Eén welgemikte stomp in zijn zij maakte brutaal een eind aan zijn vechtlust. Hij snakte naar adem, verloor zijn mes in de modder en gleed uit. Handen grepen naar hem, trokken hem uit de Put en pootten hem op zijn knieën in het midden van de kring. Zijn armen werden nogal ruw op zijn rug getrokken en daar gehouden.
'Bravo. Flink gevochten.' Er werd geklapt. Munten gingen over van de ene hand naar de ander, hij had het duidelijk goed gedaan.
'Laat me gaan!' brieste Elion, die ondanks zijn netelige situatie zijn oog strak op zijn innerlijk klok hield en zijn tijd snel ingekort zag. Cornélia zou het vlees van zijn botten ranselen als hij de afspraak miste. Hij schudde de druppels uit zijn haar, wat niks veranderde aan zijn beeld en het leverde hem alleen een barstende koppijn op. Ze waren allemaal, zonder uitzondering, groter dan hem. Mensen, ooit eens, zo vermoedde hij. Ook al zou geen mens hen nog als soortgenoot erkennen.
Restjes van de Put. Zijn ontzetting won het van zijn woede.
'Het spijt me,' mompelde hij, zonder te weten waarom. Dit volk, samengesteld uit ledematen en onderdelen van diegene die op de tafel stierven, of in de kooien, of aan de galg of...
'Jaja, er waren veel manieren,' onderbrak de beleefde stem hem kortaf. De spreker drong door de verwrongen lijven van zijn soortgenoten en nam pal voor Elion plaats. De benen een beetje uit elkaar, de voeten stevig in de modder.
Elion keek op, hij kon niet anders en stelde zijn blik wat scherper.
'Je kent de verhalen, jonge dief. Jouw gezicht spreekt boekdelen. Het is Energie als dat van jou die ons voedt. We zien hier talloze verdwaalde sukkelaars met een verstofte vorm van magie maar jij weet er wel weg mee, is het niet? Energie is leven!'
'Energie is leven!' brulden de anderen gehoorzaam, zodat Elion stomverbaasd opkeek.
'Zet die leuze op een t-shirt en laat mij gaan, mijn Energie is verziekt door stuiterkruid,' stelde hij vriendelijk voor, met een kalmte die helemaal niet bij zijn wild kloppende hart paste. 'Ik heb een verslavingsprobleem, beweert mijn vriend. Ik heb waardeloos bloed, ik zweer het.'
'Jouw vriend heeft gelijk, ik ruik het stuiterkruid tot hier. Maar dat is niets meer dan een extra smaakje, maak je geen zorgen.' Tot zijn verbazing lieten zijn twee bewakers hem plots los. Elion wreef misnoegd over zijn pijnlijke polsen. De man hurkte voor hem neer, zijn misvormde opnieuw samengestelde gezicht op nog geen drie centimeter van Elion.
Hij staarde gefascineerd naar de puzzel. Hij voelde vooral medelijden met de verwrongen figuren, niemand koos voor deze manier van leven.
'O wauw,' mompelde hij. Hij stak, zonder nadenken zijn hand uit. Zijn vingers gleden onderzoekend over het misvormde gezicht. De man grinnikte.
'Jij weet er ook wel iets van.' Hij greep Elions hand en knikte naar de vermiste vinger.
'Diefstal?'
'Hmmm, de eerste en de laatste keer dat ik betrapt werd.' Elion haalde nonchalant zijn schouders op. Hij trok zijn hand terug met het gevoel van de kouwe, taaie huid nog in zijn vingertoppen.
'Jij bent een uitermate vreemde jongen,' rommelde de man.
'Ik zag nog nooit blauwe ogen,' weerlegde Elion ademloos. Iedereen die hij kende had grijze ogen, typerend voor het Volk. Alleen zijn kleine broer had een stel groene. 'Ze zijn mooi, wel, uw rechteroog is mooi.' Het andere zakte een beetje door en was waterig.
'Blauwoog, om u te dienen,' grinnikte de man. Hij neeg het hoofd in een galant gebaar.
'Echt?' Elion giechelde opgelaten. 'U kon niets beter verzinnen dan dat?'
'Heel vreemde jongen,' herhaalde de man met een lach.
'Dit is mijn laatste job,' deelde Elion plots mee met het idee dat praten hem uitstel kon geven. 'Typisch dat die in het honderd moet lopen. Een burgerlijk leven is me niet gegund.' Zolang hij maar kletste, kwam alles goed. Hij knikte naar de rugzak. 'Het was een opdracht van het Trappendal, weet u. En mijn bazin is echt...'
Blauwoog schonk hem een droeve blik. Elion viel stil, zijn hoofdpijn had helse proporties aangenomen, hij kon met moeite nog helder denken.
'Ik heet Elion.' Hij stak zijn hand uit. Hij wilde al helemaal niet naamloos doodgaan.
'Ik weet wie je bent, Elion de Dief,' herhaalde de man tot zijn verlegenheid. 'Je hebt hier een reputatie.'
'Ik voel me vereerd.' Elion keek de man strak aan. 'Mag ik dan nu gaan? Ik ben al veel te laat.' Hij raapte zijn rugzak op, trok zijn doorweekte shirt recht en glimlachte verontschuldigend. 'Kunt u gewoon niet doen alsof u mij niet hebt gezien? Ik vertel het heus niet verder.'
'Sorry, jochie, dat gaat zomaar niet. Ik zal jouw bezoekjes missen.'
Er kriebelde een ongemakkelijk idee, ergens helemaal achteraan zijn schedel. Blauwoog meende het! Dit was voor echt. Hij veegde zijn bezwete handpalmen af aan zijn vuile broek.
'Meneer De Boze verwacht je intussen. Je bent gezien door Lafyra, er is geen ontkomen meer aan. Maak dit niet moeilijker dan dat het al is.' Blauwoog zuchtte verslagen: 'Ik hou er niet van om jongeren over te dragen.'
'Doe het dan niet,' stelde Elion haastig voor. 'Ik wil uw nachtrust niet verpesten. Ik zweer dat ik nooit meer terugkom. Ik wil naar huis, meneer.' De tranen sprongen ongevraagd in zijn ogen en hij veegde ze met een vuile hand weg. 'Ik wil naar huis.'
'Daar had je iets eerder aan moeten denken, lieve jongen. Lafyra duldt geen vuile vlekken op haar meubels.' Blauwoog zijn goede oog vulde zich met oprechte warmte. 'Jij hebt zeker weten vlekken gemaakt. Bloed maakt vlekken die niet meer uitgaan. Dus je begrijpt dat ik je moet aangeven.'
'Maar... voor wat bloedvlekken?'
(Wordt misschien vervolgd... deel 1 is bijna rond, bedankt voor uw aandacht.)