Namol

Gebruikersnaam Namol

Teksten

Bienvenue à Kinshasa, Congo

Tussen de vergaderingen door tolt het in mijn hoofd. “Dit is allemaal zo verziekt.” Ik ben vandaag een ministerie gaan bezoeken… 8 à 10 personen samengepropt in vervuilde, stoffige en oververhitte ruimtes. Geen computers, geen archiefkasten, zelfs geen werk lijkt het. Rondhangen in de bureaus, lachsalvo’s, … er heerst geen sfeer van arbeid of drukte. Iedereen loopt maar wat rond zonder veel te doen lijkt wel. En die stank. Urine en oud eten. Overal in de gangen. Licht is er in vele ruimtes niet. De trappen van het monumentale gebouw worden bevolkt met verkopers. Iedereen loopt in en uit met handelswaren. De traphal binnen lijkt meer op een markt dan op iets dat je van de ene verdieping naar de andere brengt. Het Lingala begrijp ik niet, maar de gesticulaties zijn druk, soms klinkt het verontwaardigd. Er wordt snel overgeschakeld op Frans en op vriendelijkheid als ik onder begeleiding van een Belgische diplomaat voorbijloop. Bonjour Monsieur Laurent, bonjour Maman. “Maman?” Een zweem van verontwaardiging balt zich in mijn maag. Ik rationaliseer het weg. Op deze wereldbol ben ik dan toch Maman voor iemand. Is dat een troost? We rijden onderweg langs vele overheidsgebouwen… ze zien er triest en grotesk uit. En mager. De stalen constructies priemen als een ribbenkast door de betonnen huid van de gebouwen alsof de honger te lang geduurd heeft. De wegen zijn pokdalig, stoffig en het verkeer is chaotisch. Krakkemikkige autootjes met missende deuren, ramen, bijeengebonden met touwen en elastiekjes vroemen chaotisch door elkaar en toeteren onophoudelijk. Les pousseurs prijzen hun waren aan. Vrouwen met manden op het hoofd slenteren heupwiegend door de straten. Ontwikkeling is lelijk. Het samensmelten van het moderne met het traditionele lijkt een verkrompen grimas. Het is niet authentiek, het is niet nieuw, je zit ergens in het midden vast en je geraakt er niet uit weg. De buurten waar de betere restaurants zich bevinden vallen op door de lange rijen landcruisers die de hele straat bezetten. Elke jeep verklapt zijn missie: Corps Diplomatique, ONU, Christian aid, World Health Organization, Memisa, .. en natuurlijk ook de militairen van de Verenigde Naties. Blanke ontwikkelingswerkers en diplomaten steken onhandig de overdrukke verkeerswegen over, zich doof en blind voordoend voor de straatkinderen die hen hoopvol vastklampen. Ze zijn op weg naar een zoveelste ‘meeting’ waar de toekomst van het land onder de loep wordt genomen, waar ‘the big picture’ gedisecteerd wordt, de grote hervormingen die nodig zijn, het aanpakken van de oorlog, de kapitaalsinjectie die de staat behoeft, het economisch beleid dat bijgeschroefd moet worden. Dat bedelend kind “Un franc Maman?” mag ons niet uit onze concentratie halen. Aalmoezen zetten geen zoden aan de dijk. Snel doorlopen, doof en blind. Je negeert het kind, want je denkt aan het land. Juist! Toch?

Namol
0 0

Zweefteef

Met ferme passen stapt ze op me af.“Ben jij de eigenares?” Met een staalharde blik scant ze mijn gezicht. “Ja” antwoord ik glimlachend, “Ik ben Noortje en dit is mijn paard Qua”.Ze bekijkt me alsof ze me levend gaat opeten, grommelt iets, en begint vervolgens mijn paard te betasten.“Ja, ons Qua heeft iets, maar we weten niet goed wat.” Ik hoor iemand een scheet laten. Ik kijk naar mijn man Jan. We trekken allebei grote ogen en gebaren stil “Was zij dat???”.Ik herpak me en vervolg mijn verhaal.“Qua is altijd zo vreselijk zuur en boos. Het moet wel pijn zijn. We hebben al zoveel dingen geprobeerd.”Nog een scheet. Een hele lange en luide deze keer.“Het komt los” zegt ze terwijl ze boven de billen van ons Qua met pendels en kristallen jongleert.“We hebben al zoveel dierenartsen laten komen, maar die stellen allemaal verschillende diagnoses.”Scheet, en nu komt er ook een kokhals bij. Ik bijt intussen op mijn lippen. Jan draait zich om.“Je zou kunnen stellen dat we een beetje ten einde raad zijn.”Ze loopt weg van het paard terwijl ze scheten produceert aan de lopende band. Het kokhalzen wordt erger en luider.“Mijn instructrice raadde me daarom jou aan, om eens iets alternatiefs te proberen.”“Dit paard heeft totaal geen band met jou” bijt ze me bitchy toe. Ze bukt voorover, tracht te braken, en laat nog een lange, laatste scheet.“Zo”, zegt ze, “het is eruit. De spirituele balans is hersteld. Dat is dan 120 Euro.”Ik heb mijn instructrice ook aan de deur gezet. Zweefteven !

Namol
18 0

Leven met middelmatigheid versus leven met talent

Leven met middelmatigheid   Een zweem van jaloezie dringt zich aan mij op als ik mensen zie met buitengewone atletische of artistieke gaven. Het overduidelijke talent steekt als een enorme lichtbaken uit boven de poel van menselijke levensonzekerheden en het werpt zijn stralend licht op het te volgen pad. Zo gemakkelijk, zo overduidelijk, zo vanzelfsprekend. En dat pad leidt naar excellentie als je het harde werk erbij neemt. Maar hoe zou je nou niet hard willen werken aan en met dat talent, want de combinatie van inspanning plus talent produceert gegarandeerd vruchten in het kwadraat. Alles wat je in je talent steekt komt er in twee-, drie-, viervoud terug uit.   Maar niet voor ons, gewone stervelingen die uitblinken in middelmatigheid. Wij moeten ons draaien, keren  en roeren in de poel van levensonzekerheden. Wij moeten keuzes maken, knopen doorhakken,  en nooit kunnen we terugvallen op de trampoline van het talent. Grijs is de kleur van ons pad en schemer overschaduwt ons kunnen. Niet zwart, niet wit, niet dag, niet nacht, niet goed, niet slecht. Middelmatigheid. En de opgebrachte discipline, het harde werk is op geen enkele manier een garantie op excellentie. Erger nog, het werpt ook zijn vruchten maar met mondjesmaat af.   En dus heb ik een grondige hekel aan gezegden als: „de weg is belangrijker dan de bestemming”,  of „deelnemen is belangrijker dan winnen”, of „als je iets maar hard genoeg wilt, dan kun je dat ook bereiken”. Dat is stroop om de bittere pil van middelmatigheid verteerbaar te maken en om ons lot van eeuwige verliezers draagbaar te maken.   Leven met talent   Een zweem van jaloezie dringt zich aan mij op als ik mensen zie die niet gereduceerd worden tot een uitzonderlijk talent. Een beetje goed zijn in een aantal dingen geeft zoveel vrijheid. De vrijheid van de keuze. De vrijheid van ontplooiing. De vrijheid om te kunnen leven zonder gedicteerd, gedomineerd, gedetermineerd te worden door dat ene talent. Leven in de breedte, proeven van veel, multidimensioneel, generalist. Het laat je toe te reizen tussen werelden en dimensies en je overal thuis te voelen. Hoe heerlijk moet die allesomvattendheid zijn en hoe verrijkend voor de ziel en het hart.   Maar niet voor ons, de supergetalenteerden, die de last van de uni-dimensionaliteit moeten dragen willen we echt de excellentie bereiken. Slechts één horizon mogen we verkennen, slechts één doel nastreven, slechts één focus, want de tijd tikt en stilstaan mag niet. Slaaf van ons talent dat niet verspild mag worden en ons bijgevolg reduceert tot een fysisch omhulsel van een grotere kracht. Het individu moet volgen, het talent wijst de weg.   En dus heb ik een grondige hekel aan gezegden als: „Een talent dat niet dagelijks groeit, gaat dagelijks een stukje achteruit”. Het drukt ons nog meer weg in de eenzame rol van het torsen van de verantwoordelijkheid en het gewicht van dat allesverterende talent. De nooit aflatende druk om boven jezelf uit te stijgen, want met zoveel talent is verliezen geen aanvaardbare optie.

Namol
24 0