Ik kijk uit het raam van de trein, op weg naar Touzur. De verlaten straten brengen me weer naar huis. Ik zie lege kerken en denk aan mijn moeder. De grote ruimtes voeren me terug. Naar de tijd dat de mijn nog produceerde. Mijn vader er werkte.
Waar brengt deze trein mij naar toe? Mijn gedachten drijven naar mijn kindertijd, naar mijn oude gewoonten. Wanneer het leven nog niet zo snel verloopt. Ik wil terug naar toen.
Mijn verlangen naar vroeger groeit. Het omhelst me, warmt me. Ze verdrijft de eenzaamheid uit me. De trein ratelt verder in zijn eigen ritme. Mijn hart neemt de cadans over, het wil mee. Mee naar het huis van mijn ouders, mee… naar thuis.