De krantenwinkel (uit Coronacursiefjes)

22 mrt. 2022 · 33 keer gelezen · 0 keer geliket

                                                                 (donderdag 23 april 2020 – 6735 doden in België)

 

Op het voetpad voor de krantenwinkel is het druk. Buiten staat een reclamebord in plexiglas met de laatste cover van ‘Flair’. Naast een meisje met een brede tandpastasmile staat de tekst ‘hoe vermager je in vijf dagen zonder te diëten’ in grote zwarte letters. Je kan er niet naast kijken.

Ik heb een pakje dat moet worden teruggestuurd. Ik heb een accu voor een oude laptop gekocht in de hoop dat ik die terug aan de praat kon krijgen. Nee dus. Gelukkig mag ik het zonder kosten terugzenden. 

Met een knal botst een man tegen mij aan.

   ‘Seg trut! Zie waar ge loopt,’ roept hij en maakt zich uit de voeten. Verdomme! Die heeft geluk dat hij niet is blijven staan. Ik kook inwendig.


Een vrouw met zwart mondmasker staat in het deurgat van de krantenwinkel. Ze sleurt een grote boodschappentrolley mee waarmee ze de ingang van de winkel blokkeert. Over haar schouder, vanop een afstand, zie ik binnen twee mensen staan. Je mag per twee binnen, dus dat zit snor. Eén klant staat aan de winkeltoog, de andere rommelt doorheen de magazines.

Ik ga op het voetpad achter haar tegen de etalage staan en wacht mijn beurt af. 

   ‘Kom maar binnen, schatteke,’ hoor ik een stem van achter de toonbank roepen, waarop de vrouw die ik intussen oneerbiedig Zorro heb gedoopt, in de donkere winkel verdwijnt.

Vanuit de tegenovergestelde richting komt een oudere man aan geschuifeld. Hij loopt licht gebogen en zijn haar ligt in de war. Hij grimlacht waarbij zijn bovenste tandenrij naar beneden zakt. Met zijn rechterwijsvinger duwt hij ze terug op hun plaats. Dan maakt hij een zwiepende beweging met zijn hand, richting deur.

   ‘Vooruit, ’t is aan u!’

   ‘Ik weet het mijnheer, ik wacht mijn beurt af.’ Ik wijs naar het A4tje dat op de deur is geplakt met twee grote stukken gele plakband. ‘2 persoonen tegelijk in de winkel toegestaan’. 

Ik sta al een tijdje naar dat papier te staren en heb oprechte spijt dat ik geen zwarte stift bij heb. Een grote vette.

   ‘Vooruit, ga maar!’ De man wordt duidelijk ongeduldig en maakt nogmaals dezelfde beweging. Ik denk dat hij mij niet verstaat. Ik draag nochtans geen mondmasker.

   ‘Ik wacht even tot er een klant buiten komt, mijnheer.’ Ik glimlach vriendelijk of tenminste, dat probeer ik toch. Het is tenslotte niet zijn schuld dat hij half doof is.

Plots schijnt er iets bij hem te dagen en hij grijnst.

   ‘Aaaaah! twee man maar, he?’ Hij wijst naar het velletje papier. 

   ‘Ja mijnheer, twee maar, he.’ 

Oef, hij heeft het verstaan.

   ‘Maar u gaat wel eerst binnen! Voor mij! Want u was eerst!’

   ‘Ja! Dat klopt.’ 

   ‘En dan is het aan mij!’ Hij lacht zo hard dat zijn vals gebit uit zijn mond floept.

   ‘De volgende,’ hoor ik roepen. 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

22 mrt. 2022 · 33 keer gelezen · 0 keer geliket