Terug naar de kust
Laatst was ik nog eens in België. Ik ben het landje in 2003 ontvlucht maar kom er nog af en toe. Mijn moeder woont er namelijk. In Knokke dan nog wel. Het mekka van de nieuwe rijken. Waar mannen op zondag in de rij gaan staan bij de bakker en vogue omdat ze gehoord hebben dat daar de beste pistolets worden gebakken. Waar Lippens het al jaren voor het zeggen heeft. Waar ik van zijn leven geen voet zou zetten maar door omstandigheden al 48 jaar af en toe verblijf. En mijn moeder woont er dus. En ze moest naar het ziekenhuis. Genoeg redenen om dat vermaledijde oord nog eens op te zoeken.
Dat ziekenhuis, een angstige moeder, een vochtige kelder, het platte land. Het mondde uit op een vriendelijke confrontatie met het verleden.
Nieuw waren de ooievaars, de uit het niets opduikende kunstwerken en een labrador pup die naar de naam Sean luisterde. En ik heb ook het schoonste strand van Nederland ontdekt, heb er zelfs een wijntje gedronken en ik heb een wereldvredesvlam gevonden in een onooglijk polderdorpje. Misschien heb ik zelfs een vlucht regenwulpen gezien. Het gelijknamige boek heb ik in een vorige leven gelezen.
Een vorig leven. Dat is 40 jaar geleden. Het strand aan de Lekkerbek, vlak voor het Zwin natuurreservaat in Knokke-Zoute leek immens. Nee, het WAS immens. Je moest immers wel 20 treden af voor je op het zandstrand stond. En bij laagtij moest je echt wel een eindje stappen alvorens je voeten het zilte nat konden voelen. Hoe dichter je bij de zee kwam, hoe natter en donkerder het zand. Je voeten werden erdoor opgezogen. Het leek wel drijfzand. En je wist dat er een leven bestond net onder dat laagje zand. Dat zag je aan de zandslangetjes die overal verspreid lagen. Slangetjes zand. Afkomstig van een of andere krab. Er waren krabben en massa's schelpen. En amper mensen.
Toen waren er ook nog "brislams" (verbastering van het Franse brise-lame) zoals mijn neefjes en ik ze noemden. Golfbrekers zijn dat. Het was er eigenlijk gevaarlijk vertoeven vanwege de stromingen errond. Je gleed er ook ontzettend makkelijk af. Maar het was er zo heerlijk om op avontuur te gaan. En je kon er als het ware de zee opwandelen want als je op het einde van de brislam stond, was de dijk heel ver weg en leek je heel even een deel van de zee te worden.
En wat was er veel leven in die plasjes die overbleven nadat het hoogtij was geweest! Mosselen, krabben, scheermessen (je weet wel, die langwerpige schelpen), af en toe een vis. En op het strand zelfs regelmatig haaientanden. Die zouden 40 miljoen jaar oud zijn.
Ik herinner me nog erg goed een legendarische storm. Het moet ergens eind jaren zeventig geweest zijn. Mijn oudste neef en ik hadden onze skateboarden boven gehaald. En op de dijk, skateten we, met een plastic zak als windzeil boven onze hoofden. Het ging ontzettend snel! En we lachten als gekken en waren oprecht gelukkig. De zee kwam toen tot aan de dijk, tot aan de bovenste van de 20 treden en nog veel verder ook. In een mum van tijd was de dijk ondergelopen. Die golven tot net achter het huis waren een fantastisch zicht.
Ik keek naar de grijze zee en zag het nog grijzere water kolken. Ik voelde ontzag. En werd bang. Mijn neef maakte het nog erger door me vreselijke verhalen te vertellen over drijfzand, draaikolken en dolgedraaide kwallen.
Het regende, woei en kolkte dat het een lieve lust was en het eindigde met een verplichte terugkeer naar ons familiehuis, op de Lekkerbek, aan de Zoutelaan.
Want het werd te gortig. Zelfs voor twee tieners met een skateboard.
Ten Putte heette het huis van mijn grootouders. Met op de veranda een emmer water waar we onze voeten in moesten wassen als we van het strand terugkwamen. Dat deed mijn oma natuurlijk om te vermijden dat het hele huis tot zandbak zou verworden. Dat huis met de vele geheime en niet gebruikte kamers staat er al lang niet meer. In de jaren tachtig begon namelijk de waanzinnige immobiliënrace aan de Belgische kust. En oma en opa hebben het nog lang kunnen tegenhouden, tot ook zij overstag gingen en Ten Putte verkochten aan een of andere genadeloze makelaar.
De villa, onze villa, een parel uit de jaren dertig, een schoonheid, een familiehuis, een karakterkop moest verdwijnen. Om plaats te ruimen voor zielloze appartementen.
Ik ben laatst nog eens gaan kijken naar Ten Putte (ze hebben de naam behouden), naar de Lekkerbek, naar Het Strand. Was het misplaatste nostalgie (ik ben niet echt een nostalg, maar Ten Putte ligt gevoelig, ik geef het toe) dat me dreef, of een denken aan mijn grootouders die al lang gestorven zijn, aan mijn neven en nichten die ik op een enkele uitzondering na nooit meer zie, of was het een gevolg van mijn recente scheiding van een man waar ik meer dan 20 jaar lief en leed mee heb gedeeld, of was het gewoon een opwelling? Ik weet het nog steeds niet.
Het huis is weg. Maar onze buren, de ouders van Jacky Ickx, de F1 chauffeur, hebben stand gehouden. Hun huis staat er nog. Dat deed me plezier.
Ik heb jaren een hekel gehad aan Knokke, aan de m'as tu vus, aan de nieuwe rijken, de absoluut niet discrete charme van de bourgoisie, aan de truien op de schouders van mannen met foute schoenen, van de bontjassen en de kakmadammen, van de Avenue Lippens (zoals de Lippenslaan steevast wordt genoemd) die zo leeghoofdig is dat je haast spijt krijgt van die paar neuronen in je hoofd omdat ze je zo verloren laten voelen, aan de volgebouwde dijken enz. En kijk, anno 2014 is dat er allemaal nog steeds. En op de dijk is het nog erger geworden. Hele stranden zijn nu privé domein van de bar-en of restauranthouders. De golfbrekers zijn weg, het strand is opgehoogd; daarvoor zijn miljoen kilo's zand nodig geweest. Dat hebben ze moeten doen om dat de stormen uit de jaren zeventig en tachtig levens hadden geëist.
Maar ik heb toch nog het Knokke van mijn kindertijd kunnen terugvinden. Neen, ik ben geen wafel gaan eten bij Marie Siska zelfs al bestaat dit legendarisch eethuis nog, ik heb ook de ijsjes van De Post niet gegeten (die bestaan namelijk niet meer) en zelfs mijn boekhandel Corman is verhuisd en heb ik ook niet bezocht. Maar...en ik geef het node toe... ik moet toegeven dat Knokke ook wel meer is dan al dat vreselijke dat ik hierboven beschreef. Ik heb gefietst door het Zoute met de unieke witte huizen met rode daken. En ja, er staan vreselijke Porsches en andere Cayennes voor de deur en waarschijnlijk wil ik 85 % van de eigenaars zelfs niet kénnen, maar de wirwar van straatjes afgebakend door knotwilgen, de prachtige Engels cottage stijl , de eenheid van kleuren en de klank van de meeuwen en de zoute zeelucht...ik geef toe, het is uniek.
En dan nog verder naar het Oosten: het Zwin reservaat. Eigenlijk een oude verzande zeearm dat al sinds de 18de eeuw privé bezit was van de Lippensfamilie maar sinds 2006 een Provinciaal Domein is. Vandaag is het gesloten om weet ik veel wat voor reden, maar het is gelukkig toch deels toegankelijk. Het Zwin is een uniek natuurgebied dat Nederland met België verbindt. Het was 20*c die dag in Knokke. De lucht was knalblauw, de ooievaars van het Zwin in een decadent sociale bui en het strand aan het Zwin was leeg. En als kers op op de taart doemt er totaal onverwacht een gigantische haas op. Het blijkt een kunstwerk van de Britse beeldhouwer Barry Flanagan te zijn. Eventjes lijkt het alsof kunst de natuurelementen kan verbinden: de Noordzee, de lucht, het strand en de schorren.
Ik fiets doodgelukkig naar het huis van mijn mama. Overtuigd dat het wel goed met haar komt.En vermijd daarbij zorgvuldig de Avenue Lippens.