De Grijze Zot (kortverhaal)

5 jan 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

_ Jezus

 

De vaalgrijze aluminium rolluik kraste, piepte en kraakte open. De kruipolie moet al sinds de barre winter op zijn. Zoals elke morgen staat hij er weer. Hij, een man met een grijze baard en grijs lang haar. Een gevallen Jezus op pensioen. Net zoals zijn idool is hij zwakzinnig en wandelt hij op sandalen. Mét witte sokken maar zonder de 12 vrienden. (Om 4 uur aan de kerk, pak al uw vrienden mee,… ik kom ook alleen.) Ik zou er niet mee mogen lachen, maar hij is zo’n figuur waar jij jezelf van afvraagt van waar ze komen. Hij staat elke morgen, met z’n plastic zakje van de “jébé” in de hand, te wachten op de grote opening van de parfumwinkel. “What’s in the bag, I don’t know”, maar het is al 5 maanden hetzelfde zakje. Waarom hij daar is? Wel, voor de Bimbo.

 

_ De Bimbo van de Bondgenotenlaan.

 

Tiziana. Tiziana van de Paris XL. Welriekend. Lange gelakte paarse nagels. Korte volslanke benen met bovenop twee ronde billen verpakt onder de beschermende atmosfeer van een veel te strakke legging. Elke morgen opent ze plichtsgetrouw de winkel. Eerst alle lichten aan, dan de achtergrondmuziek en tot slot de ouverture. Mét publiek. Elke dag opnieuw. Ze drukt op de knop links van de rolluik die krassend en piepend omhoog draait. Eerst ziet ze zijn sandalen en witte sokken. Vervolgens tonen de versleten joggingbroek en het plastic zakje zich. Afsluiten doen we met het sjofele houthakkershemd, de lange grijze baard en de starende lege ogen. De ogen die naar haar en naar nergens kijken. Ze lijken niet te leven, maar toch op zoek te zijn naar haar.

 

Ze doet de verschillende sloten van de glazen deur los en trekt de deur open. Ze kijkt naar hem. Hij kijkt naar haar en blijft staan waar hij stond, wachtend op zijn kusje. Dan stapt ze naar buiten, gaat op haar tippen staan en kust hem op een stukje wang zonder baard. Soms speelt er een vage geheim-zinnige glimlach om zijn lippen. Andere keren geeft hij geen kick. Na het heilige moment gaat ze terug naar binnen, neemt ze plaats achter de toonbank en zet ze de airco op. Als een oud en vergeeld blad in de wind wordt hij verder geblazen door de lucht uit de airco en verdwijnt hij schuifelend en strompelend uit haar zicht.

 

_ Ik_ #1

 

Dit is het schouwspel dat ik elke morgen rond 8.55u opgevoerd zie. Gratis en voor niets. Twee topacteurs in de film van hun leven, hun carrière. Ze weten het zelf niet en zullen het waarschijnlijk nooit beseffen, maar elke morgen kijk ik aandachtig naar hen. Vanachter mijn krant begluur ik hen en hoop ik op een onverwachte wending. Als het regent, zal ze bijvoorbeeld een oude paraplu nemen en hem zijn kusje geven zoals de meisjes dat doen in de films uit de jaren vijftig. Haar linkerhand op zijn rechterschouder, staande op de tip van haar rechtervoet, het linkerbeen geplooid in een hoek van negentig graden. Even, voor heel even, is de Bimbo dan een gracieuze verschijning. Even straalt ze pure elegantie uit, maar de regen spoelt dat onmiddellijk weer van haar af.

 

Daar kan ik dus nog van genieten. Van die kleine menselijke momenten. Momenten die we vergeten, maar het eigenlijk niet waard zijn om vergeten te worden. Momenten die we soms delen, maar al te vaak voorbijgaan vooraleer we beseffen dat we ze beleven. Wie is er nu niet gelukkig, wanneer hij de eerste zonnestralen van de lente op zijn huid voelt, de droge geur van de zomer ruikt of op een zondagmorgen de eerste sneeuw van de winter ziet neerdwarrelen? Dat geluk bepalen we niet zelf, maar wordt ons in de schoot geworpen. We moeten er niets voor doen buiten al onze zintuigen gebruiken. Openzetten zoals de ramen tijdens een grote schoonmaak. Alles laten verschijnen en opnemen. Met volle teugen drinken van de bron van fenomenen die we zelf niet beheersen. Mensen en hun daden zijn zoveel kleiner dan we denken.

 

_ De plaatselijke don

 

Wie ben ik? De barista noemt me Don Cappuccino. Elke morgen terwijl ik het toneeltje aanschouw, drink ik namelijk een cappuccino. Un cappuccio, zoals ze dat zo mooi zeggen in Italië, al dan niet verwijzend naar de kap van de habijt van de orde der Kapucijnen.  Eigenlijk ben ik ook eerder een kapucijn dan een don. Een monnik die bedelt, niet een of andere jonkheer die geld schept of de kleine boeren pluimt in opdracht van zijn vader. Al vijf jaar ben ik werkloos, leef ik van de staat, van de anonieme liefdadigheid van onze sociale zekerheid. Een profiteur volgens velen. Een mens voor enkelen.

 

Maar ik heb wel degelijk een ziel en denk nog steeds na bij de dingen. Elke dag lees ik plichtsgetrouw de krant. Geen enkele letter sla ik over. Ik versta niet altijd wat er geschreven staat, maar zo leer ik bij en blijf ik bij de zaak. Dertig jaar heb ik gewerkt, maar ik was te jong om op pensioen te gaan. “Te jong”. Het argument dat gebruikt wordt om een tienjarige naar bed te sturen, terwijl zijn drie jaar oudere broer wel naar de tweede helft van de Champions League-match mag kijken. Pathetisch. Belachelijk. Ridicuul. Vond ik toen en vind ik nog steeds.

 

Mijn ontslag was geen donderslag bij heldere hemel. Het bedrijf waar ik werkte, kende al jaren problemen. Om de 6 maanden daalden de heren en dames de glazen trap af met het heugelijke nieuws dat er opnieuw mensen zouden moeten vertrekken, omdat ‘ons’ bedrijf financiële moeilijkheden bleef kennen. Financiële moeilijkheden die het gevolg waren van stijgende loonkosten, toenemende grondstofprijzen, belastingverhogingen, onvoorziene situaties en wat nog allemaal. Het ene excuus nog minder geloofwaardig dan het andere. Zever. Gezever.

 

Eigenlijk kwam de neergang van het bedrijf neer op de onkunde van de heren en dames van ‘den boven’. Wat wil je ook? Met hun neus tot hun dertigste in de boeken gezeten. Met hun ogen verdwaald in een virtuele realiteit waar niets lijkt op wat het is. Met hun handen in hun zakken langs de zijlijn gestaan. Met hun mond over alles en iedereen een mening. Met hun oren veel te weinig geluisterd naar wat de gewone werkmens, de homo sapiens lavoriensis, denkt en wil. Neen, onze vrienden, die van de homo sapiens virtualytus-soort, zouden het ons eens komen uitleggen. Draaide dat even verkeerd uit, zeg. Om de haverklap stonden ze aan mijn bureau om uitleg te vragen over hoe dit of dat te werk ging. Ze dachten de firma te kunnen kennen door zijn rekeningen, contracten en ratio’s te bestuderen, maar verloren in die zwart op witte-jungle de mensen achter de cijfers uit het oog. Ook mij.

 

Zo kwam dus ook mijn dag om te gaan. Om de schoenen aan de haak te hangen. Niet dat ik wou stoppen met werken, maar ik had geen keuze. Of beter, heb er geen gehad. Ik werd met het oud papier meegegeven en eindigde als een plaatselijke don aan een tafeltje in een koffiebar in Leuven.

 

_ Ik_#2

 

De eerste maanden heb ik nog her en der aan werk proberen te geraken, maar een oude man in dienst nemen is voor een bedrijf geen vanzelfsprekendheid. Dat begreep en begrijp ik. De talloze afwijzingen die daarmee gepaard gingen, kon ik echter maar moeilijk verteren. Te jong voor het pensioen, te oud voor te werken. Machteloos grijpend naar de zeldzame opportuniteiten kwam ik terecht in een spiraal naar de bodem van mijn bestaan. Ik had jaren gewerkt, bijgedragen en mijn plicht vervuld, maar plots was er voor mij geen plaats meer. De virtuele mens dreef mij, de werkmens, uit mijn habitat. Ontheemd zwierf ik langs allerlei tijdelijke baantjes en eenmalige opdrachten op zoek naar een hoger doel in mijn leven. Onderweg begon ik te schrijven over mijn ervaringen op het slagveld van de ouderen-werkloosheid. Ik werd schrijver, godbetert, een echte luierik. Een nietsnut eerste klas.

 

Misschien moet ik toch maar intreden en echt monnik worden. Trouw zweren aan die gekruisigde dwaas op sandalen, zonder witte sokken, maar mét 12 vrienden. Dan kan ik bedelen zonder mij schuldig te voelen en leven van de liefde voor iets dat er niet is.

 

_ Een gedicht van mij

 

Langs het water waart een man

Een man die lijdt

Een man met spijt

 

In het donker doorstaat hij angsten

Vreest voor niets

Bang van alles

 

Twijfelend, wijfelend aan de rand

Zoekt hij

Een helpende hand

 

_ POV: De Barista

 

Wel, Peter heeft jullie zijn verhaal uit de doeken gedaan. Dat verhaal is echter niet volledig. Peter komt hier ondertussen een jaar of drie elke morgen zijn cappuccino drinken, de krant lezen en het merkwaardige theater aan de overkant van de straat in de gaten houden. Hij is inderdaad werkloos, maar zijn mislukte zoektocht naar een job was niet zozeer te wijten aan een persoonlijk falen, dan wel aan een spijtig toeval. Zijn broer Ward, de grijze zot met het zakje van de GB, kreeg vier jaar geleden immers Alzheimer. Geen ouders meer om voor hem te zorgen nam Peter die last op zich. Elke dag maken ze tussen 8.30u en 9.30u een wandeling door de binnenstad waar het tafereel voor de Paris XL inherent deel van is. Dan ontmoet de mooie Tiziana haar vader die zich haar niet meer herinnert, maar nog altijd van haar houdt.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

5 jan 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket