Ik weet zeker dat jullie dit al eens allemaal meegemaakt hebben. Je staat in je potten te roeren of je wast de auto en je neuriet mee met de radio en dan is er plots dat liedje, dat niet meer uit je hoofd weg te branden is. Eerst heb je het nog niet volledig door maar als je ’s avonds naar bed gaat, dreunt het nog steeds door je hersenpan. Zo liep ik vorige week, ganse dagen van; “Wie heb ik aan de lijn, halo, halo”, te zingen. Niet dat ik zo’n fan van K3 ben, maar het pinnetje van de platendraaier in mijn bovenkamer bleef constant op de Télé Romeo hangen. Gek werd ik van dat gekweel in mijn hoofd! Net toen ik dacht dat ik overnacht het deuntje kwijtgeraakt was, hoorde ik het ’s morgens opnieuw op de radio en wat dachten jullie…De oorworm had zich in mijn hersenen gedraaid. Het K3 trio fietste met me mee naar de markt en zelfs winkelen ging op het tempo van een geneuriede of luidop zingende: “ Halo, halo!” Soms keken de mensen mij een beetje vragend aan, met zo’n blik van: “Wie is die vrouw die mij goedendag zegt, ik ken haar helemaal niet!” Een enkeling zei wat aarzelend een halo terug, een beetje beschaamd, dat hij mijn naam vergeten was en mijn gezicht bij hem totaal geen herkenning opriep. Als ik het wandeltempo op polonaise niveau bracht, keek manlief me soms een beetje geërgerd aan. Ik deed nog juist niet de ingestudeerde showdanspasjes na. Tik, tik met de wandelstokken op “Halo, halo, mijn télé Romeo…”
Ach, ik zat zelf een beetje verveeld met mijn repertoire. Ik probeerde allerlei andere liedjes te fluiten of hardop te zingen in de hoop de meidengroep voor eens en voor altijd uit te drijven. Zelfs “The show must go on” en de “Power of Love” twee van mijn lievelingsnummers, die normaal toch echt als een paardenmiddel zouden moeten werken, kregen het kindergezang van de Rosse, Blonde en de Zwarte niet uit mijn kop. K3 bleef maar in mijn schedel ronddreunen. Zodra ik ’s morgens de ogen opende, waren ze daar en lieten mij op een uptempo van: “Wie heb ik aan de lijn…” de traptreden naar beneden huppelen. Ze waren onuitroeibaar. Het was natuurlijk een ongelijke strijd, drie tegen één. …” Ze overleefden nu al bijna een ganse week in mijn schedeldak. Ik had een onvernietigbare muzikale kronkel in mijn hersens gekweekt.
En dan, op het moment dat je denkt dat je kierewiet wordt en overweegt om hulp te zoeken of toe te treden tot de zelfhulpgroep “Hoe krijg ik dat lied eruit” verdwijnt het deuntje in je persoonlijke dampkring. De vrijgekomen stilte in mijn hoofd was oorverdovend en plots waren daar weer alle geluiden van de dag. Wat mij het meeste opviel was opnieuw het zoemen van manlief. Als een vrolijke dikke hommel loopt hij zoemend naast mij. Toen ik dit fenomeen enkele jaren geleden voor het eerst waarnam, wist ik niet goed wat ik hoorde. Het begon op momenten van stress en onzekerheid. Als het klusje boven zijn pet groeide, zoemde hij een oplossing bij elkaar. Maar nu zoemt manlief op alle mogelijke onverwachte momenten vrolijk door het leven..Toen wij elkaar pas kenden zong hij nog uit volle borst, minstens één keer in de week zijn echte lijflied. Op de fanfaretonen van ‘Stars and Stripes forever’ zong hij: “Wij gaan naar het land van Hawaai. Naar het land van de wiegende wijven. Daar lopen ze bloot in de wei. En van a 1 en van a 2, ze kunnen me krijgen!” Met het ouder worden, verdwenen de zwoele buikdanseressen met de strooien rokjes uit zijn hoofd en kwamen er vier dikke reuzen voor in de plaats; De Reuzekes van Borgerhout. Op stressmomenten steekt de reus zijn kop boven water. Nu zingt manlief niet, hij neuriet niet, hij fluit niet, mijn echtgenoot zoemt het liedje. Ik weet het, jullie worden best jaloers want een knoopjesafdraaiende en gonzende partner, dat heeft niet iedereen. Ik wilde dus wel eens weten waar dit zoemverschijnsel plots vandaan kwam. Volgens manlief zat het al jaren in de familiestamboom rond te gonzen en had zijn grootvader dit zoemgedrag ook. Dus zonder meer met de genen meegekregen. Het spijtige van de zaak is dat manlief zijn zoemrepertoire nu al jaren uit één enkel liedje bestaat: “De reuzekes van Borgerhout”. Al wie daar zegt, de reus die komt, de reus die komt, ze liegen daarom, kere weer om, reuzeke, reuzeke, kereweerom reuzegom…”Maar dan woordeloos, alleen een neuzelig gezoem. Al meer dan 300 jaar, telkens in september worden de Reuzen van Borgerhout weer van stal gehaald en stappen en draaien ze in een optocht door de straten. Mijn grootouders, langs vaders kant woonden hun hele leven in Borgerhout. Dus kan ik mij nog levendig voorstellen hoe ik als klein kind met ma, pa, bompa en bomma naar deze optocht ging kijken. Borgerhout had een hele brede winkelstraat die vanuit de volkse levendige gemeente helemaal tot in het centrum van Antwerpen doorliep. Borgerhout had een eigen bioscoopzaal, een heel bekend ijssalon en er waren diverse stijlvolle tapijt- meubel- schoenen- en kledingwinkels. In de jaren zeventig verdwenen al deze chique handelszaken één voor één. Ze werden vervangen door pita/shoarma- restaurantjes, thee/drugshuizen, waterpijpcafés en multiculturele kasbahwinkeltjes. Ik zou niet weten waarom, maar Borgerhout werd vanaf toen in de Antwerpse volksmond Borgerocco genoemd. Ik heb me zelfs laten wijsmaken dat in één van de laatste optochten grote Fatima reuze poppen mee opstapten. Maar dit terzijde. Van zo lang wij samen zijn, gingen manlief en ik nog nooit samen naar deze Reuzenstoet kijken en behoort dit optochtmelodietje niet tot de klassiekers in onze CD verzameling . Ik vermoed dus dat dit Reuzenliedje nog een overblijfsel van een onverwerkt jeugdtrauma moet zijn dat ergens in de krochten van zijn brein gestockeerd bleef. Enfin, ik kan mij levendig voorstellen hoe tegemoet komende wandelaars, ons vorige week over straat zagen lopen: Zoem zoem, kere weer om reuzeke, reuzeke, halo, halo mijn télé Romeo, reuzeke, reuzeke…zoem zoem..
We waren met onze kleinzoon een weekje aan zee toen die plots aan manlief vroeg: “Bompa waarom doe je dat?” “Wat Matteo?” “Awel bompa, zo zoemen!”
Manlief lachte en keek mij eerst bestraffend aan omdat hij dacht dat ik kleinzoontje een hint gegeven had. Niet dus.”Heu, dat is zingen hé.” De kleine opdonder keek echter met een vragend engelengezichtje naar bompa op: “Bompa, dat is toch niet zingen hé, het is net of Maya de Bij rond mijn hoofd zoemt! En bompa waarom brom jij steeds hetzelfde liedje? Altijd datzelfde melodietje is keivervelend hoor!” Ja, de waarheid komt uit een kindermond! Sindsdien probeert manlief van zijn reuzenlied af te kicken en komt er soms wel al eens een ander melodietje uitgezoemd maar van enige grote vooruitgang in het zoemrepertoire is tot op heden alsnog geen sprake.
Vanmorgen zette ik de radio luid terwijl ik met stofvod en swiffer rondliep. Ramsey Shaffy zong vanuit het hiernamaals: “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan..” En ik kweelde mee! Ik zong het de ganse dag. Bij het uitruimen van de afwasmachine, bij het tafeldekken, onder de douche en op weg naar bed. Misschien geeft Ramsey het al na één dag op maar ik vrees ervoor. Dus als straks de vrienden komen barbecueën, moeten ze niet schrikken als ik, bij het ronddelen van de sla, het vlees en het dessert luidop zing van “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan.. laa aat me, laaaat me, ik heb het altijd zo gedaan!” Dat betekent dan niet dat ik alle hulp weiger hoor, maar gewoon dat Ramsey, K3 eruit gewipt heeft en hij zich nu in mijn bovenkamer gesetteld heeft.
Sim, laat me, laat me….