De stad spreekt zijn eigen taal.
Een mozaïek van gekleurd gedachtengoed
zet het decor voor een samenkomst
van generaties.
Getafeld in paren van samenstrijd.
De geometrie van lichaamstaal
rond een boom die in de omgeving opgaat.
Wie is de ziel die de geest van de plaats in zich opneemt?
Ik betaal het samenleven met tweedehands rook.
Welke lucht danst tussen de terrasstoelen
en half opengebroken stoepen?
Ieder is zijn eigen Shaitan.
Levend tussen spontaniteit van bestaan
en het verlangen om verder te bouwen op
de architectuur van ons eigen plannen.
Het gesprek is nooit gedaan.
Wie kan zien wie opstaat of neerzit
Wie komt en wie gaat
naar een nieuw plaats waar we denken we behoren
die we in ons hart bekoren
en verlichten in onze verbeelding
in leven in de straten die we hebben opgeroepen
onwetend van de herinnering die ons te wachten staat.
Gedaantes waar we niet gewaar van waren
die deel zijn van de stad
treden voort
om in gesprek te gaan.
De uitnodiging om mijn mond te openen
en te herkennen dat ik iemand heb achtergelaten
versterkt in mij.
Het vraagt om toegang tot mij.
"Laat mij binnen" zegt hij.
"Wie ben jij?"
"Ik ben jij."