Alles voor Lena

7 sep 2015 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

(Vervolg op "Lena")

 

Steven had zonet zijn vriendin bedrogen, maar hij kon niet anders. Ze had hem gedwongen – dit geschifte meisje dat plots in zijn appartement verschenen was. Ze had hem proberen te verleiden, maar dat was niet ge­lukt, natuurlijk. Je kan toch niet zomaar in iemands leven ver­schij­nen, hem op­slui­ten in zijn eigen stu­dio, en dan verwachten dat hij met je naar bed gaat?

Maar het moest, zei ze. “Anders kleed ik me aan en ga ik weg, maar wie weet wat er dan gebeurt met die Lena van je...”

Hij had Lena bedrogen, maar het was om haar te beschermen.

Hij had het amper gekund, hij kon zich niet aangetrokken voelen tot deze onbekende indringster die God weet wat met zijn Lena gedaan had, laat staan dat hij opgewonden zou geraken. Maar ze bleef aandringen, bleef Lena bedreigen. Uiteindelijk had hij het gedaan, aarzelend, ge­for­ceerd, haast emotieloos. Op handen en knieën op de matras, zoals hon­den – hij had gezegd dat dat zijn favoriete standje was, maar de waarheid was dat hij haar gezicht niet wou zien. Hij kon het niet zolang hij haar krank­zin­ni­ge ogen voor zich zag.

Het was maar matig goed geweest, vond ze, maar voor een eerste keer viel het nog wel mee.

Hij lag hijgend op zijn rug en staarde naar het plafond. Karen lag naast hem, op haar zij, en streelde zijn borstkas.

Hij liet haar begaan – hij had belangrijker dingen aan zijn hoofd. Zijn kater was helemaal verdwenen en had plaats gemaakt voor een al­les­om­vat­ten­de angst, het gevoel dat hij dringend iets moest doen, hier en nu. Om Lena in veiligheid te brengen, en zichzelf. Maar hij wist niet wat.

Plots werd er op de deur geklopt.

“Sst,” fluisterde Karen. “Doe alsof er niemand is.”

Hij gehoorzaamde.

“Steven? Ik ben het! Ben je thuis?”

Lena!

Het was Lena’s stem! Was ze kunnen ontsnappen, van waar ze dan ook werd vastgehouden? Of werd ze helemaal niet vastgehouden – had Karen het allemaal maar verzonnen om hem in haar macht te hebben?

Had hij zijn vriendin bedrogen met een of andere psychopate omwille van een verzinsel?

Hij verdrong die gedachte naar de achtergrond – het deed er niet toe, niet op dit moment. Karen was ongewapend, haar enige wapen waren haar dreigementen over Lena geweest. Hij was veel groter, ongetwijfeld veel sterker dan zij.

Hij kwam bliksemsnel recht, ging bovenop haar zitten en greep haar bij de keel. Ze gilde en spartelde met armen en benen, ze krabde zijn vel open met haar nagels, maar uiteindelijk kreeg hij haar in een positie waarin ze niet meer kon bewegen.

“Lena!” schreeuwde hij zo luid als hij kon. “Ik kan niet opendoen, Lena, ik word hier gegijzeld! Je moet de politie bellen!”

“Wat!?”

Lena klonk verbijsterd. Karen had waarschijnlijk niets met haar gedaan. Godzijdank.

“Bel de politie, Lena, nu!”

Hij keek om zich heen, zocht iets waarmee hij Karen kon vast­bin­den. Hij mocht haar niet laten ontsnappen, wie weet waar ze nog al­le­maal toe in staat was. Maar hij was uitgeput – hij zou haar niet lang meer in bedwang kunnen houden.

Zijn schoenveters. Het was het enige wat hij zag. Zijn schoenen ston­den een meter of twee van het bed.

Even keek hij haar aan, dacht na. Toen kwam hij in actie. Hij knelde zijn arm stevig om haar nek, drukte haar tegen zich aan en dwong haar om op te staan. Ze sloeg en schopte om zich heen als een bezetene, maar hij slaagde erin haar tot bij zijn schoenen te sleuren.

Pas toen hij haar met handen en voeten stevig aan het bed had vastgebonden, liet hij haar los en ging hijgend op het bed zitten. Een zwakke, pulserende pijn verspreidde zich rond de bloedende wondjes die haar na­gels op zijn armen en borstkas hadden achtergelaten.

Karen keek hem aan met betraande ogen en schudde haar hoofd.

“Het had zo mooi kunnen worden.” zei ze, diep teleurgesteld.



Hoofdinspecteur Jacques De Groot vloog met een luide knal de kamer in – splinters hout en verf vlogen in het rond. Vóór hem lag de houten voordeur verslagen op de grond.

Inspecteur Saskia Verlinden schoot hem pijlsnel voorbij, haar armen gestrekt voor zich uit, haar pistool naar binnen gericht.

“Politie! Handen omhoog!”

Een man van een jaar of vijfentwintig keek hen verdwaasd aan. Hij stond op van het bed en stak zijn handen in de lucht. Hij droeg een groene geruite pyjama met korte broek. Hij zag er ongewassen en on­ge­scho­ren uit en keek alsof hij van een andere planeet kwam.

Terwijl Verlinden hem onder schot hield, scande De Groot de rest van de kamer. Op het bed lag een meisje van ongeveer dezelfde leef­tijd. Ze had lang bruin haar en een bleke huid. Ze was naakt en aan handen en voeten gekneveld en lag ontroostbaar te snikken.

Verder was er niemand.

Zoals het hem destijds was aangeleerd, liep De Groot met zijn rug naar de muur gekeerd op de enige deur af.

De badkamer. Niemand.

“Alles veilig!” riep hij.

Hij nam een paar handboeien van zijn riem en bond de armen van de man op zijn rug. Hij gebaarde met een hoofdknik naar het meisje op het bed.

“Ga haar maar helpen. Ik ken haar van ergens, denk ik.”

Verlinden liep naar haar toe.

“Het is oké,” zei ze. “Wij zijn van de politie.”

Ze sneed de veters door en bevrijdde haar. Het meisje trok de deken over haar naakte lichaam en bleef huilend op het bed zitten.

Verlinden legde haar arm over haar schouders. “Alles komt in orde nu, maak je maar geen zorgen. Hoe heet je?”

“Karen. Karen Dewinter.”

“Zijn dit jouw kleren?”

Ze knikte.

Saskia Verlinden stond op, raapte het hoopje kleren op van de grond en gaf ze aan het meisje.

“Trek die maar aan en wacht dan even hier, wil je. We hebben zo met­een nog een paar vragen voor je.”

Ze knikte opnieuw en droogde haar tranen met een mouw van haar blouse.

De versterking was gearriveerd. De Groot gebood één van de agenten de jongeman mee te nemen voor verhoor. De man spartelde hevig tegen en schreeuwde dat het een vergissing was en dat hij onschuldig was, maar de agent luisterde niet. “Je mag alles rustig gaan uitleggen op het politiebureau,” zei hij kalm.

Verlinden liep op De Groot af en leidde hem mee een paar meter van bij het meisje vandaan.

“Jacques, ze heet Karen Dewinter,” zei ze met gedempte stem. “Is dat niet dat meisje dat al een week vermist is?”

De Groot knikte. “Juist! Ik wist dat ik haar gezicht herkende. Maar op onze foto’s is ze blond, hij moet haar haar geverfd hebben.”

“Kan zijn. Zijn vriendin, of wat ze ook is, heeft net zo’n haar...”

“Het is toch niet te begrijpen wat sommige mensen allemaal doen,” mompelde De Groot.

“Ik ga alvast naar het bureau om die man en zijn vriendin te on­der­vra­gen,” zei hij toen. “Kan jij hier afronden? Kalmeer haar een beetje en doe zo snel mogelijk een spermatest, ze is zo goed als zeker mis­bruikt. En check ook onder haar vingernagels – als ze zich verzet heeft vind je daar waarschijnlijk zijn DNA.”

“Komt in orde, Jacques.”

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

7 sep 2015 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket