De valse bakker

25 mrt 2024 · 5 keer gelezen · 1 keer geliket

Onze bakker is een echte bakker, laat daar geen twijfel over bestaan. Hij is vals in de betekenis van ‘gemeen’. Hij heeft weinig vrienden, of beter: geen. Met zijn familie heeft hij gebroken, feestjes kent hij niet, alleen hard werken 7 dagen op 7. Vrije tijd is tijdverlies, dat is zijn devies. Hij woont in een statig herenhuis middenin de stad, waarvan de luiken altijd gesloten zijn. ’s Avonds doet hij er de boekhouding aan de keukentafel, bij het licht van een enkel peertje. Ondertussen eet hij de onverkochte koffiekoeken van de dag op.

Hij heeft een marktkraam op wielen en daarmee doet hij verschillende markten aan. Hij verkoopt er dure zuurdesembroden, broodpudding en verschillende croissants. Zijn specialiteit is echter gelukskoekjes. Of beter: ongelukskoekjes. In sommige koekjes zitten boodschappen als ‘Licht aan het eind van de tunnel kan ook een aanstormende trein zijn’ of ‘Alles komt goed, maar misschien maak je het niet meer mee’. Geloof me, een dergelijke spreuk in een koekje kan een verder gezellige avond helemaal verpesten. En daar vindt onze bakker een geweldig genoegen in.

Voor de productie van zijn marchandise heeft hij een eigen bakkerij, ondergebracht in een stalen loods diep verborgen in een donker bos. Er werken tien kinderen die hij lokte met de belofte dat ze zoveel koekjes mochten eten als ze konden. Eenmaal binnen gooide hij de zware, gewapende deur achter hen dicht. Ze zaten voorgoed gevangen. De meesten werken er al drie jaar zonder het daglicht te zien.

Elke avond steekt de bakker de sleutel in het meerpuntsslot. De kinderen gaan dan netjes naast elkaar staan zonder een woord te zeggen, kijken strak voor zich uit en worden geïnspecteerd op netheid en hygiëne. De gemene bakker weegt vervolgens de productie van de dag. Die moet altijd meer zijn dan die van de dag ervoor. Zo niet, zwaait er wat. Straffen variëren van een dag geen eten voor de hele groep, werken in het donker of zonder verwarming…

Tot op een dag een van de ‘kinderen’ er genoeg van heeft. Het is geen kind maar een volwassene met dwerggroei en hij heeft de buik vol van deze slavenarbeid. Toevallig of niet heet hij William. “Luister,” spreekt hij de groep toe als de bakker weer vertrokken is. “We hoeven dit niet langer te pikken. Als de baas morgen komt, dan benaderen we hem met zijn allen van achteren, we werken hem op de grond en rollen hem in dit tapijt hier.” Hij wijst naar de smoezelige vuilloopmat die bij de deur ligt.

Zo gezegd, zo gedaan. De volgende dag omsingelen de kinderen de obese man, worstelen tot hij op de grond valt en rollen hem dan stevig in de mat. De bakker kan geen hand voor de ogen meer zien - wat best akelig is, want zo ziet hij niet wat op hem afkomt…

Hij krijgt een harde klap op zijn hoofd. Even ziet hij sterretjes, dan wordt het hem helemaal zwart voor de ogen. Wanneer hij weer bij bewustzijn komt, ligt hij op de vloer van de koelcel in de loods. Hij is helemaal naakt. Ogenblikkelijk begint hij te bibberen.

Intussen hebben de kinderen de deur van de loods opengemaakt en ze zijn allemaal haastig en uitgelaten vertrokken, juichend en joelend. Na jaren opsluiting kunnen ze eindelijk naar huis. Als bij wonder vinden ze allemaal hun ouders terug. Het weerzien is blij, er vloeien ook traantjes, maar dat zijn er van geluk.

Intussen zit de bakker zit nog steeds in de donkere cel en bonkt op de deur: “Help!” “Doe open!” “Jullie mogen gaan!” Maar er is niemand meer die hem hoort. Uitgeput zakt hij op de vloer en begint weer te bibberen. In de rekken zoekt hij op de tast naar iets dat hem warm kan houden. Hij vindt bladerdeeg, verpakt in karton. Eerst bedekt hij zich met vellen bladerdeeg, hij maakt er een dekentje van. Hij bibbert nog steeds. Vervolgens probeert hij het karton erop te leggen, wat niet lukt, het schuift steeds maar van hem af. Hij zoekt verder en vindt een emmer abrikozenconfituur. Daarmee zal het karton wel blijven plakken, denkt hij hardop. Het bladerdeeg strijkt hij in met de confituur en daarop legt hij het karton. Het werkt. Het karton blijft liggen, maar nu plakt hij zelf ook van kop tot teen. Kortom, het is daar een doffe ellende in de koelcel, in de loods, in het bos.

Eerst valt de elektriciteit uit in de loods. De koelcel warmt langzaam op. Dan komt een dakplaat los en waait weg, vervolgens een zijpaneel…

Niemand heeft de bakker nog gezien. Niemand mist hem ook, toch niet echt. Is hij ontsnapt, heeft een verdwaalde wandelaar hem gevonden, verblijft hij nu in Spanje of Argentinië of zit hij nog steeds in de cel? Niemand die het weet…

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

25 mrt 2024 · 5 keer gelezen · 1 keer geliket