achtergelaten onder een koepel van kristal
dwaal ik in geschonken klederdracht
het rinkelt, dat verboden sleuteltje
die naar de ingewanden van zijn geheimen lijdt
waarom een wachtwoord
die aan mijn gedachten trekt?
het drijft me naar het slot
waar het op de penetratie van het sleuteltje wacht
In de ontmaagde kamer
tril en huil ik
een sombere stilte
terwijl ik de koude brief van mijn Blauwbaard lees
een nalatenschap van woorden
waar geen vertrouwen wiegt