Het was geen pretparkbezoek. De supermarkt, twee dagen voor Kerstmis. Het begon al bij het vinden van een parkeerplaats. Het was zoeken naar een vegetariër in een vleesrestaurant. Ik zag een vrije plaats en stapte uit terwijl de auto nog bolde. Gelukkig was ik niet de chauffeur. Ik spurtte naar een vrijgekomen plaats en ging in het midden staan met mijn armen overeen. Nooit gedacht dat ik zoiets zou doen.
Eindelijk binnen. Daar was het zo mogelijk nog erger. Mensen stopten bij proevertjes en maakten praatjes met elkaar. Gezellig toch? Nee, hoegenaamd niet. Met al die stilstaande winkelkarren moest ik slalommen zoals een volleerd skiër op de grote prijs van Garmisch-Partenkirchen. "Ook aan het winkelen?", hoorde ik iemand zeggen. "Nee, aan het skiën.”
In de groenteafdeling trof ik oorlogstoestanden aan. Er stonden meer karren dan wettelijk toelaatbaar. De brandweer zou het nooit goedkeuren. Een mevrouw sprak haar man aan. "Ludo, hier blijven staan". Hij stond net voor de tomaten. Een wezenlijk onderdeel van de verse tomatensoep die ik meende te bereiden. "Ludo, zou je even aan de kant kunnen, want ik moet tomaten hebben", vroeg ik vriendelijk. Hij bewoog geen millimeter. Hij keek me aan met een blik van “de sergeant heeft gezegd dat ik hier moet staan en ik blijf hier staan”. Ik kon niet wachten, want de man achter mij had al drie keer op mijn enkels gereden. Opzettelijk. Terwijl ik verder sjokte zag ik dat Ludo zijn plaats bij de tomaten verliet en trots naar zijn vrouw keek.
“Moeten we hier eigenlijk zijn, in de groenteafdeling?”, hoorde ik een man tegen zijn vrouw zeggen. “Nee, eigenlijk niet”, antwoordde ze. Ook dat nog. Ramptoeristen. Ik was ondertussen zo opgejaagd en heetgebakerd dat ik tussen de pizza’s in de diepvriezer had willen afkoelen.
Omdat ik niet alles gevonden had en andere zaken vergeten, zoals mijn tomaten, reden we nog naar een andere supermarkt. Daar moest je bij het verlaten van de parking een nummer ingeven zodat de slagboom omhoog ging. Een vrouw stapte uit de auto voor ons en tekende met haar wijsvingers een vierkant in de lucht. “Ze roept er de VAR bij”, zei ik. Zoals in het voetbal. Ze had het papiertje vergeten af te geven aan de kassa. Ik sloeg een zucht, zo luid dat de chauffeur in de vierde auto achter ons ervan schrok.
Ik wil maar zeggen, tijdens de eindejaarsperiode naar de supermarkt gaan is allesbehalve super. Nee Ludo, volgend jaar bestel ik mijn tomaten op het internet.