Geradbraakt na de zoveelste interim-job op rij, draai ik de voordeur open met mijn huissleutel.
De gang is kil en donker. De nacht lijkt al begonnen.
Van twee uur ‘s middags tot tien uur ‘s avonds dozen vouwen en inpakken.
Ik kan geen karton meer zien.
Zuchtend zet ik me op de onderste trede van de trap en wrijf zonder resultaat de vermoeidheid uit mijn ogen.
‘Uitzendkracht? Tijdelijk kracht. Goedkope kracht! Superkracht!’, zou een betere slogan zijn voor het uitzendbureau.
Mijn smartphone trilt. Opnieuw een job-oproep.
‘Fantastisch! Wij vonden voor u de ideale baan. Perfect voor uw capaciteiten!’
Ik tuur naar het opgelichte scherm en scrol verder: ‘Morgen rij ik dus rond met een lijnbus. Lijn 470’
Ik leun moedeloos naar achter. Mag dit allemaal zomaar? Bestaat er geen Wet van Flexibiliteit en Zekerheid?
Ik soes in slaap en droom van een riant loon op mijn bankrekening.