Vanop het vijfde verdiep zie ik niet echt over Brussel maar ik klaag niet over het uitzicht dat mijn kantoorruimte me geeft. Tussen ons bedrijf en de enkele huizen aan de overkant ligt een brede laan die leidt naar het station. Om maar te zeggen dat ik nog wat ademruimte heb. De huizen aan de overkant ken ik zo goed als woonde ik er zelf. Er brandt ’s avonds niet veel licht bij de bewoners, alleen in dat ene huisje dat, naar ik vermoed, verdeeld is in twee appartementen. Op het bovenste verdiep is altijd wel iemand maar er is nooit echt beweging. Het appartement eronder trekt meer mijn aandacht. Het blijft er vrijwel lang donker maar ik kan wel zien dat een jongeman regelmatig in de keuken staat. Uit zijn bewegingen kan ik opmaken dat hij respectievelijk de afwas doet en dan aan het avondeten begint. Wat de man eet, weet ik niet maar één keer heb ik wel veel sla, tomaten en vis gezien, alsof Pascale Naessens herself er stond. Een man naar mijn hart. Ik noem hem Ryan. Zoals in Gosling. Hij heeft er iets van weg.
Vroeger woonde er nog iemand met hem maar ik denk dat ze uit elkaar zijn want ik heb die andere man al meer dan een half jaar niet meer gezien. Die man leek op de Amerikaanse zanger Moby. Ik heb ze niet veel samen gezien. Telkens ze thuis kwamen, ging Moby naar de achterkant van het appartement terwijl Ryan in de woonkamer televisie bleef kijken of op de computer werkte. Toch spreekt Ryan tegen iemand. Ik vermoed tegen een kat. Ik heb er al een kat voor het venster zien spinnen of die ene keer toen er een grote krabpaal voor het venster stond en de kat als een luie prins in een mandje lag op zweefhoogte, met oog op wat binnen en buiten gebeurt. Van een hond is niets te bespeuren, anders zou ik Ryan zeker af en toe op de brede laan tijdens een wandeling opmerken. En dan had ik een excuus om hem aan te spreken, om af te spreken. Het zou gebeuren, onze ontmoeting.
Mijn onbekende man heeft niet echt regelmatige uren. Twee keer in de week komt hij ’s avonds tegen tien uur thuis, terwijl hij al vertrokken was om acht uur. Arme kat, dan zie ik hoe de kat ’s morgens meestal wat probeert te slapen maar veelal door de drukte van buiten afgeleid is. Vooral bij optrekkende vrachtwagens met zwaailicht spitst hij zijn oren en volgt hij met de precisie van een jager het grote monster. Op de dagen waarop hij blijkbaar de hele dag alleen is, verdwijnt hij na een tijdje van het venster, vermoedelijk om ergens anders te gaan liggen, misschien om een bezoekje te brengen aan de kattenbak of gewoon om iets te eten. De namiddag slaapt hij helemaal door, wat uiteraard mijn eigen werktempo niet bevordert. Rond een uur of vijf is de kat opnieuw wakker en zie ik dat het beest wat rondspringt in het appartement. Als daar maar niets gebroken wordt. Ik vraag me af hoe mensen zo wreed kunnen zijn, huisdieren zo lang alleen laten. Waarom neem je dan een dier in huis? Maar Ryan is een lieve man. Als ik zie dat hij ’s avonds tegen tien uur thuiskomt, rolt de kat zich ettelijke malen over de vloer. ’t Zal wel zijn, zo blij zijn! Maar mijn man heeft gevoelens, hij buigt zich over de kat en aait over het buikje. Ze spelen nog een tijdje kat en muis en dan krijgt de kat een soort van kattensnoepje. Ryan steekt veelal een pizza in de oven.
Mijn man is blijkbaar moe. Hij verdwijnt even naar de achterkant van de woonst om zich om te kleden, hoewel hij dat al enkele keren in de woonkamer gedaan heeft. Dat kan ik allemaal zien vanwaar ik werk. Ik had al thuis moeten zijn maar thuis is niemand die op me wacht. Wanneer Ryan zich in comfortabelere kleren heeft gestoken en de pizza uit de oven heeft genomen, werpt hij zich in de zetel. De kat komt naast hem zitten. Hij kijkt al etend televisie. Net op tijd voor het Journaal op één, nadien zapt hij wat rond. Na het eten, brengt hij zijn leeg bord terug naar de keuken, dooft enkele lichten en legt zich languit neer in de sofa. Hij kijkt naar een film of een herhaling van “Komen eten”. De kat heeft zich teruggetrokken in het zwevend mandje voor de venster. Normaal gaat hij tegen half één ’s nachts naar de achterkant van het appartement waar allicht de slaapkamer is. Maar het gebeurt ook dat hij in de zetel in slaap valt tot het geen uur meer is.. Mijn man, mijn man met slaap in de ogen.
Ik weet niet echt wat hij van werk doet maar ik vermoed dat hij in het onderwijs staat. Ik zeg, vermoeden. Ik heb gemerkt dat hij ieder jaar tussen eind juni en begin oktober thuis is. Buiten die periode verlaat hij met regelmaat het huis en komt hij op vrijwel dezelfde uren terug thuis. Dat is buiten zijn uitgaan patroon gerekend. Met enige regelmaat, en dat is vrijwel iedere donderdag, vertrekt hij rond half één ’s middags en komt terug thuis tegen half zeven ’s avonds. Dan neemt hij een douche en gaat steevast tegen een uur of acht ’s avonds de deur weer uit. Dan wacht ik lang op hem, veel te lang.. Ik zou hem ooit eens willen volgen maar ik durf niet. Soms is het middernacht, soms is het vier uur ’s morgens wanneer de lichten weer aangaan. Ik weet niet of hij dan nog besef heeft van tijd en ruimte, hij drinkt een glas wijn of een of andere digestief maar na een sip valt hij meestal al in de zetel in slaap. Mooi zicht is dat, in de zetel liggen met alle kleren en alle lichten aan tot negen uur ’s morgens. Het kan de kat niet schelen, die blijft in het mandje. ‘Maar negen uur is wel een uur om op te staan en om me eten te geven!’ De kat kruipt dan geleidelijk aan over zijn lichaam en geeft hem likjes.
Wanneer Ryan zo uitgaat, komt hij altijd alleen thuis. Alleen de afgelopen maanden is er regelmatig iemand meegekomen die ik nog nooit gezien heb. Samen dronken ze een likeurtje en waarschijnlijk door de drank werd het allemaal nogal handtastelijk. Eén keer bijna pornografisch maar deze film werd onderbroken doordat ze allebei naar de achterkant van het appartement gingen. Het is de enige man die ik gezien heb sinds die andere weg is. Ryan lijkt me iemand die voorzichtig is in het omgaan met anderen. Misschien zoekt hij wel hetzelfde als mij. Iemand.
Hij nodigt niet veel mensen uit. Ik heb er nog nooit bezoekers gezien. Deze zomer is hij drie weken weggeweest, dan was het er allemaal rustig en donker. Vandaag is hij terug en ik ben blij. Sinds hij terug is gekomen, lijken er dingen veranderd te zijn. De kat ligt nu in een boekenrek en hij zit meer achter zijn computer dan dat hij in de zetel voor het tv- scherm ligt. Die man van voor de vakantie komt niet meer langs, ik zie geen lege pizza dozen meer, hij gaat nog wel uit maar valt niet meer in slaap in de sofa. Zou hij een schrijver zijn? Zo iemand die allerlei dingen meegemaakt heeft en die het dan allemaal van zich afschrijft zonder autobiografisch te zijn? Daar hou ik wel van.
Terwijl ik hier zit te mijmeren, zie ik dat hij thuis is. Hij werkt op de computer. Af en toe drinkt hij een slok rode wijn. De kat ligt opgerold in het mandje dat op een boekenrek staat. De televisie staat af en hij heeft enkele kaarsjes aangestoken. Mooi is dat. Zo rustig. Zo eenzaam. Zo alleen. Misschien luistert hij wel naar een bepaald soort schrijfmuziek wanneer hij daar zo zit te schrijven. Misschien is hij wel eenzaam. Misschien is hij triestig om verloren liefdes. Misschien is hij gewoon geconcentreerd aan het werken voor de komende dagen. Voor zijn baas of voor zijn leerlingen wanneer zou blijken dat hij in het onderwijs staat. Hoewel, hij lijkt me meer een schrijver. Hij wordt iedere dag iemand die ik graag zou leren kennen, iemand die ik graag zou willen beminnen, iemand met wie ik op avontuur wil, iemand met wie ik oud wil worden. Iemand die ik wil beschermen. Iemand tegen wie ik wil zeggen dat het allemaal goed komt. Iemand die ik graag in zijn eenzaamheid laat wanneer nodig. Iemand. Gewoon iemand.
http://erwinabbeloos.over-blog.com/