In mijn nachtmerrie roept de regendruppel me.
Maar liefde, ja, ik hou ook van jou.
Als een licht in de winterlucht.
Kijk naar mij, neem een diepe zucht.
Zwart licht, donkere nacht, glanzend licht.
Maar het was verborgen in de duisternis,
zingend als de melodie. Vlieg naar de maan.
Niet gelukkig, zoals veel vogels. Niet grijs en klein,
zoals de schors van de boom, wortelknoppen,
en de wolf huilt en eet gele vruchten.
Dat is de vrucht zoals bosbes ook.
Ik hou van je. Ik ga langzaam, liefde, proost,
omdat je niet zo fijn bent met mijn lippen.
De bewolkte hemel was weer zo zacht,
zonnestraal licht, maar jij bent zo wit.
Zwaarden doorboren opnieuw mijn hart tegen jou,
clips tegen de mijne. De oceaan blies de wind,
Blauwe vogels langs de lucht. Van zon tot maan
lig ik onder de zwarte lichthemel,
maar helder schijnende ogen tussen de sterren.
Hoor mijn stem om mijn woorden opnieuw te zingen,
ik ben de tekst van je stem en jij bent mijn geluid.
Verlaat me niet zoals we zijn. Wij zijn hier ook.
En jij bent een honingbij. Ik zoemde als de bloemen.
Maar ze groeiden weer, weer, en weer.
De bloem was groen, roze en rood.
En de leeuw ook. Je ziet een konijn huppelen en denkt
dat je Pasen bent van de geest. Ik hang gewoon
over in de kom. Ik heb geen ruimte om een vrouw te dienen.
Alle geluk is omdat. Omdat ik van haar hou.