I love la douce France
Zo’n donkere, koude ochtend, hartje winter, begin jaren 60. Zoals elke donkere, koude winterochtend kruip ik dicht tegen de kachel aan. ‘Feu continu’ noemt mijn moeder die kachel. Maar ik merk ’s morgens weinig van zijn ‘doorlopende warmte’, wanneer de verse lading kolen alle moeite heeft om vuur te vatten. Terwijl ik rillend mijn kleren aantrek, denk ik aan de kou en de schaars verlichte kerkwegel waar ik straks langs moet, op weg naar school. Zou de grote herdershond van het tankstation op de hoek weer los lopen en komen snuffelen? Ik hou mijn adem nu al in en huiver nog meer.
Intussen speelt op de radio, elke dag opnieuw, Franse muziek. Mistinguette, Piaf, Brassens en Georgette Lana, ik ken ze feilloos. Maar ik hou er niet van. Mistroostig vind ik hen klinken. Eindeloos treurend met een tremolo in de stem of vals meeslepend met een ‘Java’ of ‘Mylord’ op de vloer… Geef mij maar de vrolijke Engelsen. Jerry Lee Lewis, Cliff Richard en de Everly Brothers. Of Elvis. Maar neen, Frans zal ik leren, door elke dag een stevige portie Franse cultuur bij de lauwe kachel. Het effect is net andersom: ik haat Frans. En ‘s avonds luister ik stiekem naar ‘mijn’ Engelse muziek op mijn transistorradiootje.
Verplichte verblijven bij Waalse kennissen versterken alleen maar mijn afkeer. Boeiende taalvakanties tussen jongeren in Engeland voeden mijn Angelsaksische voorkeur met grote scheppen.
Tot ik de man van mijn leven ontmoet. Hij houdt ook niet van Brassens, maar is overtuigd francofiel. Kent Parijs en het Franse platteland op zijn duim en neemt me mee. Hij laat me de deugden ontdekken van een casse-croûte in het veld, met wat ‘pain’, een slok ‘vin’ en een mals stuk kaas. Toont me de schoonheid van een boomgaard in Normandië, een wijngaard in Bourgogne, een lavendelveld in de Provence. Praat met de boulanger, de vigneron en de garçon. En zie, gaandeweg begint ook voor mij die taal te zingen. Worden de associaties alleen maar leuk en warm en krijgt Frankrijk een heel apart plaatsje in mijn hart. Naast Engeland warempel.
Nu, zovele jaren later, hou ik volop van allebei. Vakanties en lange weekends breng ik geregeld, met nog steeds dezelfde man van m’n leven, in één van beide landen door. De tuinen in Engeland zijn altijd een mooi excuus voor een trip overzee en het goede leven bij onze zuiderburen doet ons vaak even uitblazen op een mooi plekje van het uitgestrekte Franse land. We hebben intussen de wereld rond gereisd en prachtige landen bezocht. Maar elk jaar opnieuw moeten we ook even de batterijen opladen in één van beide buurlanden.
Wie zei ook weer ‘liefde dwing je niet’…?