Over Kat.

Hoi,

We zijn een duo: Alice en ik werken in onze vrije tijd aan verhalen. Omdat we het gewoon graag doen.
Alice tekent, zij verzorgt de illustratie en tovert daarmee mijn fantasiewereld om in beeld.

Ik hou van schrijven, niks meer en niks minder.

Intussen zijn we, voor de meer fantasievolle uitbarstingen, verkast naar Wattpad. De plek voor 'schrijvers die niet goed genoeg schrijven maar wel heel graag schrijven'. Tussen de rommel daar (ik krijg er soms de rillingen van) zitten ook hier en daar verrassend originele, leuke en goed
geschreven verhalen. Zelden comform 'de mode en de huidige trends' dus misschien is het mijn plek.

Teksten

Het onlogisch dagboek van een tijdreiziger... (een romantisch niemendalletje)

De eerste dag van mijn verlof kondigt zich somber aan : de wolken zijn loodgrijze gevaartes aan de horizon, zwaar van de regen. Geen spoortje blauw te bekennen. De hele straat kleurt enkele tinten donkerder dan gewoonlijk dankzij de vele, vele regen. Ik manoeuvreer mijn fiets kortaf naar links als een autoportier open zwaait. De bestuurden kijkt me boos aan, ik moet maar leren uitkeken, blaft hij me toe als ik boos op mijn fietshelm tik en hem toeroep dat zulk gedrag de reden is waarom fietsers een helm dragen. Het lucht op. Maar niet helemaal. Ik ben zenuwachtig, een bijzonder onaangenaam nijpend gevoel in mijn onderbuik. De eerste regendruppels, de voorbode van de aangekondigde stortvlaag, laten niet lang op zich wachten. Voor mij, op het marktpleintje, slaat de kerktoren twee keer. Ik ben met opzet te laat. Ik parkeer mijn fiets in het rek, drop de helm in de fietszak en staar enkele seconden naar de kerktoren. Twee na twee. Hij zou er al moeten zijn, al tien minuten, volgens het schriftje. Ik ga de tearoom pas binnen als de wolkbreuk helemaal losbarst. Rondom mij slaken mensen verraste gilletjes, iedereen zet het op een spurtje, richting de tearooms die gouden zaken doen. Ik schuif mee naar binnen. Het is er warm en luid: vol foeterende mensen die hun beklag doen over het weer. 'Stap eens een beetje door, je blokkeert de ingang,' komt het vriendelijk van achter mij. Een oudere man, gehuld in een dikke winterjas en met zijn kletsnatte pet in zijn handen, glimlacht verontschuldigend. Ik maak, onder het mompelen van een vaag excuus, wat ruimte voor de uitgeregende gasten. Hij is er niet. Ik hoef niet eens twee keer te kijken: meerdere tafeltjes zijn bezet maar hij is er niet. Ik sta verloren in het midden van de tearoom en kies dan maar een tafeltje bij de bar, met zicht op de kerktoren en het station. Mijn hoofd vult zich langzaam met gruwelijkheden. Ik kan, ter plekke, vijftien redenen bedenken waarom hij niet is komen opdagen en geen één van die redenen is leuk. Hij is er niet. Dat is de enige volzin in mijn hoofd. Hij is hier niet. '... warme chocomelk, alsjeblieft,' antwoord ik automatisch op de vraag van ober, zonder ook maar op te kijken. Ik rommel in mijn handtas en gooi alle spullen één voor één op de tafel. Het echtpaar naast me kijkt me bevreemdend aan. Op de bodem van de tas, netjes ingepakt in een plastiek zakje, ligt een schriftje. De rug is drie centimeter dik, het boekje heeft een kaft van afgesleten leer. Het is gebonden, niet niet gelijmd. De hoekjes zijn afgrond door het jarenlange gebruik en sommige bladzijden zitten los, netjes op hun plek, maar los. Het heeft de regenbui goed doorstaan. Ik bedank het meisje dat plots naast me opduikt voor de chocomelk en slaag erin nu wel te glimlachen. Het boekje is mijn 'datingapp'. De enige manier om hem terug te vinden in de chaos van dagen, maanden, jaren en eeuwen. Er zit geen logica in, niets is op orde. Op iedere pagina waar mijn naam in voorkomt, kleeft een gele post-it. De deur gaat open. Ik kijk vol verwachting op. De dame bij de deur vangt mijn blik en ik krijg een stralende glimlach voordat ze plaatsneemt aan een andere tafel. Ik adem heel langzaam uit. Niet van plan te huilen in een overvolle tearoom, alleen aan een tafeltje... het vraagt enkele seconden van intense concentratie om de tranen terug te dringen. De klok slaat één keer. Half drie. Hij is hopeloos te laat. De knoop in mijn maag trekt zich nu definitief dicht: er is iets gebeurd. Het boekje ligt als bewijs op tafel: ik heb het maar open te slaan en te kijken. Als de brieven, notities en flauwe grapjes eerder stoppen dan gisteren, dan heeft hij het deze keer niet gehaald. Geen brieven meer die beginnen met 'Allerliefste Fien', niks. Als ik kijk, dan weet ik het. Ik roer als een neuroot in de chocomelk, de warme drank druipt over de randen tot op het bordje en nu krijg ik ronduit een boze blik van het echtpaar. Zo kliederen, op mijn leeftijd... Ik haal het boekje uit het zakje: hier blijven zitten om te wachten tot hij eventueel, al dan niet, misschien opduikt is belachelijk. Rondom mij wordt het stiller. Alsof de wereld zich samen met mij voorbereidt op de lege pagina's. Het is heet geworden in de ruimte, alle gesprekken worden gedempt door het beuken van het bloed in mijn oren. Als ik de kaft opensla, lacht een zomerse versie van mezelf me toe. De foto dateert van enkele maanden terug. Ik vond hem vorige zomer, in het hartje van Frankrijk. Het stond op pagina 205 van zijn dagboek: Dordogne. Tien minuten later boekte ik de trein en een hotelletje precies in het dorpje waar hij zijn notities maakte. Hij is altijd bijzonder keurig met de datum en de plek, ook al is al de rest van zijn brieven één vrolijke boel en onzin. Hij dook op, in een oud kerkje, met de hamer nog in zijn hand. 'Ik stond hier balken te kloppen voor die kerk,' was zijn begroeting. De andere toeristen keken wat vreemd op. Hij is er niet, hij is er wel... het heeft te maken met het licht en geluid, vermoed hij. Ik heb er geen theorie over. Het maakt ook niks uit, de eerste keer dat ik hem zag, dook hij pardoes op voor mijn fiets. Ik kegelde hem zo omver, kafferde hem uit maar dat had niet zo veel nut: hij zag er hopeloos verloren uit en keek met wazige blik naar de drukte om hem heen. Rechtstreeks uit 802 N.C, zo leerde ik drie uur later. En ik bood mijn excuses aan voor zijn gekneusde ellenboog, die hij aanvaardde, samen met een pak frietjes als compensatie. 'Mijn tijd', is zijn thuisbasis. Hij is hier geboren, deze jaren zijn zijn ankerplek. Hier duikt hij regelmatig op. Om dan voor dagen, weken of maanden te verdwijnen naar een plek op de tijdbalk. Vijf jaar geleden (voor mij, niet voor hem) vond ik een pakje in de post. Een dagboek, volgekrabbeld. Zo uit Noorwegen, waar hij, volgens het dagboek, precies 28 uur lang was geweest.  'Zoek me, ik schreef ieder moment met jou erin,' stond er op het bijhorende briefje. En dat doe ik. Altijd. Hij is de moeilijkst mogelijke date ooit. Ik moet hem terugvinden in de kribbels, de notities en de dagboekfragmenten en hopen dat we elkaar treffen. Of niet. '16 januari, 2025...' dat stond er eergisteren nog niet, gisteren wel. 'Thuis. Ik ben thuis. Zoek me, om half twee, in het oude dametjes café tegenover het station. Ik zie je daar! Tot straks! Dikke kussen en...O, bestel pannenkoeken voor mij, en chocomelk...' Ik ken de woorden intussen uit het hoofd. Zijn woorden. Ik nam de fiets. En hij is er niet. Hij is er niet! Ik hou mijn adem in en blader door het dagboek. De post-it hangt er nog steeds. '16 januari 2025...' De rest is leeg. Hij is gestopt met schrijven na het noteren van de dag. Ik giet mijn intussen sterk afgekoelde chocomelk in één keer naar binnen en staar door mijn tranen naar de lege pagina. Niks. 'Gaat het, meisje?' De vrouw naast me kijkt me vol medeleven aan. Ik snuf, veeg mijn neus af aan mijn mouw en knik. Maar ze let er niet op. Over haar brilglazen heen staart ze naar mijn boekje. Ik volg haar blik. '... de trein is te laat! Typisch!' Staat er in rode balpen. 'Geen plek om te zitten, hoe kan het ook anders. Ik hoop dat Fien dit leest voordat ze denkt dat ik er niet raak. Fien, ik wil nog steeds die warme choco! Ik kom eraan, ik sta in de trein, ik kom eraan...en...' Ik kruis de blik van de vrouw. Haar ogen, nog extra vergroot door haar brilglazen, puilen uit. Ik voel de lach borrelen. De deur waait open en een kille, natte wind drentelt door de warme ruimte, in het gezelschap van een luidruchtige bende doorweekte studenten. Ze mopperen. Ze bellen. Ze roepen in hun gsm naar hun ma dat ze aangekomen zijn en een lift verwachten. Hij valt op: in een doorweekt hemd, geen trui en geen schoenen, zo uit één of ander landelijk oord geplukt door de speling van het licht. Het water druipt van zijn haren. Zijn ogen, nog wat wazig van de trip, doorzoeken rustig de ruimte. 'Hé, pas op, man,' moppert één van de studenten. 'Désolé,' glimlacht hij. En de zon breekt door. Ik spring zo snel overeind dat mijn stoel op de grond klettert en mijn kop chocomelk van de tafel valt. Hij zet net op tijd zijn plunjezak neer. 'De trein was te laat,' fluistert hij, als ik eindelijk in zijn armen duik.    Einde.

Kat.
27 1

Amateurschrijvers die gelezen willen worden, dat is toch pure ijdelheid, nietwaar?

Dialoog van de dag, herhaling van gisteren. Ik: 'Hallo, mag ik iets vragen? Zij: 'Natuurlijk.' Ik: 'Mijn naam is Kat en samen met een vriendin heb ik een projectje lopen. Mogen we een postertje ophangen?' Stilte. Ik tover een oudroze gekleurde map uit mijn tas en probeer zelfzeker maar niet arrogant uit mijn ogen te kijken. Heb nieuwe oorringen in, misschien helpt dat.  Ik: ´Het is A4 formaat, het is in verband met een verhaal en... ' Zij: 'Nee, dat kunnen we hier niet doen, tenzij het over de streek gaat.' Ik, verbaasd omdat ze niet eens kijkt naar het postertje en het zomaar afschrijft: 'De streek?' Zij: 'We leggen hier alleen boeken over de streek, al de rest verkoopt niet.'  Ik: 'O, nee, u hoeft geen boeken te verkopen hoor. We vroegen ons af of we gewoon het postertje hier kunnen hangen, omdat ze het ook bij u kunnen bestellen. Niks meer, ik snap ook wel dat u veel zulke vragen krijgt. Het is gewoon een postertje zodat mensen van het bestaan weten. Ik kom het zelf weer weghalen.' Ik heb mijn lijn geoefend, vlotjes en vriendelijk. Dit is poging 4, ik leer bij. Maar nog voor ik aan het slotstuk kan beginnen, weet ik al dat het een verloren zaak is. Ik heb een voorbeeldboek bij, ze bladert er in hoogtempo door. Ik tel de seconden. Eén. Einde bereikt. Zij: 'Nee, dat doen we hier niet. Dat zal hier niet verkopen.' Ik zeg maar niks over de stapels mooi glinsterden Young Adult boeken vol magische wezens en wonderlijke werelden daar achter mij. Ik : ´Juist... euhm, bedankt voor uw tijd.' Zij: 'Ik hang het misschien op, laat maar liggen.' Ze trekt een lade open, schuift A4'tje erin en duwt lade opnieuw dicht voordat ik kan zeggen: 'Ik neem het dan wel terug mee want ik heb er niet zo heel erg veel.' Zij, met een vriendelijke glimlach: ´Nog een prettige dag verder en succes hé.' Ik druip in stilte af, vraag me af waar ik zat met mijn gedachten en vervloek diegene die de uitspraak 'Waar een wil is, is een weg' uitvond. Die probeerde nog nooit een postertje voor een project aan de man te brengen, dat is zeker.  Ijdelheid, dat is het. Ik wilde het verhaal schrijven en ik heb het geschreven. Zou moeten volstaan, denk ik, bij het verlaten van de winkel. Gelezen willen worden is pure ijdelheid. Een posterje. A4 formaat. Voor een boek. Op een plek vol boeken. Ik ben van de streek, denk ik dan maar dat telt waarschijnlijk niet...  Morgen opnieuw. Of niet, limiet van afwijzingen is bereikt. Dit gaat niet eens over een boek maar over een A4'tje. Tja. Muffins bakken voor de Warmste Week was makkelijker geweest... maar dan had ik natuurlijk de afwas :)  

Kat.
50 4
Tip

1. Het Kleurloze Kasteel (voor, door en met Alice, met inzicht op fruit en legendes is dit dus poging twee)

Inleiding: Tienerzorgen Hoe groot is de kans dat ik zal sterven voor de komende oogst, vroeg Elion zich af terwijl hij geluidloos een loodzware doorweekte bundel stro optilde en tegelijk de dagen telde die hem nog restten voordat hij, met een zeis over de schouder, op een modderig veld werd verwacht. Vier dagen, het was een eenvoudige rekensom. De kans op een ingrijpende gebeurtenis, de eerstkomende vier dagen was klein. Na deze nacht stond er niks meer op zijn planning behalve richting 'boerenbuiten' reizen. Hij zag er tegenop en vervloekte het moment waarop hij had toegestemd met het stomme plan om zijn broer te helpen met het binnenhalen van de laatste oogst. Elion legde inmiddels de tweede losse bundel stro behoedzaam op de eerste. 'Ooemf.' Zijn voet schoof weg op het spekgladde dak en het koude zweet brak hem uit. Hij zette het beeld van zijn nabije toekomst aan de kant, hier en nu vroegen om al zijn aandacht. Na drie bundels was het gat groot genoeg. Hij klopte tevreden op zijn strakke buik: de enige reden waarom hij niet dik wilde worden, was dit. Hoe dikker de dief, hoe groter het gat, hoe meer er gewerkt moest worden, zo had Alex hem van jongs af geleerd. Elion controleerde zijn stapeltje bundels, bij zijn vertrek kon hij de ingang gewoon weer afdekken. 'Netjes.' Hij was tevreden: ondanks het pokkenweer liep alles bijzonder vlot. Hij manoeuvreerde zich zodanig dat hij plat op zijn buik lag om door het vrijgekomen gat naar beneden te kijken. De lucht die opsteeg was wak, met geur van talloze schimmels. Elion trok zijn sjaal voor zijn gezicht. Hij snoerde zijn rugzak stevig aan en liet zich behoedzaam door het vrijgemaakte gat in het dak zakken. Hij bengelde secondelang in de leegte, voordat zijn voeten houvast vonden op een dikke, houten balk. Elion ademde uit. En liet zijn handen voorzichtig los. De balk kreunde ontevreden maar maakte niet onmiddellijk aanstalten doormidden te breken. Hij zette zijn muts af en woelde door zijn natte haar tot het alle kanten opstond. Hij had vrije oren nodig, ook deze wijze les had hij meegekregen op zijn eerste inbraak ooit in het kasteel. Ogen waren hier niks waard. Hij hurkte neer en wachtte geduldig tot het kraken wegtrok: de balk legde zich, met een beetje tegenzin, neer bij Elions gewicht.  Twee minuten waren voorbij, de volgende twee spendeerde hij met rondkijken in de duisternis. Alert voor de kleinste verandering sinds zijn vorige bezoekje hier. Dit was zijn laatste keer in naam van de Liga. Falen was geen optie. Rondom hem voelde alles aan zoals altijd: leeg, doods, stoffig met ergens een kleine stip van Energie, waar hij de de bron niet van wilde kennen. Hij kwam overeind, balanceerde over de balk tot aan een massieve steunpilaar en bevroor: een ijskoude huivering kroop langs zijn rug, alsof iemand in zijn nek had geblazen. 'Getver,' fluisterde hij. 'Niet het moment om jezelf bang te maken. Je verliest tijd, stomkop.' Zeven minuten waren er intussen voorbij. Het was een verhaaltje. Zo'n soort verhaal dat iedereen wist, ondanks het feit dat de getuigen ervan het niet konden navertellen. Elion had nooit gesnapt hoe dat in zijn werk ging maar hij was niet van plan om de betrouwbaarheid ervan te testen. Inbreken in het Kleurloze Kasteel werd aangeraden tussen half drie en drie uur in de nacht, om confrontaties met eventuele spoken, geesten en andere onsympathieke, op bloed beluste aanwezigheden te vermijden. Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten... (Wordt vervolgd)

Kat.
258 3

Publicaties

We schreven twee verhaaltjes bij elkaar als projecten voor De Warmste Week maar niemand krijgt ons nog zo gek om dat nog eens te doen  :).

* Oudpark (Roepnaam Elion I)

* Het Kleurloze Kasteel (Roepnaam Elion II)

* Huidig project 'Nix', inzending wedstrijd ONnee 2025

 

 

@dedonderklif op instagram

Prijzen

* We wachten op een Oscar, na de verfilming van Elion uiteraard.

* 'Nix' won tegen alle verrassingen in de tweede ronde van de wedstrijd dus verdient hier een eervolle vermelding.

 

Varia

Leesplezier en schrijfplezier worden onderschat, soms mag iets gewoon leuk zijn, zonder dat het een maatschappelijk pijnpunt aankaart of een standpunt inneemt over welk heikel onderwerp dan ook.

Soms is een avontuur meer dan genoeg.

Oudpark is een avontuur.

Het Kleurloze kasteel ook.

Just for fun.