Alles wacht. Tobias, languit op de kokosmat bij de voordeur, de stoel met kuiltjes in de zitting waar jouw billen precies in passen, het kopje waar je altijd een restje koffie in achter laat, de gordijnen, onbewogen achter het glas.
Pas als de schemer valt, wint de ratio van de hoop. Ik sta op, sluit de gordijnen en zet het kopje terug in de kast. Ik klik Tobias aan zijn riem. Stram maken we onze ronde. Terwijl hij plast kijkt hij me aan en ik zeg: 'Morgen, misschien.'
Beeld: Grand Foulard