Ik ben een boemeltrein tussen Hasselt en Leuven: een dozijn ton zielloos staal.
Na kilometers schommelen en bommelen herschikken alle pro- en elektronen m’n motortje tot een trance-formator en dender ik direct van Pyongyang naar Buenos Aires.
In de wagons willen mijn passagiers elkaar aanspreken. Ze durven nu wel, maar ze kunnen niet: het zijn erwten. Erwten met smartphones, met boeken, met plooifietsen. Erwten met koptelefoons, met rugzakken, met maquettes. Erwten met hondjes. Erwten met niets.
Door hun hoofden spelen twee vragen. 1: wanneer komen we aan, in Buenos Aires? 2: Hoelang kan een erwt zonder ademen?
Een boemeltrein tussen Hasselt en Leuven:
Doedoe, doedoe, doedoe, doedoe.