Deze ochtend zei manlief zo tussen neus en lippen:” Lap, ’t is weeral december, en de feestdagen staan weeral voor de deur.” Ik denderde de trap af en trok de voordeur open juist op het moment dat een witgehandschoende hand, met rode robijnring, de vinger op de bel wou zetten. Daar stond hij dan, Sinterklaas met naast hem een op en neer wippende Zwarte Piet. Het leek of hij heel dringend moest plassen. De Sint wees met opgetrokken wenkbrauwen naar zijn witte schimmel, die hij aan onze brievenbus vastgemaakt had. “Of ze misschien gewoon langs de voordeur tot aan de schouw mochten gaan?” Toen ik hem naar het waarom vroeg, antwoordde hij dat het voor hen al lang geen pretje meer was om via de daken naar al die brave kindertjes te gaan. Ten eerste waren al die daken in Vlaanderen in een avonturenparcours veranderd. Overal lagen er bergen isolatiemateriaal op Poolse dakwerkers te wachten of waren de daken met zonnepanelen versierd. Geen enkel paard dat nog zonder ongelukjes tot aan de schouw zou kunnen trappen. En dan hij, die goede brave Sint, die massa’s geld uitgaf om het kleine grut te belonen, met een zware verzekeringsclaim terug naar Spanje zeker! Ook had hij al een tijdje in het oog dat men op dit adres vlijtig een houtvoorraad door de schouw aan het jagen was. “Wat was daar de bedoeling van?” “Wel Sint, sorry hoor, maar wij hadden nog zo’n stapel openhaardhout in ons keldertje liggen en die willen we eventjes snel opbranden alvorens die tjevenminister een nieuw openhaard- en houtkachelbelasting uitvindt. Vroeger keken we dromerig in de houtvlammen en lagen we er romantisch op een lamsvelletje voor, maar we zijn al een beetje veel op de seniorenleeftijd en moesten we dit nu nog doen, dan kwamen we niet meer recht!” “Oké, oké, zei de Sint, maar is Zwarte Piet bij jullie nog steeds welkom, want verdorie ’t is me wat met al die herrie! Piet is mijn beste vriend en zelfs dat gunnen die herriemakers de kindjes niet meer. Kom uit de weg. Piet heb je de cadeautjes bij, want straks komen hier twee kleinkindjes die wel wat lekkers verwachten. Terwijl Sinterklaas en Zwarte Piet de trap ophollen, proberen twee feestdagen tegelijk door de deur te drammen. “Helaba, jullie twee, wat is hier de bedoeling van? Awel ik ben jouw verjaardag en die opdonder die zo tegen mij aanschurkt is Valentina’s verjaardagsfeest”. Het was die ongeduldige oplawaai bijna gelukt om dezelfde dag ter wereld te komen. Ik heb er alles aan gedaan om, terwijl je schoondochtertje lag te persen, de boel tot na middernacht terug naar boven te duwen, zodat jullie twee verjaardagspartijtjes zouden hebben, maar ja, duidelijk mislukt, want nu vieren ze alsnog samen…grrr! Ze proberen mij voor de deur weg te drukken. “Is het nu gedaan, roep ik, jullie moeten nog zo’n twee weekjes wachten en dan maar eerst kan ik jullie doorlaten”. Pruttelend doen ze een stapje opzij. Daar staat in vol ornaat de dikbuikige Kerstman. “Ho, ho, ho, ik dacht ik vertrek een beetje vroeger, want het is tegenwoordig geen kattenpis met die files om met een slee rendieren tot hier te komen”! Maar Kerstman, vliegen jullie niet gewoon door de lucht?” Ho, ho,ho, ik vertrok nog maar met een grote boog over de aarde, of twee Russische straaljager, vlogen ons bijna omver en deden teken, dat wij niet door hun luchtruim mochten vliegen. Daarna werden wij boven Oekraïne bijna uit de hemel geschoten omdat ze daar dachten dat wij Poetinbommen waren. Toen kwamen wij aan Europa aan en daar hebben ze de buitengrenzen ondertussen zo hoog met glazen wanden opgetrokken om alles en iedereen buiten te houden. Petatboem, mijn liefste rendier, Rudolf met zijn smikkel tegen de omheining. Zijn neus knalrood van de botsing. We besloten dan maar om gewoon over de baan verder te rijden, maar als het geen trein vrachtwagens zijn, dan zijn het wel een roedel gele hesjesanarchisten of een bende stakende arbeiders die de boel vertroebelen. Dus ja, ik sta wat vroeger in je voortuin en zie gelijk dat die andere heilige wel naar binnen mag en ik niet”. “Maar Kerstman, onze kerstboom staat nog niet, waar ga je dan al die pakjes leggen?” Oké, ik zal ondertussen wat kerstmarkten afschuimen, tot je die boom opgetuigd hebt. Maar jullie zijn toch niet van dat soort, dat eerst nog naar die middernachtmis gaat om zo’n halfnaakte stenen babypop te bejubelen, die volgens velen op die dag geboren zou zijn hé! Sprookjes daar doen wij niet aan mee hoor! De Kerstman sleet de straat uit, maar daar staat een reuzengroot 2019, met flessen champagne en vuurwerk te drammen. Miljaar, bijna weer een jaar erbij. “Nu moet je eens goed horen, Nieuwjaar, roep ik, alles op zijn tijd. Bol het maar af en kom binnen vier weken nog eens terug en ik zwier de voordeur met een smak dicht. Sinterklaas en Zwarte Piet staan geschrokken achter mij in de gang. “Mogen wij er misschien nog eventjes door, want wat verder in de straat wonen ook nog brave kindjes hoor”.
Sim, 2 december 2019
In afwachting van twee glunderende gezichtjes van onze twee kleinkinderen.