Balsemboomstraat 13

1 jul. 2021 · 74 keer gelezen · 3 keer geliket

Het huis merk je al van ver op. De gevel is uitgezakt en bol als een buik die strakgespannen in een T-shirt staat, gezapig terend op een rijk leven. Hier en daar lopen barsten door de vaalgrijze verf die van de muren krult. Ze lijken op aderen van oude mensen, dicht tegen half doorzichtige huid liggend. Aderen van mensen die niks meer te verbergen hebben voor het sputterende leven en de nakende dood.

Sinds de tien maand dat ik hier woon, werd de bewoner van dit huis één van de vaste waarden: een oude man achter het raam waarop kattenhaar en andere substanties samengekoekt zitten. Samen met hem, stonden er afwisselend fiere, opgeblonken obussen en bijna verdorde cactussen voor het raam. Je zou kunnen denken dat de man het opzettelijk zo besliste. De bijna vergane goudkleur sloot perfect aan op de droge beige vlekken van de plant. De opeenvolging van cactussen en obussen werd op één moment verbroken door een beeld van ‘Het Laatste avondmaal’ in zeepsteen. Een sprankel goddelijkheid en gratie tussen de goddeloze oorlogssouvenirs.

Mijn vriend vertelde dat hij er de gewoonte van had gemaakt om zijn hand even op te steken als hij voorbij de man wandelde. Af en toe kreeg hij een opgestoken hand terug, en andere keren bleef de oude man apathisch voor zich uit staren. Hij wacht op de dood, zeiden mijn vriend en ik en dan zwegen we. Zou het kunnen dat hij zat te wachten tot de dood eindelijk dichterbij kwam? Om elke avond zuchtend naar bed te tsjokken omdat de verlossing nog niet kwam en omdat er hem morgen alweer hetzelfde wachten te beurt viel?

Hij had twee katten, een lapjeskat en een jong zwart katje. De lapjeskat lag steevast in een rare houding op het beeld dat aan het zijraam stond. Het zwarte katje vond een plek tussen de obussen en cactussen. Op een dag lagen ze er niet meer. Het huis ontbrak aan katten, en dat was verdacht. Na de verdwenen katten, waren er de gesloten gordijnen. Slechts om de twee dagen gingen ze terug open. Telkens voelde ik een lichte opluchting door me heen. Er is leven. Ik negeerde halsstarrig het feit dat er niemand meer in de kamer zat die naar buiten staarde. Ik keek binnen in een huis dat een zwart gat onderdak gaf. En dan bleef het gordijn wat langer dicht. Tot gisteren. Al voor ik aan het huis kwam zag ik dat het raam anders was, er hing een brief aan.

Hij heette dus Georges, die oude man. Hij zat opnieuw achter zijn vertrouwde raam, maar nu in papieren versie. Ik ging wat dichter kijken, en in de brief ontdekte ik dat hij het geboortejaar deelde met mijn vader, 1944. Altijd hadden mijn vriend en ik gedacht dat het 'oude ventje' toch wel ergens in de tachtig moest zijn, misschien zelfs negentig.

Hoe levens zo anders kunnen zijn. Op de doodsbrief vond ik niet meteen de naam van een vrouw terug. Ik wilde ook niet te lang staren. Zo goed kende ik hem niet, en niemand houdt van voyeurs die pas na de dood tevoorschijn komen om kennis maken. Raar genoeg had ik altijd al de naam Georges op hem geplakt, nog voor ik de doodsbrief zag.

Aan de aanpalende huizen wapperen vlaggen. Geen zwarte vlaggen uit respect en rouw. De nationale driekleuren doen de dood snel vergeten en vertellen dat het leven voortgaat, liefst gehuld in feestgedruis. Driekleuren bedrukt met reclame van biermerken, snoepgoed en de nationale luchtvaartmaatschappij. Een land onderworpen aan platte commercie. Er is geen tijd om stil te staan bij wat vergaat. Ik kijk naar de raamkozijnen die afbrokkelen en waar houtmijten zich verder een weg vreten. Het huis zal verdwijnen, net als de vlaggen. Het is gewoon een kwestie van tijd.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

1 jul. 2021 · 74 keer gelezen · 3 keer geliket