Molly

Gebruikersnaam Molly

Teksten

Ik; Ilse.

Ik moet zo'n vier jaar geweest zijn , toen het knallend salvo van een jachtgeweer me verjoeg van mijn ouderlijke thuis.Het gedrocht dat me opjaagde was duister en immens woest. Ik zette het daarna op een lopen. Ik bevond me in een lege buurt. Iededereen zat binnen bij flauw kamerlicht weg te dommelen met ramen en deuren potdicht.Geen kat die lucht had van mij. Met mijn rubberen laarsjes aan spurte ik, zo goed en kwaad als dat ging,blind de straat over en kruiste het doornhegje van de buren naast het maisveld.De wind woei wild in mijn gelaat, ik snelde het ongewisse tegemoet.Het koude zweet parelde onder mijn jasje over mijn trillende rugje.Met spleetoogjes en klapperend gebit ging ik snuivend van het snot door met hardlopen. Ik verdween steeds dieper in de landerijen die overwoekerd werden door taaie gewassen. Uiteindelijk stopten de schoten, maar ik was ver van huis gedwaald. Ik bevond me in het hol van Pluto. Alles was ver en vreemd.Ik werd ingesloten door een diepe benauwende nacht. Mijn handen en voeten werden snel klam van de koude en ik hurkte neer om in een bolletje te gaan liggen. De sterren waren veraf maar dicht bij mijn gelaat,fluwelig en zacht. Ik sloot mijn oogjes bij het bleke maanschijnsel en dommelde in.Mijn lange haren kriebelden mijn neusje, met de muis van mijn hand veegde ik de aarde van mijn mond.Het was inmiddels klaar geworden en de zon ging felrood in sluiers gehuld. Maar het gekwetter van de vogels daarboven klonk mij toch zo droef in de oren. Want ik was alleen en nog maar heel erg klein, zei iedereen. Ik zag mijn trieste oogjes weerspiegeld in de dauwdruppels die langs de lange grashalmen omlaaggleden. Op de vochtige aarde stukspatten en verdwenen.Mijn keeltje schuurde droog en ik zoog snikkend van de dauw.Wat heerlijk!Maar hoe vreselijk de honger die ik voelde! Met mijn knuistjes krabbelde ik in de aarde. Daar bevond zich letterlijk vanalles; wormpjes met lange haren, kevers en spinnen.Een tweeledig monstertje met acht poten keek me nors aan. Ik besloot me niet uit mijn veld te laten slaan door het onding en bracht het snel naar mijn mondje waar mijn tanden het vermaalden.Ik at ook nog wat natte aarde en enkele kleine grassprietjes.Daarna legde ik mijn hoofdje en huilde even bitter. Voor eeuwig en altijd alleen op de wereld. Overdag waadde ik verwonderd en suf door hoge gewassen.Ik was voorgoed verdwaald, dat was me zonneklaar. Elk ogenblik knaagde in mijn maagje maar uiteindelijk besefte ik dat honger en dorst mijn zuiver hart niet raakten. Ik was overgeleverd aan dag en nacht die kwamen en weer gingen, aan regen en wind en het ochtengloren. Zo werd mijn aanvankelijke droefenis verwondering om het leven zelve. Alles in de natuur klopte met dezelfde zachte bas van mijn eigen hartje. De tijd vergleed en zo kwam langzaamaan toch uitputting opdagen. Mijn broze levensgeluk werd ernstig verstoord daardoor. Ik begreep als geen ander de impact van ontbering op mijn lichaam dat zou worden geruineerd, het meeste nog door dorst.Ik voorzag dat mijn nieren het later zouden begeven en zo zou ik dan ook sterven.Ik werd wanhopiger. Echt geluk is van korte duur en zo ging het ook. De zon scheen inmiddels hard en onvernietigbaar op mijn schedel en maakte me trager dan ooit tevoren.Plots hoorde ik het. Het naderend gekletter van een nieuw groot gedrocht.Toch begreep ik als in een flits dat dit een dorsmachine was! Nu moest ik echt alles op alles zetten en maken dat ik wegkwam! Ik spande elke vezel in mijn lichaam aan en besloot de uiteindelijke terugreis in te zetten. Ik waggelde verder van het lawaai vandaan en besloot door te gaan. Uiteindelijk kwam ik op een stoffig wegdek terecht.Mijn gelaatstrekken waren hard en verweerd maar ik zou niet opgeven. Even verder was een spoorweg die ik voorzichtig overstak.Ik schoof onopmerkzaam langs bakstenen huizen die vreemder dan ooit waren.Langs een stuk weiland waar een log boerenpaard met de klodden manen zwaaiend de vliegen van zich af sloeg.Angstvallig spiedde ik heen en weer. Geen haan die naar me kraaide.Links van mij leidde en keurig getegeld pad naar een massieve deur die toevallig op een kier stond. In elk raam stond een bloempot waarin miniscule paarse viooltjes me lachend groetten.Even verder naast het huisje stond een groene tractor met laadbak waarop een massa aardappels lagen. Snel stak ik mijn hongerige verwaaide kopje om de deur.Wat schamel licht viel in de inkomhal op een groot kader met geschilderde paardebloemen. Toen zag ik mezelf in een flits, onherkenbaar , vuil en bizar, in een spiegel die schuin op het gerafelde tapijt stond.Ik was intens geschrokken werkelijk even de kluts kwijt toen ik plots een scherpe lucht rook als van gezuurde melk.Ik liet me leiden door mijn neus en kwam zo de keuken binnen. Die was dus leeg afgezien van een rossige kater die snel wegstoof.Daar naast een smerig kattenbakje stond op een plakkerige vloer een metalen bus melk.Ik stak mijn beide armpjes afwisselend diep genoeg om zo uit mijn handen rijkelijk te drinken.De melk was vettig en droop langs mijn kin,maar ik dronk in een roes verder met gezwollen oogjes.Even later echter was het spel uit want een rijzige man stond zwaaiend met een borstel achter me en riep luidkeels; Mormel, maak dat je wegkomt , scharminkel hoepel op! Diep gekwetst en geschrokken rende ik naar buiten .Daarna hinkte ik doorheen de zomerse straten snel terug huiswaarts, weliswaar. Na een doodstocht van een dag stond ik kapot maar mooi op het plazoensel van mijn ouders. Daarna ging het snel. Ik brak het huis binnen en mijn broers keken met bolle ogen dwaas naar mij. Mijn moeder omhelsde me even nam mij op en bracht mij naar het bad , want ik stonk enorm. Daarna werd ik naar de verkoelende rust van mijn eigen bedje gebracht.Mijn ouders kwamen nog even bij me en zeiden; We zijn allemaal heel erg blij dat je terugbent maar loop nooit meer weg ,meid! Met sluikse ogen keek ik hen aan .Zij zouden mij nooit begrijpen. Ik draaide me om op mijn kussen en wist dat het leven zelf voor altijd van mij alleen was... .

Molly
1 0