Een mannetje van een jaar of tachtig
Zat een keer bij de kapper
Hij leek nog kloek en krachtig
Men zei; hij was best dapper
Ooit had hij nog gevochten
In een oorlog hier ver weg
Geslapen in donkere krochten
En verloren in de pech
Men was hem al vergeten
Maar op een dag was hij terug
Hij had maanden niks gegeten
Je zag de wervels van zijn rug
Hij zei; ik heb verloren
Wat ik verliezen moest
Alles sinds ik ben geboren
Heb ik daar uitgehoest
Nu ga ik door zijn haren
Terwijl hij zijn ogen sluit
Als een schip dat is gaan varen
Ademt hij zichzelf uit