Wat voorovergebogen zit hij op de koude tegels. Zijn schouders hangen vooruit, zijn hoofd wat scheef op zijn nek. De enige beweging die hij maakt is het ongecontroleerd en onregelmatig tikken met zijn hand op de vloer naast zich. Achter hem klinkt kindermuziek op een tv waarnaar niet wordt gekeken. Hij staart peinzend de andere kant op. Aan zijn gezicht is niet af te lezen waaraan hij denkt. De dag die voorbij is, de maaltijd die moet komen...
Zijn linkerschoen ligt rechts, buiten handbereik, nat door zijn speeksel. Hij draagt een broek vol vlekken met afgesleten stof aan de knieën. Zijn shirt is te groot, zijn mouwloze vest erover tot boven dichtgeknoopt. Tussen zijn benen liggen de sleutels die hij net liet vallen. Hij grijpt die sleutels met zijn linkerhand, terwijl hij met zijn rechter zijn lichaam ondersteunt. Hij krijgt zijn vingers niet onder controle en wanneer hij zijn hand met een ruk opheft schuift de sleutelring van zijn wijsvinger weer de grond op met een schelle plof. Opnieuw. Hij grijpt -met al zijn vingers nu- en heeft beet met ringvinger en pink. Wanneer hij de sleutelring van de grond opheft herhaalt zich op vijf centimeter hoogte het scenario. Zijn blik is vastberaden nu, alle aandacht gaat naar het metaal op de vloer voor hem. Hij haalt uit, grijpt, triomfeert. De sleutels worden op zijn uitgestrekte been gelegd. Even blijven ze daar, balancerend, tot ze er aan de andere kant weer afschuiven. Ze houden nog even zijn aandacht vast, maar hij lijkt zijn focus nu te verplaatsen naar een voorwerp dat verder ligt. Hij draait zijn hoofd om beter te kijken en toont zo de sporen die vingernagels achterlieten in zijn gezicht.
Hij wil opstaan. Zijn hand grijpt de rand van de zetel naast zich en traag brengt hij zijn gewicht naar zijn rechterbil. Hij grijpt ook met zijn tweede hand de zetel vast en trekt zich langzaam, voorzichtig, op tot op zijn knieën. Twijfelend, onstabiel plaatst hij zijn eerst voet plat op de grond, zijn tweede volgt, de zetel biedt nog steeds ondersteuning, maar hij draait zich om, zijn blik in de richting van het voorwerp dat verder op de grond ligt. Zijn handen laten los en hangen naast zijn lichaam, hij steunt met zijn bil tegen de zetel. Hij zet een voet in de juiste richting, stabiliseert en laat een tweede volgen. Zijn evenwicht lijkt gevonden, maar na een derde onzekere stap op de rand van zijn voet gaat het mis. Hij valt voorover maar kan zijn armen niet tijdig plaatsen waardoor zijn neus de grond raakt. Een schreeuw volgt en tranen van frustratie.
Hij zet zijn ellebogen. De tenen in de voet mét schoen vinden de grond en razendsnel drukt hij zich af. In geen tijd bereikt hij de gsm en drukt zich op tot op hij op zijn knieën zit. Hij slaat met een hand naar de gekleurde knoppen. Willekeurig, want de cijfers kan hij niet plaatsen. Er klinken mechanische tonen, dan is het weer stil. Een schaterlach. Hij grijpt opnieuw, maar zijn tere hand kan het toestel niet houden. Ook de telefoon valt hard op de stenen grond.
Vanop zijn knieën zet hij zijn handen voor zich en duwt zijn voeten en kuiten recht totdat hij als een vreemde brug op de vloer staat. Als een trage acrobaat laat hij zijn handen los en richt zijn lichaam op. Een stap, twee stappen, drie stappen. En hij laat zich vallen. Vooruit, in mijn armen. Weer die schaterlach. Wat doet hij dat goed. Mijn ventje wordt een jaar volgende week.