Hij was mijn beste vriend, ik hield van hem. Hoe hij die duivel is geworden, ik zal het nooit begrijpen. Zijn ene verkeerde beslissing heeft ons allemaal gebroken. Ik, Ella zal als zijn beste vriendin die zelfs niet meer tot hem kon doordringen het mezelf nooit vergeven. Door mijn dwaasheid zijn wij allemaal gestorven en kleeft ons bloed aan zijn handen.
We leefden in het land van de elven, Elfendal. Van over heel de wereld kwamen er mensen naar onze scholen. En in dit hooggeschoolde land waren wij nog eens toegelaten in één van de exclusiefste scholen. We gingen schoolmaterialen gaan kopen.
‘Ella,’ riep de schattigaard, 'zijn deze zelf-vliegende pennen niets voor ons?’
‘Die zijn niet toegelaten’, antwoordde ik. 'Je weet dat toch.’
Hij begreep het kennelijk toch niet aan die twee pennen in zijn mand te zien. Koppigheid was bij hem een familiekwaal.
We gingen verder met winkelen, het enige dat we nodig hadden om te starten was een basis schoolpakket. Het bevatte heel wat poedertjes en dierenonderdelen (we zwijgen erover), maar het enige dat we echt nodig hadden, was een magisch oog. Als je zo’n oog voor je houdt, verandert de kleur. Afhankelijk van de kleurencombinatie wordt je lessenrooster bepaald. Daarom dat we voor de eerste dag niet veel nodig hadden.
Na ons winkelbezoek gingen we iets drinken.
‘Dit is het,’ zei Andreas, 'een nieuw begin.’
Dit was de eerste keer dat ik Andreas iets emotioneel hoorde zeggen. Ik was er eerlijk gezegd wat van geschrokken.
‘Het gaat geweldig zijn’, zei ik.
‘Ik hoop het', lachtte hij, 'We gaan elkaar er anders wel doorslepen.’
‘Het zal wel zijn!’, zei ik terwijl ik hem een schouderklopje gaf.
Een paar dagen later was het zover. Ik was vol zenuwen naar Andreas z’n huis gegaan. Hij stond niet zoals afgesproken buiten te wachten, zoals altijd was ie te laat...
Ik belde aan, z’n ma deed open, ze zei: ‘Hij doet weer lastig, je gaat nog een minuutje moeten wachten.’
Geïntimideerd besloot ik dan maar te wachten.
‘Ik ga zo niet naar school', horde ik van het bovenverdiep komen.
‘Ik heb een idee', zei de mama, 'We laten Ella keuren.’
Ze kwamen allebei naar beneden, Andreas had een mega schattig klassiek oufitje aan.
‘Het ziet er echt super lief uit.', zei ik.
‘Ze vinden me weer schattig', flipte Andreas, 'Ik ga zo dus niet gaan!’
Uiteindelijk zei z’n mama dan maar: ‘Het is goed, ga je maar omkleden.’
Hij kwam terug beneden in een casual oufit.
‘Kunnen we dan gaan', zei ik, want we waren al te laat.
We vertrokken nadat Andreas de deur had dichtgeslaan. Ik wou niet tussen de ruzie komen, dus zweeg ik er maar over.
We stonden voor de poort van onze nieuwe school, een magisch moment. Letterlijk magisch, want we werden omhoog gezogen.
‘Hier vliegen we dan, een nieuw begin', zei ik.
‘Je hebt hem door, we gaan inderdaad naar een nieuwe school', spotte hij.
Ik probeerde hem te slaan, maar hij wist snel genoeg buiten mijn bereik te zijn.
Onze eerste schooldag was super verlopen, we hadden al een heleboel vrienden gemaakt. De lessen zelf waren voornamelijk praktisch, helemaal anders dan de jaren ervoor. Wat ik persoonlijk wel leuk vond.
Een paar dagen erna gingen we op klasuitstap. We bezochten een begraafplaats, die van de Verschrikkelijke. Hij eerste ooit over ons rijk, volgens de oude geschriften zou hij duizenden levens hebben opgeofferd om een duistere spreuk te kunnen gebruiken. Hij was verleid door een duistere man, een afgevaardigde van de duivel. In zijn blinde liefde is hij hem in zijn kwade plannen gevolgd. Er is een rebellie ontstaan, zijn eigen leger had zich tegen hem gekeerd. Toen ze zijn kamer binnenkwamen, was hij al dood. Vermoedelijk was hij gedood door de duivel. Ze hebben hem in een stuk steen opgesloten, in de hoop dat zijn duivelse gedachten niet verspreid gingen worden.
We waren op het kerkhof, ik liep naast Andreas toen er plots een jongen naast hem kwam wandelen.
‘Aangenaam,’ zei de hij, 'jij bent toch Alexaner?’
‘Inderdaad', antwoordde Andreas, 'En jij bent toch Basiliaan?’
‘Je hebt m’n naam onthouden', glimlachte hij.
Dat toonde al hoeveel zelfvertrouwen hij had, hij verwachtte dat niemand hem ging herinneren.
We waren toegekomen, onze leerkracht gaf ons wat bijkomende informatie, maar het was niet interessant. Totdat Andreas plots op z’n knieën viel.
‘De haat,’ kreunde hij, ‘het is gewoon te sterk.’
Toen viel hij levensloos neer, Basiliaan en ik vingen hem op. Iedereen kwam rond hem staan, maar niemand kwam dichtbij. Het was natuurlijk een enge situatie op een enge plaats. Het duurde niet snel voor onze leerkracht ook van de partij was. Hij nam hem op en liep weg.
‘Kom allemaal aan de poort staan', zei hij nog voor we hem niet meer konden zien.
Ik liep hem achterna, maar kon hem niet vinden.
Basiliaan was met me meegekomen, hij zei: ‘Ze kunnen toch niet nergens zijn.’
‘Dat weet ik wel', snakte ik z’n neus af.
Na een 20-tal minuten was onze docent terugkomen, hij had een verpleegster met zich meegenomen.
‘Dus jij bent Ella’, zei ze. 'Andreas z’n ouders zouden willen dat jij bij hem bent tot zij er zijn.’
‘Natuurlijk ga ik dat doen!’, antwoordde ik.
‘Mag ik mee?’, vroeg Basiliaan.
Ik twijfelde even, maar zei dan toch: ‘Ja, ga maar mee.’
De verpleegster gaf haar afkeur, ik reageerde erop: ‘Hij heeft hem geholpen, hij hoort erbij te zijn.’
Dit is mijn zonde in dit verhaal...
Andreas lag in de ziekenboeg, we gingen naast z’n bed gaan zitten. Een paar uur later wou ik naar m’n kamer gaan. Zijn ouders konden er pas de volgende dag zijn, ze waren op reis, maar ik was ongelofelijk moe, zo kon ik niet blijven.
‘Ga maar,’ zei Basiliaan. 'Ik blijf wel.’
‘Zeker,’ vroeg ik, 'het is voor ons allebei een vermoeiende dag geweest, zou je niet ook even gaan rusten?’
‘Maak je geen zorgen', zei hij. 'Ik wil hier zijn.’
Normaal zou ik iemand die ik pas ken nooit bij hem hebben actergelaten, maar ik had het gevoel dat ik hem kon vertrouwen. Wat een dwaas was ik toch...
De dag erna kwam ik terug. Ik zag dat Andreas ontwaakt was. Basiliaan lag met z’n hoofd op het bed te slapen.
‘Goedemorgen,’ zei de ontwaakte, 'sorry van het hele gedoe.’
‘Verontschuldig je eens niet', reageerde ik. 'Dat mag hij gaan doen!’
Ik klopte Basiliaan wakker, hij schoot onmiddellijk recht en zei: ‘Het spijt me.’
‘Dat mag ik hopen!’, riep ik.
‘Stop hier eens mee', flipte Andreas. 'Je slaat mensen toch zo niet.’
Andreas had z’n aandacht op Basiliaan gefocust, ik was kennelijk lucht geworden.
Een paar tellen later zei hij: ‘Hij heeft hier heel de nacht gezeten, je hebt het recht niet om zo te doen.’
‘Het recht,’ flipte ik dan zelf, 'enkel omdat ik m’n nek niet kapot heb geholpen.’
Ik ben dan furieus weggelopen, een paar uur later besefte ik dat ik fout zat. Ik ben dan uit goede wil teruggegaan wanneer hij terug naar huis mocht. Ik dacht dat ze wel nog samen gingen zijn, maar ik kon ze maar niet vinden.
‘Die kunnen toch niet verdwenen zijn', ergerde ik me.
Ik ging ergens achter een hoekje kijken en daar zag ik iets wat ik nooit wou zien. De verschrikking in een nieuwe vorm, een liefde ontstaan tussen Andreas en Basiliaan.
‘Het is niet wat je denkt', riep Andreas me na toen ik wegliep.
Ik wist niet wat te doen, volgens de legende is dit de eerste stap naar het duister. Ik ben dan maar naar het bureau van de directeur gelopen.
‘Er is een oplossing', zei hij. 'Een moet sterven, zodat de andere puur kan zijn.’
Op de dag van de executie, Andreas was vastgemaakt aan een stoel. Hij moest dit volgens het ritueel vanaf de eerste zetel zien. Basiliaan stond klaar onder de beul, luttele tellen voor zijn onthoofding.
‘Neem mij', riep Andreas. 'Laat hem gaan, alsjeblieft, neem mij!’
Andreas was van een hogere klasse, natuurlijk gingen ze hem niet laten sterven.
Hij schreeuwde zijn hart uit, maar niemand luisterde.
‘Nog een laatste boodschap', zei de beul.
‘Slechts drie woorden,' zei hij, 'Andreas, ik hou’
Hij werd onderbroken, de beul liet zijn zwaard te vroeg vallen, hij zei: ‘Waardeloos kind, je had er al drie gezegd.'
‘Neen!!!!!’, riep Andreas met een kwaadheid in zijn stem die ik nog nooit gehoord had.
‘Hoe durven jullie’ zei hij, maar zijn moeder onderbrak hem met de woorden: ‘Maak je geen zorgen jongen, je bent terug puur.’
‘Puur,’ explodeerde de haat, 'jullie zullen hier allemaal stuk voor stuk voor boeten, geen één van jullie zal ik laten leven, mannen, vrouwen en kinderen, ieder van jullie zal eindigen!.’
Waarop hij op een duistere, lachende toon zei: ‘Wacht, vooral de kinderen, ik denk dat ik zal beginnen met hun ledematen voor de ogen van de ouders te verwijderen en ze daarna nog in leven zal houden om de ouders de gedachte ‘Mijn kind zal het nu nog veel erger hebben dan mij mee te geven naar hun graf.’
Hij wist dat hij zo z’n eigen doodvonnis getekend had, iedereen wist dat hij toen doordrenkt was van het duistere.
Toen gebeurde het, iedereen kon de stem horen, die van de verschrikkelijke, hij zei: ‘Prachtige jongeman, ik wil je de kracht geven om deze magnifieke wens te vervullen, het enige dat je moet doen is me je leven geven.’
‘M’n leven,’ schreeuwde Andreas, 'm’n vorige levens, mijn toekomst en mijn ziel, neem het allemaal!’
‘Natuurlijk mijn schat,’ lachtte de stem zo luid dat je het door heel het land kon horen, 'laten we beginnen.’
Er regende zwarte magie op Andreas neer, het veranderde hem, hij kreeg de vorm van de duivel. Niemand zou dit overleven, maar van al zijn slachtoffers was ik de eerste die moest vallen.
Hij kwam naar me toe, greep m’n nek vast en zei: ‘Hoe durfde je me zo te verraden.’
‘Ik wou je helpen', Probeerde ik te zeggen, maar hij had m’n nek al gebroken.
Ik weet niet precies wat er daarna gebeurde, maar ik weet heel zeker dat niemand nog zou mogen leven...