Pieter-Jan Miseur

Gebruikersnaam Pieter-Jan Miseur

Teksten

Tuin

Ik wandel Oma’s koertje af de straat op en duw het poortje zonder omkijken achter me dicht. Het sluit nu al even niet goed meer. Ik zet mijn helm op, klik het slotje vast en trek de spanriempjes extra stevig om mijn kaken heen. Dan begin ik te rijden. De eerste trappen verlopen wat wankel. Het laatste glaasje jenever was er zoals gewoonlijk te veel aan en de tranen van vijf minuten geleden maken mijn zicht een beetje troebel.  Ik trek hard op richting het kruispunt. Aan mijn rechterzijde passeer ik mijn oude, lagere school, de Esdoorn. Achter de ijzeren poort zie ik de boom waar de school naar genoemd is nog steeds prijken in het midden van de speelplaats. Zou het werkelijk diezelfde boom zijn die er drie decennia heeft gestaan, of zou hij heimelijk ‘s nachts al eens vervangen zijn? De eerste jaren kwam Oma ons, mijn zusje en ik, ‘s middags aan de poort afhalen. We wandelden vijftig meter van school tot aan het poortje en via de binnenkoer naar de achterdeur. Daar liep je zo de keuken in. Het eten was tegen dan vaak al netjes klaar, enkel het vlees moest nog gebakken worden terwijl mijn zus en ik onze kom soep alvast naar binnen speelden. Ondertussen keken we Blokken, met de immer kleine en goed gezinde Ben Crabbé. Naar het eind van de kwis hadden we een stijve nek door het achterom kijken van de eettafel. Als we snel genoeg gegeten hadden konden we de finale in de zetel volgen. Terwijl we het zesletterwoord probeerden te raden ging Oma ons dessertje halen, een potje yoghurt met een ferme kwak suiker erop. Nadien keken we naar het journaal.  Nadien keerden we terug naar school tot het eind van de schooldag, waarna we weer naar Oma gingen, waar we aan ons huiswerk werkten tot we opgehaald werden door een van onze ouders.  Naarmate we ouder werden bleven we tijdens de middag liever op school om met onze kameraadjes te spelen, en hetzelfde gold voor de periode tussen het eindsignaal en de nabewaking. Zo verminderde de tijd die we bij haar doorbrachten gestaag. De middelbare school lag een dorp verderop, wat zowat het einde betekende van mijn dagelijkse passages bij Oma.  Ik kom aan het kruispunt en sla rechtsaf, richting de spoorweg. Aan de bareels sla ik opnieuw rechtsaf, en rijd parallel met de sporen langs de grote vijver met zijn zeilclub.  Tot een paar jaar geleden had Oma een gigantische tuin, die ze tot voor kort zelf nog onderhield. Als je de keuken links liet liggen en het koertje verder afliep, kwam je het eerste gazonnetje opgelopen, dat een tiental meter lang was. Dit is wat ik de Voortuin noemde. Het werd omgeven door taxushagen die ongelooflijk konden prikken als je daar je bal in kwijt speelde en die moest gaan zoeken, als de struiken hem überhaupt al niet fataal waren geworden. Aan het eind van de Voortuin had je de keuze wat het vervolg van je weg betrof. Ofwel koos je links, een eng gangpad tussen struiken en de haag, minder aan te raden vanwege de spinnenwebben. Bovendien was je bestemming mits een kleine omweg uiteindelijk toch dezelfde als die van het andere pad, rechtdoor. Daar lag het begin van het tweede grote deel, de Middentuin. Hier had je de moestuin, verbouwde ze rabarber (waar ze deksels goede confituur van draaide), prei, aardappelen, wortelen. Verderop links lag het  tuinhuis met gereedschap en grasmachine,  niet ver daarvandaan de BBQ met tafel en banken. Als je doorliep richting de serre (met tomaten en waar het altijd vijf graden warmer was dan buiten) passeerde je het kippenhok, waar werd gekakeld om het graan dat ik vaak bracht. Als je de Middentuin helemaal was doorgelopen, het tuinhok en kippenhok links latend en de serre rechts, stevende je af op een dikke, dwarsliggende haag. In het midden zat een gat dat je zo naar Narnia had kunnen brengen.  Maar wat je daar vond was de Achtertuin. Het meest onherbergzame deel van Oma’s tuin, met gras dat steevast hoger stond en struiken en bomen die wilder waren dan in de eerdere delen. Hier heersten de ganzen. Vanuit hun ren bliezen ze je dreigend aan. Alles tezamen betrad ik de Achtertuin enkel in mijn meest avontuurlijke buien, wanneer Oma misschien wat te veel suiker op mijn yoghurt had gegoten.  Een keer per jaar kwam de familie samen voor de grote lentesnoei. Ik herinner me grote harige, blote mannentorso’s die bandana’s hadden gemaakt van hun T-shirt, die gezamenlijk takken knipten en hagen schoren, terwijl anderen met kruiwagens op en af liepen richting een remork die later naar het containerpark moest. Ondertussen waren Mama, de tantes en Oma in de weer met voorbereidingen voor de traditionele aansluitende barbecue die tot laat zou duren. In de middentuin onder de hoge eiken klonk er na uren schransen en enkele flessen wijn de zangstonde met liedjes van vroeger uit de jeugdbeweging. De oudste nonkel sprak dubbele negatie. “Dat is immers ni waar ni.” Zou hij daarover gezegd hebben. Alle buren mochten horen waarom niemand van de familie nog welkom was in het kerkkoor.  Een paar jaar geleden kreeg Oma te horen dat het gebied tussen haar woonst en de grote sportvijver verkaveld zou worden. De stad Mechelen had nood aan uitbreiding van haar woongebied. Oma verkocht de Binnen- en Achtertuin, die ondertussen knap lastig waren geworden om alleen te onderhouden, mede omdat de snoeibeurten minder regelmatig werden.  De eikenbomen die Opa ooit bij de aanleg van de tuin had geplant waren ondertussen uitgegroeid tot joekels die hoog uittoornden boven de Binnentuin en ook vanop de speeltuin van het schooltje zichtbaar waren. Oma had bij de onderhandelingen met Stad Mechelen afgedwongen dat de drie grootste niet zouden worden gerooid. Fuck Yeah, Grandma.  Ik steven recht op de dijk af die langs de Zenne, loodrecht onder de spoorweg doorloopt. Er is een heel steile grindweg die je met een aanloop kan nemen zodat hij je ineens helemaal naar boven brengt. Op de dijk fietsend kijk ik naar rechts, over de vijver heen. Daar waar vroeger Oma’s tuin uitgaf op een natuurgebied dat reikte tot aan het water, heeft dat allemaal plaats geruimd voor een woonwijk, met appartementen en huizen die allemaal op elkaar lijken, alsof ze van dezelfde gigantische lopende band gerold zijn.  “Nu is mijn huid weer te droog” zei ze daarnet aan tafel.  “Crème smeren he Oma”. “Dat zei de dokter ook, en dat ik meer water moet drinken.” Ze ging aan tafel zitten en we dronken beide van ons glaasje jenever.  “Ik ben er klaar mee, het is mooi geweest” zei ze met een grote glimlach. Ik keek haar aan.  “Dat is raar om zoiets te zeggen, hoor.” zei ze met pret in haar ogen.  “Het is ook raar om te horen,” probeerde ik even laconiek te antwoorden.  Stilaan verdwijnt ook de nieuwbouwwijk uit zicht en versnel ik de tred. De Zenne volg ik tot in Vilvoorde, waar ik negentig graden draai en de weg richting Brussel langs het kanaal voortzet. Even vliegt een vogeltje naast me, houdt exact dezelfde snelheid aan, wat me een beetje van slag brengt. Ik twijfel erover om mijn GSM te nemen om het te filmen, maar het vliegt alweer weg.   

Pieter-Jan Miseur
12 2