Broodje duif

26 dec 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De queeste om het dagelijkse brood te versieren neemt een kwalijke bocht. Met een stadsduif in een dramatische bijrol.

Nee ! Bij die mensen zet ik nooit een voet meer binnen.
Onderweg naar mijn favoriete bakker was ik aan de Vlaamse Kaai toch, tegen beter weten in, binnengestapt in zo’n nieuwe trendy bakker. Het was wel een stuk dichter bij mijn appartement dan de andere, dus zou ik minder lang onderweg zijn.

“Le Pain Quotidien” stond er in sierlijke letters op de raam en op de luifel boven diezelfde raam. “Broodjes en delicatessen” stond er op de raam nog bijgeschreven. Er hing ook nog een bordje bij met de gebruikelijke onzin van openingsuren en andere overbodige informatie.

De koeltoog was volgestouwd met exotische en minder exotische salades, netjes in witte bakjes met een lepel erin. Ook een hoop belegbenodigdheden ; gesnipperde uien, augurkjes, mayo, salade, tomaten in schijfjes, kappertjes, boter , mosterd ...

Na een kleine 10 minuten was het aan mijn beurt.

“Een grof gesneden a.u.b.”, vroeg ik vriendelijk
“Dat zal niet gaan mijnheer, wij hebben geen gewoon brood hier, alleen broodjes om te beleggen.”, antwoordde ze vriendelijk terug

“misschien een gewoon wit gesneden”. Probeerde ik nog.

“Ik kan wel een Baguette of zelfs een Chiabatta voor je regelen, maar gewoon brood nee, we zijn een broodjeszaak, niet echt een bakker”. Was de nu toch ietwat geprikkelde respons.

In sommige situaties moet je gewoon beseffen dat het beste is om het zo te laten en geen hopeloze strijd, een strijd die je nooit kan winnen aan te gaan.

Vriendelijk zei ik : “nog een goede dag verder, ik zal mijn klandizie ergens anders verder moeten zetten”
“Dank u wel mijnheer, goede morgen nog” was de automatische respons.

 

Het hele voorval had me een beetje kregelig gemaakt. Toen ik in de Kloosterstraat het plein overstak met het Peter de Grote standbeeld stampte ik naar een tamelijk domme duif die was komen aanvliegen in de veronderstelling dat ik iets eetbaar had meegebracht.
Groot was mijn verbazing toen het dier in tegenstelling tot zijn soortgenoten niet onmiddellijk wegfladderde. Ik stampte met links en dat is mijn beste voet, volgens mijn vroegere voetbaltrainer, alhoewel ik met mijn rechtse hand schrijf. Typen doe ik met twee handen.
Dit schot was een voltreffer ; de duif spatte uiteen op mijn Dr.Martins, zonder zelfs een kik te geven.

Met mijn bottin vol duivenvlees ging ik op een bankje zitten zodat ik het kon afvegen aan een stuk krant dat achteloos in de openbare vuilniscontainer was gegooid.
Het is niet mijn gewoonte mijn schoenen veel te poetsen maar zo kon ik toch moeilijk de bakker binnenstappen. Terwijl ik hiermee bezig was kwam een oudere dame op me afgelopen, net het type dat dagelijks duiven komt voederen en ze allemaal koosnaampjes geeft.

“Ik heb het gezien, rotzak, jij hebt Rafaël doodgetrapt, ik haal de politie erbij moordenaar !!!”

“Mevrouw, het was een ongelukje, die duif zat daar en ik kreeg plots een kramp en ...”

“Een ongelukje, tierde het mens, hoe kan je nu per ongeluk op een duif stampen, je hebt Rafael kapotgemaakt”

Mijn kwade bui was ondertussen al volledig uitgeregend en ergens had ik al een spijtig gevoel. Ik hield van dieren en zou zelfs niet de kleinste vlieg kwaad doen, muggen zijn wel een uitzondering.

Ons geanimeerd gesprek had ondertussen de aandacht van passanten getrokken die in een vage cirkelvorm rond ons waren komen staan. Ik ging verder met het reinigen van mijn linkerschoen en zij ging verder met tieren. Uit de menigte steeg af en toe een goedkeurend gemompel op. Een plaatselijk randverschijnsel moeide zich in de discussie.

“Is het waar wat ze zegt, heb jij die mevrouw haar duif doodgestampt?”
Nu was het al mevrouw haar duif en ik die dacht dat duiven vrije dieren waren. Niet dat het haar eigendom was.

“Ik heb het al gezegd, het was een ongelukje”

“Tegen duiven kan je het wel halen, vervolgde het randverschijnsel, maar kan je het tegen mij ook halen”

Hij sprong in de cliché-boksershouding, voeten lichtjes uiteen en over en weer wiebelend. Ik had totaal geen zin in een vechtpartij zo tamelijk vroeg in de ochtend en zeker niet om een stadsduif. Bovendien was de ander duidelijk struiser en groter dan ik (dat was al de tweede vandaag).

De mensen hadden de kring iets groter gemaakt om ons, vechters ruimte te geven, maar ik zat nog steeds op de bank en mijn linkerschoen was properder dan ooit. Ik wierp het krantenpapier terug in de vuilbak en maakte aanstalten om weg te gaan.

“Wel kom op, duivenkiller.” riep de bokser. Nog altijd met gebogen armen, gebalde vuisten en wiebelend op zijn benen.

“Ik heb echt geen zin om over een domme duif te vechten, als je zo nodig wilt vechten zoek dan maar iemand anders.”

De oude dame was nergens meer te bespeuren, ze was opgeslokt door de menigte die nog steeds aangroeide en aanmoedigingskreten riep. Een plaatselijk ijsventer had zijn kraam al opgesteld en de caféhouders rond het pleintje zetten hun terrasstoelen en tafels buiten. Een cameraploeg van ATV was ook al beginnen filmen.
Ambiance op het pleintje, het was al een tijdje geleden dat ze dat nog eens mochten meemaken. Politie viel er gelukkig, zoals gewoonlijk, nog niet te bespeuren, niet dat ik angst had van de politie maar als zij zich ermee bemoeiden zou ik mee moeten komen om een verklaring af te leggen en de politieadministratie kennende zou dat wel eens een hele tijd kunnen duren. Ik moest nog altijd de eerste politieagent tegenkomen die met meer dan één vinger tegelijk kon typen.

Ondertussen was de ander nog steeds bezig zich op te peppen voor het gevecht.

“Ik ga niet met je vechten, dat ligt niet in mijn aard maar misschien is er hier wel iemand anders die met jou wil vechten als je zo nodig moet”

Ik richtte me tot het aandachtige publiek.

“Is er iemand hier die met deze mijnheer wil vechten?”
Een man maakte zich los uit de menigte en kwam op me af.

“Wel, als je er niets op tegen hebt, het is al een tijdje geleden dat ik nog eens goed gevochten heb”, zei hij schuchter.

“Geen probleem ik heb andere dingen te doen.”

Ik liet de twee boksers en de geïmproviseerde mensenkring voor wat ze waren en vervolgde mijn weg naar de bakker. Het zonnetje scheen nog steeds even welgemutst.

Bij de bakker kocht ik een grof gesneden. Hopend dat ze niet aan mijn gelaatsuitdrukking konden zien dat ik net daarvoor een duif naar de duivenhemel (die zal voor hen niet veel verschillen van de gewone aardse hemel) had gestuurd. Maar nee, geen probleem.

Ik ging terug naar mijn appartement langs een andere weg, via de Nationale straat die uitkomt in de Volkstraat, de uitslag van de bokswedstrijd interesseerde me maar matig.

Toen ik aan het meisje dat samen met mij de ontbijttafel deelde vertelde wat me onderweg overkomen was en waarom ik zo lang weg gebleven was, geloofde ze me niet.

Ik zei haar dat ik enorm veel van haar hield, dat geloofde ze wel.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 dec 2021 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket