Het kostte me alle moeite om doorheen het lawaai het gesprek te volgen. Ze sprak luider dan normaal maar haar woorden ebden als losse flodders weg in de muziek. Ik zag dat ze haar best deed, ze articuleerde alsof het spieroefeningen voor de mond waren en ze zich klaarmaakte om een opera te zingen. Niets drong tot me door behalve het lalalala-deuntje van Kylie Minogue en een krijsend figuur dat met allures van een eurocent meezong. Met haar vork prutste ze op haar bord in een hoopje rijst dat tussen de kleurrijke wokgroenten en enkele feloranje scampi’s gekneld lag. Haar bord was een slordig kunstwerk geworden en ik vroeg me af of de paarse bloem die je altijd bij je maaltijd krijgt eetbaar was. Zoiets durf je niet te vragen. De bewegingen van haar hoofd en het rollen van haar ogen benadrukten wat ze wou zeggen, hoewel ik niets had begrepen. ‘Snap je,’ was het enige wat ik hoorde, waarop ik instemmend knikte. Ze gooide haar vork op het bord, veegde in één beweging het vet van haar volle lippen, nam een slok water en legde voldaan de handen rond haar buik.
Ik probeerde me dieper te concentreren, ik probeerde de taal die ze sprak op haar lippen te lezen, haar woorden in betekenissen te ontleden en mijn blik te focussen op haar mond maar ik kon het niet helpen. Ik wist niet wat ze zonet allemaal met zoveel overgave en energie verteld had. Misschien werd ik doof, misschien vielen de connecties in mijn hersenen één voor één uit. Misschien was ik al die tijd onbewust afgeleid door mijn eigen gedachten. Dat gebeurt vaak wanneer mensen het te lang trekken, wanneer de monoloog vervelend wordt, wanneer ze eindeloos over zichzelf blijven doorpraten, zichzelf bewieroken of, kan het nog erger, wanneer ze zich als slachtoffer van al het kwaad in de wereld plaatsen. Dan denk ik aan mijn volgende hoofdstukken, mijn personages, mijn invalshoeken en mijn spanningsboog, waar ik nog kan schrappen, wat ik nog kan herschrijven en welke dynamiek ik aan mijn verhaal kan geven.
Mijn mentale afwezigheid van vanavond lag ook aan de irritante ‘boenke boenke’-muziek die eerder op de voorgrond dan op de achtergrond speelde. Wat is het plezier om aan een tafel te zitten, een conversatie proberen te volgen die uiteindelijk uitdraait op een onverstaanbare dialoog en waar je voortdurend een instemmend ja dan neen knikte in de hoop dat al dat geknik in het vertelde verhaal klopte. Het restaurant zat vol, stampvol, wat het converseren evenmin bevorderde. Ik die graag luisterde naar wat gezegd werd aan andere tafels. Vanavond niet dus. Ik probeerde haar golflengte te bereiken met een ‘Smaakt, het?’ maar haar woordenwaterval viel niet stil.
‘Neen maar, snap je?’ ging ze verder en greep opnieuw naar haar vork. Ik knikte ja en gaf mijn bescheiden hoofdbeweging ondersteuning met een diepe ‘hmm hmm’. Boenke-boenke-boenke.