We drinken Dom Pérignon bij de nagelnieuwe drukpers van uitgeverij De Bezige Bij terwijl een exemplaar van mijn boek ervan rolt. ‘Tony Coppo grijpt je bij de tiet’ in grote sierlijke letters op de flap. De assistente van de uitgever drukt haar boezem in mijn nek en zoent me op de mond. “Ik vind je ge-wel-dig, Tony,” fluistert ze terwijl ze zich uitrekt naar mijn oor. Heeft ze mijn boek gelezen? Mijn boek is niet vriendelijk over secretaresses in korte rokjes. Mijn werk gaat hard in tegen hoe zij zijn.
“Jij wordt ons goudhaantje!” De uitgever streelt zijn baard en knipoogt naar mijn vrouw. Zij lijkt zich er niks van aan te trekken en neemt nog een oester uit de schaal met ijs. Ik schud mijn hoofd want ik zie de oesters haar maag aanvallen, en haar zoals vorig jaar in Zeeland drie dagen over de pot hangen. Ik bestudeer de omslag en schrik: Er staat een dt-fout in de slagzin: ‘Genommineert voor De Gouden Boekenuil.’ Ik panikeer.
Ben ik de enige die dit opmerkte? Dit kan toch niet? Ostentatief slinger ik het boek in de hoek van de kamer en roep dat het shit is. Mijn vrouw verslikt zich in haar vijfde oester, mijn uitgever in zijn derde glas champagne en de assistente in haar rode lipstick. Ze kijken me verschrikt aan. Ik hef wild mijn armen.
“Wat zijn jullie een stelletje losers!” Het zijn prutsers. De uitgever zijn toupet hangt scheef op zijn hoofd. Hij zweet, stinkt als een vliegenzwam, krabt aan het schaamhaar op zijn kin en kijkt paniekerig naar zijn secretaresse die radeloos aan haar goedkope jurk frunnikt. Mijn vrouw vlucht naar het toilet.
“Jullie kunnen niets goed. Tienduizend boeken zitten in dozen en zijn allemaal verkloot!” Ik snuif. Mijn keel voelt droog en ik slurp het glas champagne in één teug binnen om het lege kristallen glas daarna op de vloer te keilen. Het springt in duizend stukjes.
“Jullie zijn sukkels. Jullie zuigen!” Uitgeverij Lannoo verliet ik om een gelijkaardig voorval. Pascale Naessens beschimpte me. “Waarom kies je voor die oudbakken club? Het gaat je geen goed doen,” voorspelde zij, “Zij kunnen niets!”.
Toch geloofde ik in de visie van de onderneming. Ze leken ambitieus en betaalden bakken om mijn controversieel werk te mogen uitgeven, verdelen en promoten. En ook de secretaresse overtuigde met bijzondere argumenten. Mijn boek gaat over verkrachting. Verkrachting van een domme man, van de foute taal, van een zieke wens en van grote ambities. De universele tegenstelling tussen man en vrouw eindelijk verklaard. Heel gelaagd en minutieus geschreven. Ik schreef er vijf jaar aan, het was mijn levenswerk, mijn opus magnum. De nobelprijs Literatuur was binnen. Die voor de vrede ook.
En nu verkrachtten zij mij. Ik neem een ander exemplaar van de stapel en lees opnieuw:
“Genomineerd voor de Gouden Boekenuil.”
Het staat er correct. Ik drink te veel. Al vijf dagen op een rij niet meer nuchter geweest. Excuses zouden aan de orde zijn, maar daar doe ik niet aan mee, ik heb mijn imago te bewaken.
“Bij deze, gaf ik jullie inspiratie voor de persvoorstelling! Geen dank.”
Mijn vrouw keert terug van het toilet. Ze kijkt pijnlijk, duwt op haar buik en hoest als een zeehond die door een kind neergeknuppeld wordt.
“‘t Fokschaap,” zeg ik tegen de secretaresse, “Dat trucje moet je onthouden.”
(Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten.)