun geloof willen opleggen, soms omdat ze het niet eens zijn over een bepaalde kwestie,... Altijd vloeit oorlog voort uit haat en onbegrip.  Ik weet vrijwel zeker dat niemand daar ooit gelukkiger van is geworden. Fanatieker misschien wel, machtiger ook, rijker zeer waarschijnlijk. Maar liefdevoller, warmer, meer verbonden, hartelijker? Nee, dat zeker niet.   Ik zucht eens even diep. Ik kijk vertederd naar de gepijnigde blik in de blauwe ogen van de jongen die ik 7 jaar geleden ter wereld bracht. Ik vertel hem dat ik ook verdrietig word van oorlog, dat ik me soms machteloos voel en bang. Dat ik me soms gefrustreerd voel omdat ik er niets tegen kan beginnen. 'Grote oorlogen beginnen vaak met een kleine ruzie' vertel ik hem. 'Maar mama, als je ruzie hebt met iemand, dan kan je toch gewoon weer vriend worden?' 'Ja, maar soms kunnen mensen heel koppig zijn.' 'Wat is koppig, mama?' 'Koppig zijn, wil zeggen dat je niet wil toegeven, dat je blijft vinden dat jij gelijk hebt en de ander niet.' 'En waarom zijn grote mensen dan koppig, mama?' 'Soms zijn ze koppig omdat ze graag de baas willen zijn. Soms zijn ze koppig omdat ze vinden dat hun geloof beter is dan dat van een ander. Soms zijn ze koppig omdat de andere persoon dingen wil doen die niet goed zijn voor de mensen, die bijvoorbeeld niet goed zijn voor de gezondheid van de mensen of voor onze planeet,...' 'En hoe komt het dan dat er oorlog is als mensen koppig zijn?' 'Als belangrijke mensen, zoals de bazen van landen, koppig zijn, dan kan er oorlog van komen. Ze willen dan niet meer praten met elkaar omdat ze denken dat het toch niets uitmaakt. En dan sturen ze hun legers op elkaar af en beginnen ze te vechten.' 'Mijn juf zegt altijd dat je beter met elkaar kan praten als je ruzie hebt dan met elkaar te vechten. Waarom is dat dan bij grote mensen niet zo?' Daar sta ik dan met mijn mond vol tanden. Hoe leg je aan een kind van 7 uit dat grote mensen soms verteerd worden door haat door wat ze hebben meegemaakt en daar anderen voor willen laten boeten? Hoe leg je aan een kind van 7 uit dat grote mensen soms liever oordelen en veroordelen dan te luisteren naar elkaar? Hoe leg je aan een kind van 7 uit dat sommige mensen echt geloven dat geweld de juiste manier is om een conflict op te lossen? En hoe leg je uit dat geweld misschien, heel misschien, wel gerechtvaardigd is als één of andere gek de planeet naar de verdoemenis wil helpen? 'Het is altijd beter om een ruzie uit te praten, zoals jouw juf vertelt. Het is beter om ervoor te zorgen dat alle mensen voelen dat ze erbij horen dan om met geweld de ander te doen luisteren of aan de kant te zetten. Sommige grote mensen denken daar spijtig genoeg anders over', zeg ik. En nog voor hij een nieuwe vraag kan stellen, ga ik verder.  'Maar weet je wat wij kunnen doen?'  'Nee', zegt hij met een nieuwsgierige blik in zijn ogen. 'Wat wij kunnen doen, is lief zijn voor elkaar en mekaar helpen en naar elkaar luisteren. En als we ruzie hebben, het ook weer proberen bijleggen door er met elkaar over te praten, door te vertellen hoe we ons voelen en waarom we ons zo voelen. Zo is er in ons klein stukje van de wereld vrede en geen oorlog.' 'Mama, ik wil ermee voor helpen zorgen dat er in ons huisje en op mijn school geen ruzie is en als ik ruzie heb, zal ik proberen om het bij te leggen', zegt mijn zoontje met een zekere ernst en kordaatheid in zijn stem. Ik glimlach naar hem en sluit hem in mijn armen. En ik hoop uit de grond van mijn hart dat hij in zijn leven nooit een oorlog mee moet maken.   

Marthe
14 1

Die eerste glimlach

We noemden jou ons geschenk uit de hemel. Het was een lange pijnlijke bevalling geweest waarbij je koppig naar de verkeerde kant bleef kijken - en de vroedvrouw zat te draaien en te wroeten in mijn lijf om je goed te draaien. Ook ik was koppig en duidelijk overmoedig om jou zonder epidurale uit mijn lijf te persen. En toen was je daar, het schoonste en meest kwetsbare wezen op deze planeet. De werkelijkheid verdween naar de achtergrond. De sneeuw en de koude buiten stonden in schril contrast met de gloed van warmte, licht en liefde waarin wij werden opgenomen toen jij ter wereld kwam. De gynaecoloog was nooit helemaal zeker van haar stuk geweest toen ze jouw geslacht bepaald had. Ook tijdens de echo's al had je een sterke wil getoond en was je niet van plan zomaar te tonen wat wij wilden zien. Dus toen de vroedvrouw jou in mijn armen legde, werd mijn blik automatisch naar de plaats tussen jouw benen getrokken en zag ik daar dat je zonder enige twijfel een jongen was. Mijn jongen, wat heb je ons vele slapeloze nachten bezorgd. Iedereen die op kraambezoek kwam in het ziekenhuis schrok van de felheid van jouw gekrijs. In de rest van de gang was het stil, op een kreetje van een enkeling na die honger had of een vuile luier. Jouw honger kon echter op geen enkele manier gestild worden en zelfs als je een verse luier droeg en dicht bij mij of jouw papa lag, bleef je vaak schreeuwen, uren aan een stuk. De meeste verpleegsters waren erg lief en behulpzaam, maar er was ook een harde tante bij die jouw papa en ik Cruella hadden gedoopt. Zij sprak ons vermanend aan alsof het onze schuld was dat je van geen ophouden wist. Eén keer wou ik jou een badje geven, maar dat was zonder Cruella gerekend. Zij trok jou uit mijn armen omdat zìj, degene met bakken ervaring, mij eens ging tonen hoe het moest. Wat was ik je toen dankbaar dat je het op een nog harder krijsen zette en je uiteindelijk toch een beetje kalmeerde toen ik je opnieuw in mijn armen hield. We deden er alles aan om je te troosten lieve jongen en eerlijk waar, op geen enkel moment verloren wij ons geduld. We werden het gewoon dat je het gros van de dag schreeuwend doorbracht, lieten je op onze buik slapen omdat dat de enige manier was om je even naar dromenland te laten vertrekken. We droegen je in een draagdoek omdat je rechtop zittend duidelijk minder last had van jouw maag en darmen - de oorzaak van jouw gehuil. We verloren ons geduld niet want jij was ons geschenk uit de hemel. Papa verloor wel heel wat van zijn haren en mijn rug werd steeds pijnlijker, maar we hadden het allemaal over voor jou, lieve schat. En op een keer, toen je me weer midden in de nacht gewekt had, ik de uitputting nabij was en op het punt stond om uiteindelijk toch mijn geduld te verliezen, toen krulden jouw twee mondhoeken zich naar boven en keek je me doordringend aan. Een warmte welde op in mijn hart en ik glimlachte terug naar jou, vol ontroering. Veel vroeger dan de gemiddelde baby maakte jij glimlachend contact met mij. Daarom dacht ik eerst dat het toeval was, maar toen je mijn glimlach beantwoordde met een mimiek die nog duidelijker was dan voordien wist ik dat jij niet alleen een geschenk maar ook een wonder was dat ik altijd zou blijven koesteren. 

Marthe
27 1

Theofiel en het Tijdmannetje

Er was eens, niet zo lang geleden, in het koninkrijk Pendule, een man die zo gestresseerd en gehaast was dat hij vaak over zijn eigen voeten struikelde en overal tegenaan liep. Theofiel was zijn naam. Hij was lang en slank met een rechthoekig gezicht en een zwarte bos haar op zijn hoofd. Zijn ogen waren dollartekens. ‘Time is money’ was immers zijn motto. Wanneer hij een kostuum droeg – wat hij meestal droeg want hij was de directeur van een groot nietjesfabriek- zag hij er volkomen normaal uit. Wat echter niemand wist, behalve zijn ex-vrouw, was dat hij geen mensenbenen had, maar grote hazenpoten onder zijn broek verborg. Toch gaven deze uitzonderlijke ledematen hem nog niet de kracht om zich sneller voort te bewegen dan het Tijdmannetje.   Het Tijdmannetje was altijd in de buurt van Theofiel. Met een wekker als hoofd, wijzers als ogen en grote, voortdurend flapperende vleugels vloog het Tijdmannetje zó snel dat hij voor iedereen ongrijpbaar was. Toch deed Theofiel poging na poging na poging om het Tijdmannetje in te halen.   Elke ochtend om klokslag 7u rinkelde het Tijdmannetje om Theofiel te wekken. Vervolgens vloog het Tijdmannetje naar de douche met Theofiel in zijn kielzog. Voor het douchen gaf hij Theofiel 15 minuten alvorens hij opnieuw rinkelend wegvloog in de richting van de auto. Theofiel had nog net de tijd om een banaan mee te graaien vóór hij in de auto stapte. Telkens wanneer hij het Tijdmannetje probeerde te vangen, was deze snelheidsduivel hem te snel af. Het Tijdmannetje vloog voor de auto uit en nam in het nietjesfabriek onmiddellijk de lift naar de derde verdieping waar het kantoor van Theofiel, de directeur, gevestigd was. Theofiel stormde zijn kantoor binnen en at zijn banaan op terwijl hij zijn PC opstartte om zijn mails te checken. De dollartekens in de ogen van Theofiel werden groter en groter. Het Tijdmannetje gaf hem tijd van 8u tot 8u30 om zijn mails te lezen, te filteren op  belangrijkheid en de meest dringende onmiddellijk te beantwoorden. Van 8u30 tot 9u bereidde Theofiel de dagelijkse hoge pieten- en mietenvergadering voor. Om 9u holde hij het rinkelende Tijdmannetje achterna naar de vergaderzaal. Van 9u tot 11u vergaderde Theofiel met de grootste nietjesexperts van het land. Wanneer de vergadering afgelopen was, probeerde Theofiel elke dag weer het Tijdmannetje te vangen met een grote lasso om even de tijd te hebben voor een pauze. Maar elke dag opnieuw ontsnapte het Tijdmannetje aan zijn worp en vloog hij vliegensvlug van de vergaderzaal naar het kantoor van Theofiel. Er moest immers ook een verslag gemaakt worden van de vergadering én er moesten actiepunten genoteerd worden. Dus Theofiel had geen tijd te verliezen en kreeg van het Tijdmannetje welgeteld een uur om dit af te werken. De kleine snelheidsduivel fladderde hevig van de ene kant van het bureau naar de andere kant en maande Theofiel regelmatig aan voort te maken. Theofiel werd bloednerveus van het luide kabaal dat het Tijdmannetje maakte. Om klokslag 12u begon het hyperactieve mannetje alweer te rinkelen omdat het dan tijd was voor een korte lunch met collega’s. En zo ging het maar door en door en door, dag in dag uit, week in week uit.   Ook ’s avonds gunde het Tijdmannetje Theofiel geen rust want maandagavond rende Theofiel het Tijdmannetje zo snel hij kon achterna op het voetbalveld. Op dinsdagavond achtervolgde Theofiel het Tijdmannetje naar een gezellig restaurantje voor een date met een blondine, niet groter dan 1m70, leeftijd: tussen 30 en 40 jaar, hoogopgeleid en sportief; voor onze goede vriend Theofiel uitgekozen door het datingbureau waarbij hij zich na zijn scheiding had laten inschrijven. Geen enkele van de blondines tot hiertoe had hem echter genoeg kunnen bekoren om een tweede date te overwegen en de blondines die aan zijn strenge kwaliteitseisen voldeden, geraakten dan ook steeds meer uitgeput. Op woensdagavond ging Theofiel op café met vrienden en telde het Tijdmannetje nauwlettend het aantal pinten dat hem toegestaan was te drinken, namelijk 3, alvorens te rinkelen en hem eraan te herinneren dat hij morgen alweer vroeg uit de veren moest. En telkens weer deed Theofiel pogingen om het Tijdmannetje te grijpen en telkens weer was het Tijdmannetje hem te snel af.   Soms probeerde Theofiel ook te onderhandelen met de snelle spring-in-‘t-veld over 5 minuten langer of een halfuurtje extra maar het Tijdmannetje was koppig en vastberaden en had geen oren naar argumenten als ‘nood aan rust’ of ‘nood aan ontspanning’.   Ook op donderdag, vrijdag, zaterdag en zelfs zondag was Theofiel gebonden aan een strakke planning. En dat was dan nog maar de planning voor de week waarin zijn twee kinderen niet thuis waren. Theofiel ging maar door en door en door en was op den duur zo moegerend, zo leeg, zo gespannen. En wanneer zijn zoon of dochter hem vroegen om met hem te spelen of om een uitstapje te maken, zonder dat dit vooraf gepland was, was het antwoord steeds: ‘Geen tijd, een andere keer’. Hij was vaak zo in gedachten verzonken dat hij niet eens opmerkte hoe verdrietig zijn kinderen waren telkens hij zei ‘Geen tijd, een andere keer’. Zelfs ’s nachts kon Theofiel niet ontsnappen aan het zenuwachtige gefladder van het Tijdmannetje. Theofiel had oordopjes nodig om de slaap te kunnen vatten.   Op een zonnige lentedag, terwijl de vogels met hun mooiste lied tevergeefs Theofiels aandacht probeerden te trekken, zag Theofiel tien van zijn zwarte hoofdharen in de soep vallen die hij snel snel aan het opeten was. De haren keken Theofiel lachend aan en deelden hem mee dat ze in staking waren. ‘Wij zwemmen nog liever in de soep dan dat we één dag langer op jouw hoofd moeten doorbrengen. Die ‘moetens’ in dat hoofd van jou verhinderen ons te ademen. Hol jij maar verder, maar dan zonder ons.’ Theofiel voelde hoe zijn hart sneller begon te kloppen, het bloed naar zijn wangen steeg, zijn handen zich tot vuisten balden en zijn poten op de grond stampten. Hij was zó kwaad op de haren dat hij ze één voor één uit de soep haalde en tegen de muur smeet.   ‘Kom, snel naar een dokter’ hoorde Theofiel het Tijdmannetje nog zeggen. Even later rende hij alweer de snelheidsduivel achterna, wanhopig op zoek naar een dokter die kon verhinderen dat er nog meer haren uitvielen. De zoektocht naar een dokter gebeurde op een dinsdagavond en Theofiel moest noodgedwongen zijn date met blondine nummer 11 annuleren om op consultatie te gaan bij dokter Goedgemoed, een dokter die volgens haar website gespecialiseerd was in problemen als stress en haaruitval. De praktijk van dokter Goedgemoed was gevestigd midden in de stad, op de 53ste verdieping van een wolkenkrabber. Gelukkig bleek dokter Goedgemoed ook een knappe blondine te zijn zodat Theofiels dinsdagavond niet volledig verpest was. Na heel wat consultaties had hij al oranje rustpilletjes, stinkende haargroeimiddeltjes en blauwe slaappilletjes uitgeprobeerd… Tevergeefs. Hij bleef haren verliezen.   Omdat er maar geen oplossing kwam en het Tijdmannetje vond dat er geen tijd te verliezen was, begon hij zo hevig met zijn vleugels te flapperen dat er een grote vleugel van zijn lichaam werd afgerukt. Dokter Goedgemoed zat met haar goed gemanicuurde handen in haar geblondeerde extensions en stuurde Theofiel door naar een praatdokter. Dokter ‘Why’ liet Theofiel binnen in zijn strak design kabinet. Aan de muur prijkte een geprojecteerd beeld van een groot horloge. Theofiel kreeg van het Tijdmannetje en van dokter ‘Why’ welgeteld 60 minuten om zijn probleem uit de doeken te doen. Theofiel had nog maar net het woord ‘haaruitval’ uitgesproken of de praatdokter kreeg al telefoon. ‘Excuseer, een minuutje’, zei de praatdokter en handelde het telefoontje in een sneltempo af. Vervolgens vertelde Theofiel over zijn trouwe vriend, het Tijdmannetje. En nog voor dokter Why dieper kon ingaan op het onderwerp, rinkelde alweer de telefoon. Het Tijdmannetje werd zo zenuwachtig van al het gerinkel, dat hij abrupt ook nog een wijzer verloor. Met nog één vleugel en één wijzer over probeerde het Tijdmannetje zich krampachtig staande (of eerder: vliegende) te houden. Na veel blablabla en tatata, maar weinig dadada stapte Theofiel 60 minuten later en heel wat dollars lichter met een rugzakje vol zorgen terug buiten. Hij keek naar zijn goede snelle vriend en zag tot zijn verbazing dat het Tijdmannetje maar op halve krachten meer functioneerde. Zwakjes herinnerde het Tijdmannetje Theofiel aan zijn afspraak in restaurant ‘Stildetijd’ om de verjaardag van zijn dochter ‘Lotte’ te vieren.    ‘Ik moet eerst nog even thuis passeren want ben het cadeau’tje voor Lotte vergeten’, zei de man met de hazenpoten. Het Tijdmannetje kon niet meer zo snel vliegen en toch kostte het Theofiel de grootste moeite om hem bij te houden. Hij slenterde achter zijn trouwe vriend aan. Thuis aangekomen ging Theofiel op zoek naar het paar oorringetjes dat hij voor zijn dochter gekocht had. Hij wou even uitrusten op zijn grote bed, en voor hij het wist, viel hij als een blok in slaap. Hij sliep en sliep en sliep. Het Tijdmannetje probeerde angstvallig te rinkelen om Theofiel tijdig op de afspraak te krijgen, maar Theofiel hoorde het niet.   De volgende ochtend om klokslag 7u rinkelde het Tijdmannetje naar goede gewoonte opnieuw om Theofiel te wekken. Theofiel was echter zo moe en uitgeblust dat hij zich omdraaide en opnieuw in een diepe slaap viel. Het Tijdmannetje rinkelde opnieuw. En weer gebeurde hetzelfde. Het Tijdmannetje was op den duur zo opgewonden dat hij nu ook zijn tweede wijzer verloor. Met zijn laatste vleugel bleef hij halsstarrig wapperen. Drie dagen en drie nachten later werd Theofiel wakker met een schok. Hij had er totaal geen idee van hoe lang hij geslapen had. Toen hij aan het Tijdmannetje wou vragen hoe laat het was, kon hij zijn trouwe vriend nergens vinden. Hij ging rechtop zitten in zijn bed en tot zijn grote ontsteltenis zag hij zijn geliefde spring-in-‘t-veld in stukken en brokken op de grond liggen. Theofiel voelde plotseling hoe elke spier in zijn lichaam pijn deed. Hij zag ook dat hij heel wat haren verloren had. De haren die op zijn kussen verspreid lagen, keken hem verwijtend en somber aan. Langzaam strompelde Theofiel uit zijn bed. Zonder benul van tijd, zonder te weten welke afspraken hem die dag allemaal boven het hoofd hingen, begaf hij zich naar de badkamer. Daar aangekomen staarde hij vol ongeloof naar zijn spiegelbeeld. De wallen onder zijn ogen waren gedeeltelijk verdwenen, maar op zijn hoofd stond niet één enkel haar meer. Hij was volledig kaal. Vanuit het diepste van zijn ziel voelde hij een intense, hevige neiging tot schreeuwen opkomen, maar toen hij zijn mond opende om een klank te produceren, bleef het stil. Toen hij de trap wou afrennen naar buiten toe voelde hij dat hij zo stijf was dat hij nauwelijks kon bewegen. Theofiel viel neer op zijn knieën en begon hevig te snikken van verdriet. Het leek wel alsof de tranen met de kracht van de Niagarawatervallen uit zijn ogen stroomden.   Toen Theofiels tranen opgedroogd waren, keek hij angstig om zich heen. Nu zijn trouwe vriend hem niet meer aanmaande om vanalles te doen, wist Theofiel geen raad met zichzelf. Uiteindelijk slaagde hij erin om recht te strompelen. Zijn spiegelbeeld durfde hij niet meer te aanschouwen. Hij ging op zoek naar een oude hoed die in een stoffige kast lag op een stoffige kamer die hij sinds lang niet meer betreden had.   Toen hij naar buiten wandelde, hoorde hij voor het eerst sinds jaren de vogeltjes fluiten. Hij zag hoe de bloesems van de bomen in volle bloei stonden en hij voelde hoe de zon zijn huid verwarmde. Hij strompelde naar het park en rustte uit onder een boom. De boom begon hem te wiegen als een klein kind. Ook de andere bomen in het park begonnen mee te wiegen op het ritme van Theofiels ademhaling. ‘Blijven ademen, Theofiel’, fluisterden de bomen liefdevol. De bomen begonnen trager te wiegen toen Theofiels ademhaling rustiger werd. ‘Adem in en uit’, fluisterden de bomen, ‘concentreer je op je ademhaling. Laat je gedachten komen en weer gaan.’ Theofiel deed wat de bomen hem influisterden en omarmde zijn wanhoop. Na enige tijd stond hij met hernieuwde energie op en danste met de wanhoop in het rond. De bomen dansten met hem mee. Even later wandelde hij door het park en snoof hij de geur op van elke bloem op die hij tegenkwam. Hij hoorde het gekwaak van de eendjes in de vijver. Hij had oog voor de pracht aan kleuren die het park rijk was. Met hernieuwde krachten wandelde hij naar huis om de oorringetjes voor zijn dochter op te halen. Hij nodigde zijn kinderen uit naar het park te komen.   Toen zijn kinderen hem in het park troffen, herkenden ze hun vader bijna niet. Wat een rare hoed had hij op en wat een rust straalde hij plots uit. En alsof dat nog niet gek genoeg was, vroeg hij hen ook om samen met hem in het rond te dansen. De kinderen aarzelden even en vroegen zich af of ze geen gek figuur zouden slaan, maar dan begonnen ze zachtjes mee te dansen en algauw lieten ze zich helemaal gaan. Het werd een fijne middag. Theofiel en zijn kinderen genoten met volle teugen. De volgende dag belde Theofiel naar zijn werk met de mededeling dat hij er een tijdje tussenuit ging. In de periode die volgde, begon hij plannen te maken voor de toekomst: een huisje in het groen met een moestuin en wat dieren, elke dag even naar het park gaan om bij zichzelf te komen, meer tijd voor zijn kinderen, … En voor even werd het komkommertijd…

Marthe
19 1

Roodkapje

Roodkapje is de naam van een huis van lichte zeden langs de baan die Sint-Niklaas met Lokeren verbindt. Hier geen jagers die wellustige wolven ervan weerhouden Roodkapjes te verslinden. Hier geen geloof meer in sprookjes over de liefde. Als je als man bij Roodkapje je gading niet vindt, kan je het ook eens proberen bij Het Minirokje of De Biechtstoel wat verderop waar ze trouwens al jaren beloven dat er ‘nieuwe meisjes’ zijn.   Telkens ik deze bordelen passeer, vraag ik me af wie de vrouwen zijn die daar werken en wie de mannen die er hun plezier gaan zoeken. Zou je er als man kunnen kiezen tussen een blondine, een zwartharige of een roodharige? Zou je als man daarbij dan een zelfde soort twijfel voelen als zou je moeten kiezen tussen ketchup, mayonaise of stoofvleessaus in de frituur?   Onlangs hoorde ik op de radio een interview met een Nederlandse dame die een boek had geschreven met een mening over dit soort etablissementen. Ze zei dat het tijd werd dat iemand de dingen bij naam noemde en voelde zich geroepen die rol op zich te nemen. Ze stelde dat prostitutie niet meer of niet minder is dan gelegaliseerde verkrachting. Om die stelling kracht bij te zetten verwees ze naar een studie waaruit gebleken was dat de overgrote meerderheid van de prostituees dit beroep niet zou uitoefenen moest het anders kunnen, ook in landen waar het gelegaliseerd is. De meeste van deze vrouwen voelen zich ertoe gedwongen. Het is geen vrije keuze maar vaak de enige uitweg om te overleven. Verder verwees ze ook naar een groot verband tussen seksueel misbruik op jonge leeftijd en prostitutie. Ze vertelde hoe pooiers net die vrouwen uitzoeken die al zware ervaringen gehad hebben in hun jeugd, slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik, geestelijke problemen hebben enzovoort. Met andere woorden deze zogenaamde ‘zakenmannen’ – want zo worden ze gezien in de landen waar prostitutie legaal is - kiezen de meest kwetsbaren eruit om hen vervolgens nog dieper de put in te duwen.*   Wat ben ik blij dat er eindelijk een vrouw is die haar mond durft opendoen over deze wantoestanden. Eén keer in de zoveel tijd maak je dat eens mee, dat iemand een mening heeft die exact aansluit bij wat jij intuïtief altijd al aanvoelde terwijl je zelf nooit de moeite nam om het te verwoorden. Zij verwoordt het niet alleen, maar klaagt het ook aan. En bovendien worden haar intuïtieve vermoedens gestaafd door onderbouwde studies. Zo’n mensen verdienen een standbeeld. Al heb ik ook grote bewondering voor zij die effectief de straat opgaan om te helpen waar het kan, om liefde en troost te bieden aan de verstotenen van de maatschappij. Wat zou ik soms willen dat ik zelf zo’n held was. Maar ik ben geen held want ik word vaak door angst overmand. Ik vertel aan anderen dat moed niet de afwezigheid is van angst maar wel de angst toelaten en je er niet door laten verlammen. En ik geloof oprecht dat dat zo is. En soms ben ik moedig, maar vaak ook niet. Soms vind ik het gemakkelijker om mijn kop in het zand te steken of onzichtbaar te zijn dan een afwijkende mening te verkondigen en het risico te lopen uitgejouwd te worden, er niet meer bij te horen, voor gek verklaard te worden.   Ik heb er trouwens geen idee van hoe je dat doet, op de barricades staan. Ik zie het anderen doen en ik bewonder hen, maar vraag mij niet te begrijpen hoe zij dit kunnen doen zonder dat er een trilling in hun stem te horen is, zonder dat hun knieën onder hun lijf vandaan knikken en het vuurrood hen naar de wangen stijgt. Vraag me niet hoe zij standhouden, hoe zij daar kunnen staan als een boom terwijl er van alle kanten tegenwind komt. Vraag me niet waar zij het vertrouwen vandaan halen dat hun mening stevig genoeg geworteld is in betrouwbare aarde. Vraag me niet hoe zij de vruchten in hun boom beschermen tegen hongerige fruitmotten.   Nee, de heldhaftigheid van een Roodkapje dat het duistere bos trotseert, bezit ik niet. Mijn heldenmoed beperkt zich tot het zachtjes fluisteren van een omstreden mening om die zonder pardon weer in te trekken als anderen weerwerk bieden. Maar diep binnen in mij schuilt een echte heldin, daar ben ik zeker van. Misschien komt er ooit wel eens een jager langs om haar te bevrijden…   * gebaseerd op info uit het artikel: ‘Prostitutie, neoliberalisme en realiteit’ van Evie Embrechts (www.dewereldmorgen.be, 7-12-2011) PS Evie Embrechts is niet de Nederlandstalige dame die het boek

Marthe
1110 1