als zeep
aan het plafond hing een stuk, als zeep geurde het
niet naar bloemen rijk, niet uitnodigend scherp
het er hangen mocht, voor ander doel beschikken
me wassen wilde ik liever met heilzaam materiaal
vreemd als was, verzeepte het beeld mijn netvlies
het uitspoelen kon niet, ik wist, erin lag mijn leed
ik wou me ontrukken, deze keer niet, blijf ik weg
riep ik mezelf toe, het stuk, weer vergoelijkte ik
beeld zou wel vervagen, zolang het verzeepte werd
het kleiner, dat het geurde naar stoepkrijt een reden
op straten vendelde leed beter, in stof kon verdwijnen
nu en dan opwaaien en door monden harten breken
maar niet het mijne, ik geurde liever naar waarheid
nog puurder mijn kracht, en als stof op die ene keer
bij me binnen waaide, wist ik mijn bezem stond klaar
vreemd leek mijn beeld, ik kon borstelen als geeneen