De nar heeft misschien doelen
die de dwaas had voorspeld.
In schijnbaar magische gebaren,
door geen landheer te verklaren.
Maar tussen al die kleuren,
al die glitters,
al die belachbare, bespotte,
onwaargenome pijn...
…daar dwaalt een magie
die zelfs de tovenaar
doet verbazen.
En die de koning der koninkrijken
ter intuïtie laat baten.
Onzichtbaar.
Ongehoord.
Onbepaald.
Oneerd.
Ontzagt.
Voor het publiek is het verleden,
het heden en de toekomst
herleidbaar tot drie dagen
en drie periodes.
Maar voor wie
met begaafdheid werd vervloekt...
is er enkel
magie.

