“Wat ski jij goed!” zegt ze terwijl ze bij mij in de lift springt. Het is nochtans niet druk en ze kan de volgende lege cabine nemen. Ze doet dat niet! Mijn tenen jeuken en knellen in de koude plastic botten die gemaakt lijken zodat de wintersportervaring me weken bijblijft.
Blonde lokken ontsnappen uit haar groene POC helm. Ze schuift haar sneeuwbril van haar gelaat naar de bovenkant van haar hardshell stormhoed. Haar blauwe kijkers reflecteren de winterzon en stralen haar warmte terug naar mij. Hoewel het vriest, krijg ik het tropisch warm.
“Dank je voor je compliment,” zeg ik.
Ik bloos. Toch blijf ik haar aanstaren. Haar pupillen spiegelen de Alpen levendiger dan zij echt zijn. Een gebreien sjaal verstopt haar slanke hals en verraadt fijne schouders. Ik moet wat slims toevoegen. Neen. Ik moet dat niet! Morgen neemt de bus me terug naar mijn vrouw en kinderen. Ze vouwt langzaam haar rood gestifte lippen open. Parelwitte tanden tonen zich fier.
‘Wat ben jij lekker?’ kan ik toch niet zeggen? Ik zou haar jonge vader kunnen zijn. Kleine sproetjes dansen op haar wang als bij een vermenigvuldigingsdans op een huwelijk. Een feest met hamburgers, bier en ijsjes. Geen stijf banket. ‘Jij kan ook goed skiën,’ zou gelogen zijn. Ik had haar niet zien skiën.
Ik besluit: “Ik hou van jouw stijl.”
Oef. Dat kwam er vlotter uit dan ik had verwacht. Ik ben tevreden met mezelf en kan een voldane glimlach niet onderdrukken. De spieren in mijn nek ontspannen als vieren ze een overwinning. Zij schaterlacht.
“Jij bent grappig! Ik geef jou een compliment en jij houdt van mijn stijl?” Ze draait haar stokken in het rond alsof er een bij haar belaagt. We glijden over een bergriviertje bevroren tot stuk ijs. Zou het nog stromen? Of is het vloeien tijdelijk gepauzeerd? Sporen van wild zijn zichtbaar. Een beer gromt maar laat zich niet zien. Het is geen beer maar mijn maag die roept dat ze honger heeft.
“Ik vind je lekker... “
Ik staar dwaas naar haar. Droom ik nu? Begeert zij me ook? Zij vormde toch deze woorden? Vindt dit seksueel ontwakende wezentje mij aantrekkelijk? Mijn brein ziet ons al samen dingen doen die het niet mag verzinnen.
“... lekker skiën hé!” Ze knipoogt en schuift wat dichterbij. Weer giert haar lach jeugdig opgewekt in de kleine cabine. Ze trekt haar handschoenen uit en legt haar vingers op de mijne. Een rilling glijdt over mijn rug. Mijn maagbeer blijft stil.
“Ik ben in voor een avontuur.” Ik hoor het mezelf zeggen, maar het voelt alsof zij het uitvond.
Haar lippen zijn om op te eten. Om van te smikkelen en te peuzelen zoals een kippenpootje waarvan het laatste vlees op is maar je toch probeert meer te krijgen. Ze wiebelt met haar Rossignol botten onwennig als een debutant aan een piano. Klaar om het geoefende stuk te spelen, maar toch weifelend om de eerste toets in te drukken. Ijsbrokjes glijden van haar broek op de metalen vloer van de lift. De sneeuw heeft vannacht meters wit geschapen. Weilanden verbergen zich onder dikke lagen zacht donsdeken. Het berglandschap vond zich heruit. Ik kan dat ook.
“Jij ruikt naar alpenweelde!” Het zijn mijn woorden die uit mijn mond komen waar ik me over verbaas. Ik heb geen idee hoe alpenweelde ruikt. Ik veronderstel aanminnig en verlokkend. Vertrouwen veinzend draai ik mijn hoofd dichter naar haar. Het eindstation komt in zicht.
Stoer steekt ze haar hand in mijn skibroek en zoent me. Haar lippen brandmerken de mijne. Mijn bretellen sputteren tegen maar blijken geen bescherming. Mijn tong verstijft wanneer ze ruw een haartje van mijn bil ontvreemdt. Ik voel me als een tijger die door een brandende hoepel springt met als beloning een mals stuk vlees. Ze bijt op mijn lip, in het kuiltje van mijn kin en hard in mijn hals.
De laatste examenuitslagen van mijn oudste dochter schieten door mijn hoofd. Zij zal haar eerste bachelor moeten overdoen. Mijn vrouw had gehuild. Ik was kwaad om dat verloren jaar maar nu voel ik genegenheid en vergeving. Ik wil dit overdoen. Dit mag, neen, moet levenslang duren. De ramen van de cabine zijn bedampt en echoën gehijg en gelukskreetjes. Ik sluit mijn ogen en glijd weg in een nieuwe dimensie.
Een snerpend geluid schuift de liftdeuren open. Met dezelfde sierlijkheid hoe ze in de lift wipte, joept ze er uit. Ze neemt haar ski’s, pleurt ze in de sneeuw, springt in haar bindingen en lanceert zich met haar stokken. Zonder om te kijken, skiet ze gracieus van de flank. Ik zit gebonden in mijn stoel. Zwitsers gevloek zet de werking van de lift bruusk stop. Slungelig hangt mijn broek vast aan de sluitingen van mijn botten. Mijn stok is geplooid door het mechanisme. Twee dikke mecaniciens in skibotten bevrijden me uit mijn geknelde positie. In mijn ooghoek zoeft ze met een sprongetje naar een volgende lift.
Met mijn reiskoffers in mijn hand en mijn boots om mijn schouders staar ik naar de bergen. De buschauffeur roept dat de bus vertrekt.