"Later wil ik een beer worden", zei een kleine eekhoorn op een dag tegen zijn moeder. Ze keek verschrikt op: "Geen sprake van! Generaties lang zijn wij al eekhoorns. Jij zult dezelfde weg bewandelen als je voorvaderen."
De eekhoorn draaide zich om en pikte een traantje weg. Sinds hij in het bos die beer ontmoette, had hij van niets anders meer durven dromen. Hij weigerde om zijn droom zomaar op te geven. "Dan maar zonder steun van mijn ouders", dacht hij, "Als ik het hard genoeg wil dan kom ik er wel!"
Toen de tijd rijp was, zocht de eekhoorn een berenkolonie op. Aanvankelijk was het met bibberende handjes en schuifelende voetjes, maar hij deed zijn uiterste best om erbij te horen.
De beren zagen dat en namen hem op alsof hij altijd al een van hen was geweest. Ze hadden het niet anders gewild, want de liefde en toewijding van die kleine eekhoorn hadden ze geen seconde willen missen.
Hij begon zonder morren aan de vele opdrachten die je moet vervullen om een beer te kunnen worden. Zijn moed, toewijding en doorzettingsvermogen riepen verwondering op in berenmiddens.
Zijn proeftijd rondde hij succesvol af en al snel mocht onze kleine vriend mee op jacht. Al doende leert men. Die eerste vissen waren een zware bevalling. De eekhoorn klampte zich vast aan hun vinnen en werd door het water geschud en geslingerd. "Amai... dit zijn precies wilde stieren", dacht hij bij zichzelf.
De beren die hem aan de kant van de oever nauwgezet in het oog hielden, kwamen niet meer bij van het lachen. Maar ze zagen dat die kleine eekhoorn het niet ging opgeven. Daarom leerden ze hem de kneepjes van het vak en stilaan spieste hij steeds meer vissen aan zijn tak.
Hij leerde nauwgezet zijn klauwen veilen, draaien met zijn staartje, wiegen met zijn heupen en schudden met zijn kop zoals die kolossen verderop.
Bruine beren, grijze beren, ijsberen en hun familie uit alle hoeken van de wereld, kwamen samen om het te vieren toen hij glansrijk slaagde. Je zal het wellicht niet geloven, maar toch was deze eekhoorn stilaan in een echte beer veranderd. "Een beer van een eekhoorn", giechelden zijn broeders.
Hij was vervuld van trots toen hij na al die tijd terug voor zijn geboortehuisje stond. Moeder eekhoorn viel achterover toen ze hem zag. Ze trok grote ogen. "Jij? Een beer? Ik had het nooit gedacht", zei ze met haar mond wagenwijd open.
Hoewel ze het stiekem moeilijk had met het feit dat hij geen eekhoorn meer wilde zijn, was ze toch trots op haar kleine kereltje. "Als beer kan je vast en zeker de wereld aan!", zei ze.
Intussen lijkt het wel alsof ze die woorden al lang vergeten is. Het is nochtans niet meer dan enkele maanden geleden.
De beer voelt zich kleiner dan ooit. Helemaal alleen zit hij omhoog te kijken vanuit een diep gat. Maandenlang heeft hij gezocht naar een leuke taak om te vervullen. Een doel. Maar in plaats van zich te amuseren, sukkelde hij tijdens een van zijn omzwervingen in dit gat. Hij kan geen kant op. Met zijn scherpe berenklauwen zoekt hij naar een houwvast, maar de losse kiezels doen hem terug naar beneden glijden.
Het landschap buiten wordt elke dag nog mooier. Vrolijke lentekleuren wekken de wereld uit zijn winterslaap. De beer kijkt omhoog en ziet het tafereel deels voor zich afspelen. Deelnemen kan hij niet. Treurig zit hij in de put die hij zelf niet meer kan uitgraven.
Flashbacks uit zijn kindertijd spelen zich voor zijn ogen af. Toen was hij nog een eekhoorn, een wezen in wording. Hij heeft heimwee, maar beseft dat heimwee niet meer dan een vals gevoel is dat hem alleen maar deprimeert. Toch voelt hij heimwee.
De andere eekhoorns spelen vrolijk zonder hem verder. Hij is hen letterlijk ontgroeid. Niet dat hij ze mist, die andere eekhoorns. Ze waren tof om mee te spelen, maar daar bleef het dan bij. Het was een onschuldig leven in een prachtig bos vol jonge twijgjes. Hier en daar sneuvelden er een paar, dat komt er altijd bij kijken.
Het zijn de beren. Hartverscheurende taferelen maakte hij mee toen hij daar vertrok. Hij is er nog steeds niet helemaal over. Hij is ze nog niet ontwend. Dat maakt het net pijnlijker. "Zouden de beren er ook zo over denken", vraagt hij zich soms af. "Zouden zij mij zo sterk missen als ik hen?"
Als hij in een plas water kijkt, ziet hij het evenbeeld van zijn vrienden en lijkt alles even oké. Maar een antwoord krijgt hij niet.