Het moest kort, heel kort. Het was geen symbolische daad, ze had een praktische reden.
In de spiegel van de kapper zag ze dat het zou werken. Ze ging de straat op en keek om zich heen. Ze wou dat iemand op haar viel. Een vrouw. Meteen.
Bij de tramhalte werd ze aangesproken. Of deze tram naar de Groenplaats reed. Ze knikte en probeerde de andere kant op te kijken. Hij zag er best goed uit. Mooi in het pak, lichtbruine huid, golvend haar, grijzend bij de slapen.
Of ze mee kwam naar zijn hotelkamer. Het kwam er plompverloren en toch elegant uit. Ze zei nee en nog eens nee en nog eens nee.
Hij stapte af bij het Hilton en zij bleef zitten. Ze dacht aan haar krullen die bij de kapper lagen, bijeengeveegd in een hoekje. Ze voelde aan de achterkant van haar hoofd en ze vroeg zich af wat ze nog meer kon doen.