Proloog
Waarom moest ik juist dat ene boek lezen?
Waarom zit ik weer opgescheept met de problemen?
Waarom moet ik speciaal zijn? Waarom niet een ander?
Mijn leven is nog niet eens normaal geweest.
1. Story
Ik zit in de klas, vooraan en dicht bij de deur. Het is aardrijkskunde en ik verveel me. We spreken over landen in Europa terwijl we in Mexico wonen. Of toch de meesten van mijn klas. Ik krabbel iets op de rand van mijn map. Het is onleesbaar, zelfs voor mij. Mijn lange bruine haar valt voor mijn ogen. Als ik het wegstrijk, merk ik dat ik al een half uur niet zit op te letten. Dus ik neem me voor om dat nu wel te doen, maar het is en loos voornemen. De les is al bijna voorbij. Vaag hoor ik dat de leerkracht iets zegt. Dan gelach. Ik trek me er niets van aan. Had ik beter wel gedaan. “Lina!” hoor ik roepen. Ik schrik zo hard dat ik mijn pen laat vallen. “Wat?” reageer ik. “ ‘Wat’ is geen antwoord op mijn vraag!” zegt de leerkracht boos. “Mij vraag was: waar ligt Luxemburg?” En zo gaat het nog een hele tijd door. Ik vind van mezelf dat ik veel wegdroom de laatste tijd. Dat komt waarschijnlijk door het boek dat ik aan het lezen ben voor geschiedenis. Het gaat over de Mira’s, een volk dat vroeger hier leefde. Tot wij kwamen. Iedereen moet een boek lezen voor geschiedenis, maar dan wel een historisch boek. Iets wat dus echt waar is en dat is iets waar ik me erg in interesseer. Ik lees graag boeken over mythes en oude gebruiken. De bel haalt me uit mijn gedachtes. Snel pak ik mijn rugzak en wandel richting het park. Ik weet dat daar een hele oude boom staat, de oudste van Mexico. Sommigen zeggen dat die speciale krachten bevat. Daar geloof ik dus geen snars van. Ik stap stevig door, ik merk niet eens dat het hard begint te waaien. En op de koop toe begint het ook nog eens te regenen. Met veel gemopper trek ik mijn kap over mijn hoofd. Ik hou van de natuur, maar niet als het zulk smerig weer is. Normaal gezien stop ik even bij die oude boom. Niet om hem te knuffelen, hoor. (Ik heb al veel mensen gezien die dat doen.) Maar omdat hij zo mooi is.
Het boek heb ik gekocht bij Sam, een oude vrouw waar ik graag heen ga. Ze heeft een antiekwinkeltje en verkoopt ook oude boeken. Ze heeft me verteld dat de boeken die ze verkoopt een zekere waarheid bevatten. Het zijn dus voornamelijk geschiedkundige boeken geschreven door echte historici, maar volgens Sam zijn het zeer zeldzame boeken die tot nu toe nog geen enkele uitgeverij wil uitgeven. Je vindt ze dus nergens anders. Ik heb het boek al bijna uit en ik ben er helemaal in opgegaan. Het boek vertelt dat de Mira’s niet zomaar een volk zijn, maar een groep speciale mensen. Volgens het boek zijn ze bijna uitgestorven, er zijn er dus nog een paar over. Alleen zijn ze niet meer zo ‘krachtig’ als ze moeten zijn. De Mira’s bestaan uit twee groepen: de heksen en de engelen. Ze leefden allemaal in vrede samen tot een heks de macht greep. Het klinkt als een sprookje, en niet als een historisch verhaal. Er staat zelfs iets over een amulet die superveel kracht bevat en waarmee je ook de kracht van heksen kunt afnemen en gebruiken. De amulet is gemaakt door de heksen en engelen samen om hun eeuwige vriendschap te bevestigen. Maar nu blijkt dat de amulet enkel kan gebruikt worden door de heksen en kan vernietigd worden door engelen. Daarom verstopten ze de amulet op een geheime plek. Met de bedoeling dat het hele voorval vergeten zou worden. Maar een heks schreef de locatie op een steen en verzegelde die met een spreuk. De locatie werd opgeschreven in de oude taal. Een taal die de Mira’s enkel nog kennen. Daarna werd de steen verstopt in de oudste boom van Mexico. Je kunt de steen krijgen als je de boom beleeft vraagt of jij degene bent. Geen idee wat dat inhoud. Een probleem: de boom verstaat enkel de oude taal. Je moet dus een heks of een engel zijn. Daaronder staat een rare zin, geschreven in oude tekens. Met veel moeite kan ik het lezen: ‘Gebruik de amulet verkeerd en het word je dood.’ Sinds wanneer kan ik die rare tekens lezen? Ben ik ook een engel of zo? Of een heks? Dat klinkt toch belachelijk? Ik hoop dat Sam met die ‘waarheid’ daar dit niet mee bedoelde! Maar wat als die steen echt bestaat? En die amulet? In dat geval moet ik ze zoeken. Nu.
Saffire loopt onrustig heen en weer. Ze had dat meisje afgeluisterd. Ze stond namelijk tegen zichzelf te praten over het boek dat ze aan het lezen is. Lina Veroon. Dat is haar naam. ‘Veroon’ betekent: onschuldige heks. Saffire is tevreden. Ze weet zeker dat ze nu alles weet wat Lina ook weet. Ze zei dat ze de steen ging zoeken. Nu. Dan glimlacht Saffire. Lina loopt recht op de boom af. En wel de oudste boom van heel Mexico. En het is nog beter dat dat meisje haar klusje opknapt. Of een deel ervan toch. Al heel haar leven zoekt ze de amulet en dat meisje leest een boek en weet meteen waar die ligt. Maar een half uur later is Lina nog geen stap verder. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Saffira’s geduld is op. Ze loopt naar Lina toe. “Hallo, kan ik je ergens mee helpen, jonge heks?” vraagt ze. Lina schrikt en kijkt haar vervolgens verbaasd aan. Jonge heks? Waar sloeg dat nu weer op? “Ik denk van niet,” stamelt ze. “En ik denk van wel.” Saffire gaat recht voor de boom staan en zegt iets in een andere taal. Eerst begrijpt Lina het niet, maar als ze vertaalt wat ze net zei, snapt ze het ineens. “Ben ik degene?” Geen reactie. Dan herhaalt Lina de zin. Ineens begint de boom te splijten en verschijnt er een trap in de grond. Vol verbazing kijkt Lina van de trap naar Saffire. “Het is de bedoeling dat jij naar beneden gaat, niet ik!” zegt Saffire ongeduldig. Maar als Lina nog steeds niets doet zegt ze: “Alleen jij kunt naar beneden gaan. Jij bent degene volgens de boom. Nog niet gemerkt? De boom spleet toen jij de zin zei, niet ik.” Aarzelend gaat Lina naar beneden. Ze loopt alsof de gang ieder moment dicht kan vallen.
Ik sta in een lange gang, het lijkt wel een mijn. Het is erg stoffig, maar ik loop toch door. Sneller en sneller. Ik ben erg zenuwachtig. Dan voel ik een aantrekkingskracht. Daardoor begin ik te rennen. Ik hijg. Na een poosje ben ik al buiten adem. Ik hoor geroep, maar ik ren gewoon verder. Het lijkt wel of ik niet kan stoppen. Ik kom bij een splitsing, maar ik twijfel niet. Rechts. De gang lijkt dood te lopen. Hijgend sta ik stil. Het kan toch niet dat het hier al stopt? Ik voel voorzichtig aan de muur. Ineens stort die in. Ik schrik ervan. Een grote opening verschijnt. Snel loop ik verder. Dan kom ik in een kamer. Er staat een kistje op een steen. Met veel wilskracht maak ik het open. Er ligt een steen met rare inscripties in. De locatie van de amulet. Ik draai me om. Dan merk ik dat die mevrouw me niet is gevolgd. Snel ren ik terug. Als ik boven kom, zie ik dat ze er nog staat. “Je moet de amulet vinden en dan aan mij geven. Hij moet vernietigd worden.” Ik kijk de vrouw aan. “En u bent…?” zeg ik vragend. “Saffire, engel. En jij bent Lina, een jonge heks. Aangenaam.” Nu kijk ik nog verbaasder. “Ik kan wel niet lezen wat er op de steen staat.” Ik word er zelfs een beetje bang van. Ik weet ondertussen wel dat de amulet vernietigd moet worden, dus ik stel voor om naar Sam te gaan. Zij weet heel veel van dat soort dingen. Misschien heeft ze wel expres dit boek aan mij gegeven! Ik trek Saffire mee. Ik weet niet of ik haar kan vertrouwen, maar ze is een engel en die heb ik nodig om de amulet te vernietigen.
Bij Sam aangekomen vertel ik haar super snel wat ik heb ontdekt. Ze lacht. “Geef me de steen.” Ik geef haar het kistje. Lang bekijkt ze de steen. Dan houdt ze hem vast, prevelt iets en geeft hem dan aan mij. Ik kijk naar de steen. Vreemd, nu kan ik wel lezen wat er op staat. Er staat: ‘Samalia Aroon’. Ik kijk naar Sam. “Kent u een Samalia Aroon?” vraag ik. “Ja, en wel heel goed!” ineens heb ik het door. “U bent Samalia!” Bijna begin ik te stotteren. “‘Aroon’ betekent ‘krachtige heks’.” Met die woorden draait Sam zich om en spreekt een spreuk uit. Als ze zich terug omdraait, zie ik dat haar ketting verandert in een goudkleurige steen. “Vernietig hem!” Saffire doet meteen wat haar gezegd wordt. Ze omsluit de amulet met haar handen en zegt: “Heksen en engelen niet langer verenigd!” Met een felle lichtflits spat de steen uit elkaar. Dan zakt ze in elkaar. Het begint heel hard te waaien. Ik hoor allemaal woedende stemmen, maar zie ze niet. Ik gok dat het heksen zijn. Die zijn boos dat hun grootste krachtbron vernietigd is. Dan nog een heel fel licht. Er is ook ineens heel veel mist. Als het weer rustig is, is Saffire weg. “Dat is de boete die je moet betalen om een eeuwige vriendschap te verbreken.”
Ik zit op mijn kamer en schrijf in mijn dagboek. Daar heb ik het hele voorval van vorige week ook opgeschreven. Ik had een tien gekregen voor geschiedenis. Het kan niet beter, dus. Of toch wel? Was het echt nodig om Saffire te laten sterven? Ik kende haar niet eens goed, maar toch. Misschien was het niet echt nodig. Maar nu heb ik geen zin om hierover te zitten denken. Ik ben namelijk van plan om van dit korte verhaal een boek te schrijven. Daarin komt wel een uitgebreidere uitleg van dit alles. Maar al bij al, ik ben blij dat ik de amulet heb gevonden. Anders konden de heksen die vinden en… wacht eens even? Sam is toch een heks? Waarom heeft ze de amulet zomaar laten vernietigen? Misschien is er nog een andere reden voor. Zou ze hebben gedaan alsof? Zou zij Saffire hebben vermoord? Opzettelijk?
Word vervolgd…
Sam loopt naar het raam. Van hieruit kan ze Lina’s huis zien en ziet dat daar nog licht brand op het kleine zolderkamertje; Lina’s kamer. Dan glimlacht ze. Dat meisje weet niet wat haar overkomen is, ze weet nog helemaal niets. Met haar hand gaat ze over de amulet die Saffire deze middag zogezegd vernietigd heeft, maar ze wist niets van de nieuwe spreuk die Sam hier speciaal voor bedacht had. Ze had Lina expres dat boek laten lezen, wat niet erg moeilijk was. Dat kind leest alles wat ze haar voorschotelt. Dan sluit ze de luiken voor haar kleine huisje en gaat voor de tafel zitten die gedekt is met gouden bekers en kaarsen. In het midden een koperen schaal met daarin enkele botjes van haar kat vermengd met haar bloed. Dan spreekt ze een krachtige spreuk uit.
Ik ren zo hard ik kan. Het huis van Sam staat in brand en volgens de brandweer is ze nog steeds binnen! Hijgend sta ik voor het lint dat me scheid van het brandende huis. Wat is er gebeurt? Ik trek in paniek aan de mouw van een brandweerman, maar die lijkt niet te luisteren. Omdat niemand me opmerkt of zelfs maar erg in me heeft, kruip ik onder het lint door en ren de vlammen in. Ik zie nog net hoe de brandweer het huis begint nat te spuiten en de harde stralen water door de gebroken ruiten vliegen, de vlammen dovend. Maar niet veel later laaien ze weer op. Ik hol de trap op, want ik weet bijna zeker dat Sam daar is. Ik vergeet even wat ik over haar in mijn dagboek heb geschreven en duw de eerste de beste deur die ik tegenkom, open. Daar zit ze. Ze draait zich omen ijkt me aan met grote zwarte ogen. Haar aders staan dik en steken donker af tegen haar witte huid. Haar gezicht is grauw en haar haar lijkt nog witter dan anders. Het is zelfs niet meer grijs! Geschrokken zet ik een stap naar achteren als ze haar mond open doet om iets te zeggen en zo een rij bruingele scheve scherpe tanden blootstelt. Een rilling gaat over mijn rug en als ze mijn doodsbange reactie ziet, begint ze hard te lachen met lange halen.
Ik schrik wakker van de vreemde droom en ril. Sam zag er verschrikkelijk en eng uit. Waar was dat nu weer goed voor? Omdat ik toch niet verder kan slapen, spring ik uit bed en trek mijn kleren aan. Mijn moeder zal wel verbaasd zijn dat ik al zo vroeg op ben, maar daar zit ik nu niet mee in. Ik zou eigenlijk naar Sam moeten om haar te vragen wat die droom betekend, want zij denkt dat iedere droom een betekenis heeft. Ik ben het niet helemaal oneens met haar, en zeker nu niet. Misschien is dit wel een waarschuwing! Als ik beneden kom, vergeet ik bijna op slag wat ik ook weer ging doen. Mama heeft heerlijke wafels gebakken volgens een Belgisch recept, wat natuurlijk het beste is. Ik ga uitgehongerd aan tafel zitten en als mama verbaasd naar me op kijkt, zeg ik als smoes: “Die heerlijke geur heeft me naar beneden gelokt.” Wie zou daarvoor niet naar beneden komen? Na drie wafels met veel slagroom – soms meer slagroom dan wafel – herinner ik me waarnaar ik eigenlijk op weg was. “Mams, ik wilde eigenlijk naar Sam, want ik heb een vreemde droom gehad…” Verder kom ik niet, want ik zie aan haar blik dat er iets is. Hoewel het wafeldag is, maakt iets haar verdrietig. “Kindje, Sams huis is vannacht afgebrand en ze hebben haar overblijfselen vanochtend in de as gevonden. Het spijt me…” Ze kijkt met een kleine zucht weg van mij. Dat doet ze altijd. Ze kan niet zo goed tegen de reactie van anderen. “What the… Mama, om hoe laat was dat?” Ik kan me herinneren dat ik onderweg naar Sams huis in mijn droom de kerkklok twee uur heb horen slaan. “Rond twee uur, denk ik. Waarom?” Ik antwoord haar vraag niet eens meer en ren de deur uit, mijn jas aan de haak latend.
De koude lucht slaat in mijn gezicht zodra ik het huis verlaat. De wind blaast alsof ze alle bomen uit de grond wil trekken. Ik kom aan bij de ruïne die ooit Sams huis is geweest en kijk over het politielint naar de overblijfselen. Er staan nog andere mensen, maar er is geen menigte nieuwsgierige mensen. Het duurt zelfs niet lang of iedereen is verdwenen. Dan ren ik naar binnen, net als ik in mijn droom heb gedaan, en zoek meteen de kamer waar ik haar in mijn droom ook in heb zien zitten. Die kamer lijkt wel ontploft te zijn geweest. Alles is nog zwarter dan andere kamers en er is een groot gat in de vloer. Alles in de kamer is aan de kant geslingerd en gebroken. Ik slik en kijk verward rond. Dan merk ik de koperen schaal op in de hoek. Dus mijn droom is wel degelijk echt gebeurt, maar dan zonder mij? Ik schud ongelovig mijn hoofd en loop weer naar buiten. Het is hier veel te gruwelijk. Telkens als ik het vuur zie, zie ik haar gezicht en gezwollen aders. Ze zag er zo… demonisch uit. Lelijk zelfs. Dan hoor ik iets breken en achter me stort een houten balk naar beneden. Het vuur heft zich inmiddels al een weg naar boven gebaand en ik merk dat ik ben ingesloten in vlammen. Ik druk me tegen de enige nog overeind staande muur die niet in brand staat en houd mijn adem, maar er is te veel vuur en te veel rook. Ik kan mijn adem niet zo lang in houden en voel de wereld om me heen draaien. Even denk ik dat mijn voeten op water staan en geschrokken adem ik een hele teug rook in. Hoestend val ik op mijn knieën. Dan voel ik ineens een hand op mijn schouder en dan nog een. En in een flits bevind ik me in de schone lucht. Dan sluit ik mijn ogen en verdwijnt al mijn gevoel.
Opal heeft haar hand niet meer los gelaten sinds ze haar uit het vuur heeft gered. Het meisje is erg fascinerend en ze kan haar ogen niet van haar afhouden. Dan opent ze haar ogen. “Lina,” zegt ze en glimlacht naar het verdwaasd kijkende meisje in het grote witte bed waar ze al een tijdje zit. Ze is zich amper bewust van haar omgeving, maar doet haar best om wakker te blijven. “Blijf maar rustig liggen,” zegt Opal en duwt haar zachtjes op haar borst om haar tot rust te brengen. “Wie ben jij? Ben ik in de hemel?” vraagt ze. Opal lacht weer. “Nee, je bent niet in de hemel. Ik ben de engel Opal en ik heb je uit het vuur gered. Je was aan het stikken. Je bent in het landhuis waar alle engelen zich verzameld hebben. Iedereen wilt je ontmoeten, Lina! Je bent echt beroemd onder ons, engelen.” Lina knippert met haar ogen tot ze tegen het licht kan en kijkt dan de kamer rond. Die is niet zo leeg als ze eerst had gedacht. In de hoek staat een in het wit geklede jongeman met witte vleugels. Ze kijkt snel van hem terug naar Opal en merkt dan pas de reusachtige witte vleugels op die uit haar schouders steken. “Je bent een engel,” fluistert ze. Ze moet nog wakker worden. Dan schiet ze ineens recht. “Jullie zijn allemaal engelen.” Dan glimlacht ze. “Wat een eer om jullie te mogen ontmoeten.”
Ik zit weer op de vensterbank met mijn dagboek in mijn hand, maar nu is het niet mijn vertrouwde kleine zolderkamer waar ik verwacht wordt te slapen vannacht. Nee, nu mag ik in het grote landhuis slapen. Mijn moeder is bij me langs geweest, misschien is ze er nog steeds wel, en heeft me heel wat uitgelegd. Bijvoorbeeld dat zij ook een heks is, maar mijn vader een engel. Ik was wel erg verrast dat te horen. Het was inderdaad de bedoeling om de amulet te vernietigen zodat zijn kracht evenredig verdeeld zou worden over engelen en heksen. Maar toen ze er achter kwamen wat Sam, of Samalia Aroon, de amulet voor zichzelf had gehouden, hebben de engelen haar vermoord midden in een uitvoering van een vreselijke spreuk die misschien wel alle engelen had kunnen vernietigen. Daarna hebben ze meteen de amulet vernietigd en daarmee de heksen meteen gestraft door hun de onuitputtelijke krachtbron af te pakken en die te laten delen met de engelen. Ik vind het allemaal maar erg ingewikkeld, aangezien ik de enige was die de amulet kon vinden. Enkel degene die engelen- en heksenbloed bezit, kan de oude boom ingaan. Ik schud mijn hoofd en klap mijn dagboek dicht. Ik denk dat ik nu wel een flinke nachtrust heb verdiend.
The End!