Hoe begin je over zoiets?
Op het moment dat hij één tiende bezorgd, negen tienden achterdochtig vraagt:
"wat scheelt er?"?
En je in zijn ogen leest: “je hebt een ander”.
Op het moment dat hij geïrriteerd wegloopt en tussen zijn tanden moppert:
“ik ben weer tegen de muren bezig, het interesseert jou geen bal wat ik vertel”?
En je voelt dat elk weerwoord alleen maar stemverheffing gaat veroorzaken.
Of op het moment dat zijn ogen vuren spuwen en hij roept
dat hij zich afvraagt wat je daar nog loopt te doen?
Hoe vertel je aan diegene waarmee je 22 jaar samenleeft
dat je er eigenlijk niet bent?
Misschien zelfs nooit geweest.
Dat je ergens rondzweeft tussen werelden?
En dat die afwezigheid de laatste jaren prominent aanwezig is.
Terwijl het voordien soms weken, maanden
of misschien zelfs jaren amper merkbaar was
voor jezelf en de anderen.
Dat die verandering en terugkeer
naar je kindertijd en naar tijdloos
jou evenzeer overvalt als hem?
Maar dat je het daar fijn vindt.
Misschien zelfs fijner dan hier?
Dat je weet dat jouw werelden niet combineerbaar zijn?
Maar dat je jou in die 44 jaar genoeg hebt verzet
genoeg geprobeerd
er ééntje te kiezen,
en je nu moe bent.
Dat het hier soms eenzaam is,
maar daar niet?
Over zoiets begin je niet.
Je wil hem niet buitensluiten
dus doe je alsof
in deze wereld.
Af en toe zet je de deur open
om mee te verdwijnen,
maar hij komt niet.
Hij ziet jou niet
en toont zichzelf niet.
Beide voeten op de grond,
hier en nu
en in een ongezamenlijke toekomst.
En jij zweeft,
nergens en overal
tussen alle tijden heen.